ECLI:NL:RBNHO:2022:11670

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
C/15/302284 / FA RK 20-2187
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgangsregeling voor minderjarige met ouders na overeenstemming

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022, hebben de ouders van een minderjarige, geboren in 2018, overeenstemming bereikt over een tijdelijke omgangsregeling. De ouders hebben ter zitting aangegeven dat hun kind soms verdrietig is bij de overdracht, maar dat zij dit samen oplossen door er voor hem te zijn. De rechtbank heeft in haar eindbeschikking vertrouwen uitgesproken dat de ouders in staat zijn om de omgang verder uit te breiden wanneer hun kind daar klaar voor is.

De procedure is gestart na eerdere beschikkingen waarin tijdelijke omgangsregelingen zijn vastgesteld. De ouders volgen een traject Ouderbegeleiding en hebben een regeling voorgesteld waarbij de minderjarige om het weekend bij de vader verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang met kleine stapjes uit te breiden, wat in het belang van de minderjarige wordt geacht.

De rechtbank heeft de omgangsregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige tot 25 december 2022 om het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader verblijft. Vanaf 6 januari 2023 zal de regeling worden uitgebreid naar om het weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur, met de overdracht bij de RAI Amsterdam. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/302284 / FA RK 20-2187
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 21 december 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N.C. Milani, kantoorhoudende te Almere,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.C. Tijsterman, kantoorhoudende te Hoofddorp,
--betreffende--
[de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikkingen van deze rechtbank van 24 februari 2021 en 25 oktober 2021 en de daarin vermelde stukken;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 21 april 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 22 april 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 13 juli 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 14 juli 2022;
- de e-mail van De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: DJGB) van 21 november 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 november 2022 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. N.C. Milani en de moeder door mr. M.C. Tijsterman.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig mw. [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
In de beschikking van 24 februari 2021 is een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld die (samengevat) inhoudt dat [de minderjarige] wekelijks (op dinsdag) omgang met de vader heeft; aanvankelijk van 14:00 uur tot 16:00 uur, waarna de duur van de omgang gefaseerd wordt uitgebreid. De omgang vindt in ieder geval de eerste vier keer onder begeleiding van Spirit/Levvel plaats en vervolgens zolang Spirit/Levvel dit nodig vindt. De overdracht vindt altijd plaats bij Spirit/Levvel, ongeacht of de omgang begeleid of onbegeleid plaatsvindt. Voorts is de Raad verzocht om ten aanzien van de omgangsregeling en het gezag een onderzoek te verrichten en de rechtbank ter zake te adviseren. De beslissing over de definitieve zorgregeling en het gezag is in afwachting van de resultaten van dit onderzoek aangehouden.
2.2.
In de beschikking van 25 oktober 2021 is voornoemde tijdelijke omgangsregeling gehandhaafd met dien verstande dat de begeleiding van de omgang mogelijk in handen van een andere professionele organisatie komt. In laatstgenoemde beschikking is overwogen dat partijen opnieuw beginnen met een wekelijkse omgang van 14:00 tot 16:00 uur. De opbouw kan mogelijk versneld doorlopen worden onder regie van de GI.
De beslissing over de definitieve omgangsregeling is pro forma aangehouden tot 25 april 2022 in afwachting van berichten van partijen over het verloop van de hulpverlening, de (opbouw van de) omgangsregeling en de door hen gewenste voortzetting van de procedure.
Het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag is afgewezen.
2.3.
Bij beschikking van 17 juni 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van DJGB tot 17 juni 2022, welke ondertoezichtstelling bij beschikking van 24 mei 2022 is verlengd tot 17 december 2022.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Uit de e-mail van DJGB volgt dat de ouders een traject Ouderbegeleiding bij Praktijk Irene Heim volgen. DJGB heeft een tijdelijke omgangsregeling bepaald waarbij [de minderjarige] om het weekend van zaterdag tot zondag bij de vader logeert. DJGB ziet geen reden om de omgang niet uit te breiden en stelt een regeling voor waarbij [de minderjarige] om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft.
3.2.
De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] nu op zaterdag om 10.00 uur door de vader wordt opgehaald en zondag om 16.00 uur door de vader wordt teruggebracht. De overdracht gaat goed en [de minderjarige] heeft er baat bij dat hij beide ouders ziet. [de minderjarige] is soms verdrietig bij de overdracht maar dat lossen de ouders op door er samen voor hem te zijn. De ouders hebben overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, te weten dat [de minderjarige] na het schema van DJGB zes maanden lang om de week bij de vader verblijft van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de overdracht plaats vindt bij de RAI Amsterdam. Daarna kan de omgang naar verwachting worden uitgebreid. Het is uiteindelijk de bedoeling dat [de minderjarige] van vrijdag na school tot maandag naar school en een deel van de schoolvakanties bij de vader verblijft, waarbij leidend is wat [de minderjarige] aankan.
3.3.
De Raad acht het in het belang van [de minderjarige] dat de omgang met kleine stapjes wordt uitgebreid. Het is goed voor [de minderjarige] dat de ouders hem nu emotionele toestemming kunnen geven om naar de andere ouder te gaan. Tot slot is het belangrijk dat er duidelijkheid komt voor [de minderjarige] .
3.4.
De rechtbank zal beslissen op de wijze als door partijen aangegeven, met de verwachting dat het de ouders zelf lukt om de omgang verder uit te breiden als [de minderjarige] daar klaar voor is.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt de omgangsregeling als volgt vast:
de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
verblijft bij de vader;
- tot 25 december 2022:
volgens het schema van DJGB om het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16:00 uur;
- met ingang van 6 januari 2023 en in ieder geval voor de duur van zes maanden:
om het weekend (in de weken met een oneven weeknummer) van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur waarbij de overdracht plaats vindt bij de RAI Amsterdam;
- en vanaf 7 juli 2023 in onderling overleg uit te breiden;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.