5.3De beoordeling
In de ontnemingsrapportage is het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde berekend aan de hand van een (eenvoudige) kasopstelling. Hierbij wordt enkel gekeken naar contante uitgaven en ontvangsten. Bankopnames worden aangemerkt als een contante ontvangst en bankstortingen als een contante uitgave. Door middel van deze abstracte berekeningsmethode kan worden nagegaan of de veroordeelde meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kunnen worden verantwoord. Is dit het geval, dan is er sprake van onbekende contante ontvangsten en wordt het verschil verondersteld wederrechtelijk verkregen voordeel te zijn.
Met de officieren van justitie (en anders dan de opsteller van de ontnemingsrapportage) is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het contante geld dat is aangetroffen in de woning van de ex-vrouw en de zoon van de veroordeelde, toebehoorde aan de veroordeelde. Dit geldbedrag ter grootte van € 4.450,00 moet daarom in de berekening buiten beschouwing blijven.
Ook het bedrag van in totaal € 1.120,00 in verband met contante uitgaven die zijn afgeleid uit in dezelfde woning aangetroffen facturen moet bij de berekening buiten beschouwing blijven. Van deze facturen kan niet worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk (contant) door de veroordeelde zijn voldaan.
Voor het overige kan de rechtbank zich verenigen met de berekening zoals opgenomen in de ontnemingsrapportage en door de officieren van justitie gevolgd.
Schematisch ziet deze berekening er als volgt uit:
(€)
(€)
Legale inkomsten
beginsaldo contant geld
€ 1.000,00
Contante ontvangsten uit legale inkomsten
€ 0
Bankopnamen +/+
€ 33.580,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
€ 34.580,00
uitgaven
Bankstortingen -/-
€ 115.815,00
Contante uitgaven (auto) -/-
€ 19.300,00
Totaal contante uitgaven
€ 135.115,00
Meer uitgaven dan legaal mogelijk
(= wederrechtelijk verkregen voordeel)
€ 100.535,00
Bespreking van de verweren
De raadsman heeft bij pleidooi en op de zitting van 6 december 2022 (na toezending per email op 4 december 2022) een omvangrijk pakket onvertaalde stukken overgelegd ter staving van de stelling van de veroordeelde dat hij contant geld verdiende met autohandel naar Afrika. Het betreft voornamelijk facturen voor het verschepen van auto's (maar overigens ook van kleding, witgoed en andere goederen) naar Afrika. De data van de facturen vallen voor een deel buiten de onderzoeksperiode.
Op basis van deze stukken is weliswaar aannemelijk dat de veroordeelde zich in de voor de vordering relevante periode (1 december 2015 tot en met 28 mei 2018) heeft bezig gehouden met de handel in auto’s, maar uit die stukken valt op geen enkele wijze af te leiden of, en zo ja tot welk bedrag de veroordeelde in die periode contante inkomsten heeft genoten. Om die reden zijn de overgelegde stukken niet relevant voor de beoordeling van de vordering. De rechtbank laat de stukken daarom buiten beschouwing.
De rechtbank is verder van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde een lager (contant) bedrag heeft betaald voor de Mercedes A200 dan op de factuur staat vermeld. De enkele verklaring van de veroordeelde is onvoldoende om anders te oordelen.
6. De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de op te leggen betalingsverplichting.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van
€ 100.535,00.
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal dan ook een betalingsverplichting van
€ 100.535,00aan de veroordeelde opleggen.