5.3De beoordeling
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering uit van de berekening zoals weergegeven in de ontnemingsrapportage.
In de ontnemingsrapportage is het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde berekend aan de hand van een (eenvoudige) kasopstelling. Hierbij wordt enkel gekeken naar contante uitgaven en ontvangsten. Bankopnames worden aangemerkt als een contante ontvangst en bankstortingen als een contante uitgave. Door middel van deze abstracte berekeningsmethode kan worden nagegaan of de veroordeelde meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kunnen worden verantwoord. Is dit het geval, dan is er sprake van onbekende contante ontvangsten en wordt het verschil verondersteld wederrechtelijk verkregen voordeel te zijn.
De berekening volgens de ontnemingsrapportage is als volgt:
Beginsaldo contant geld
€ 100,00
Legale ontvangsten +/+
contante ontvangsten vanuit legaal inkomen
€ 0,00
contante ontvangsten vanuit bankrekeningen
€ 4.330,00
Subtotaal
€ 4.330,00
Eindsaldo contant geld -/-
€ 22.250,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
€ -17.820,00
Feitelijke contante uitgaven
contante stortingen op bankrekeningen
€11.940,00
Contante uitgaven
(ziekenhuis)
€ 3.912,62
Subtotaal
€ 15.852,62
Verschil(indien negatief = WVV)
€ 33.672,62
Anders dan de officieren van justitie (en met de opsteller van de ontnemingsrapportage) is de rechtbank van oordeel dat het als ‘openstaand bedrag’ aangeduide bedrag van € 1.655,67 niet in de berekening kan worden meegenomen. Niet valt in te zien hoe een nog niet gerealiseerde uitgave voordeel kan hebben opgeleverd.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van de veroordeelde voor de aanwezigheid van € 22.500,00 aan contanten in haar woning. De rechtbank acht die verklaring volstrekt onaannemelijk, reeds nu in het opsporingsonderzoek, afgezien de verklaring van de veroordeelde, geen enkel aanknopingspunt is gevonden voor het bestaan van deze vriendin.
Nu de veroordeelde geen andere, aannemelijke en onderbouwde verklaring heeft gegeven voor het negatief kasverschil, is de rechtbank van oordeel dat dit slechts kan zijn veroorzaakt door een criminele bron of bronnen van inkomsten. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2016 tot 16 juli 2018 een bedrag van € 33.672,62 meer heeft uitgegeven dan uit legale bron kan worden verantwoord.
6. De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de op te leggen betalingsverplichting
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van
€ 33.672,62.
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal dan ook een betalingsverplichting van
€ 33.672,62aan de veroordeelde opleggen.