ECLI:NL:RBNHO:2022:11660
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van de verdenking van medeplegen van de invoer van harddrugs via Schiphol
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van harddrugs, specifiek heroïne en cocaïne, via de luchthaven Schiphol. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De zaak is voortgekomen uit het onderzoek Ryeford, dat op 17 juli 2017 is gestart, en het vervolgonderzoek Monston. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd door het Cargo-Harc-team Schiphol, dat samenwerkt met de Koninklijke Marechaussee, FIOD en Douane. Tijdens het onderzoek zijn telefoongesprekken afgeluisterd en zijn observaties uitgevoerd, wat leidde tot de verdenking dat de verdachte betrokken was bij de invoer van verdovende middelen via de zogenaamde 'airbag-methode'. Deze methode houdt in dat verdovende middelen per vliegtuig vanuit het buitenland worden verzonden in bagage, die vervolgens door Schipholmedewerkers uit het beveiligde gebied van de luchthaven worden gehaald.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde feit moest worden vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De gesprekken die de verdachte zou hebben gevoerd, waren niet voldoende om zijn betrokkenheid bij de invoer van harddrugs te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte moest worden vrijgesproken van de beschuldigingen.