ECLI:NL:RBNHO:2022:11658

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
15/870167-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdenking van medeplegen van de invoer van harddrugs via Schiphol

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van harddrugs, specifiek 19.434 gram heroïne en 10.086 gram cocaïne, via de luchthaven Schiphol. De zaak, die onderdeel uitmaakte van het onderzoek Ryeford-Monston, werd behandeld in een meervoudige kamer van de rechtbank. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadslieden, mr. E.G.S. Roethof en mr. W.H. Boorsma, terwijl de officieren van justitie, mr. K. Sanders en mr. G. Visser, de vordering tot bewezenverklaring van de tenlastelegging indienen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zittingen zijn er verschillende getuigen gehoord en zijn er tapgesprekken afgeluisterd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er geen voldoende concreet verband was tussen de in beslag genomen bagage en de verdachte, en dat de tapgesprekken te algemeen waren om als bewijs te dienen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de drugs.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij betrokken was bij de invoer van de verdovende middelen. De uitspraak werd gedaan door een samengestelde rechtbank, bestaande uit drie rechters, en vond plaats in tegenwoordigheid van de griffiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870167-19
Uitspraakdatum: 20 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 september 2022, 15 september 2022, 28 september 2022, 10 oktober 2022 en 6 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum/-plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. K. Sanders en mr. G. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadslieden, mr. E.G.S. Roethof en mr. W.H. Boorsma, beiden advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
(C12)
Primair
Het op of omstreeks 26 juli 2018 medeplegen van de invoer van 19.434 gram heroïne en/of 10.086 gram cocaïne.
Subsidiair
Het in of omstreeks de periode van 12 juli 2018 tot en met 28 juli 2018 medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer van heroïne en/of cocaïne.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 17 juli 2017 is naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) het onderzoek Ryeford gestart, waaruit op 29 maart 2018 het onderzoek Monston is voortgevloeid. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd door het Cargo-Harc-team Schiphol, een samenwerkingsverband van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMAR), FIOD en Douane. De bevindingen uit de onderzoeken Ryeford en Monston zijn samengevoegd tot één dossier in verband met de gedeeltelijke overlap tussen de bevindingen in beide onderzoeken.
Gedurende de onderzoeksperiode is communicatie opgenomen en beluisterd en zijn onder meer observaties uitgevoerd, getuigen gehoord en camerabeelden bekeken. Hierbij is de verdenking naar voren gekomen dat via de zogenoemde ‘airbag-methode’ cocaïne en heroïne werd ingevoerd in Nederland en dat hierbij verschillende personen die werkzaam waren op de luchthaven Schiphol betrokken waren.
De ‘airbag-methode’ kent verschillende werkwijzen, die met elkaar gemeen hebben dat verdovende middelen per vliegtuig vanuit het buitenland worden verzonden in bagage, welke bagage na aankomst op de luchthaven Schiphol dient te worden veiliggesteld door een Schipholmedewerker. Dit kan direct na aankomst van het vliegtuig op het platform gebeuren, of bij de afhandeling van de aangekomen bagage in de bagagekelder. De Schipholmedewerker zorgt er vervolgens voor, al dan niet met behulp van anderen, dat de bagage met verdovende middelen van het beveiligd gebied van de luchthaven (hierna ook wel “airside” genoemd) wordt gebracht en verder wordt vervoerd naar “landside”, het gedeelte van de luchthaven dat niet onder dat beveiligde gebied valt. Voor de invoer van verdovende middelen middels de ‘airbag-methode’ is afstemming nodig tussen de personen die het transport in het land van herkomst organiseren en de Schipholmedewerkers (en anderen) die de bagage met verdovende middelen op de luchthaven Schiphol moeten veiligstellen en/of verder vervoeren en/of afleveren. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat deze afstemming doorgaans verloopt via diverse contact- en tussenpersonen.
Naast de onderzoeken Ryeford en Monston is op 18 september 2018 separaat het onderzoek Yimbun gestart. Ook dat onderzoek is uitgevoerd door het Cargo-Harc-team Schiphol en heeft betrekking op de verdenking van invoer van verdovende middelen in Nederland via de luchthaven Schiphol, waarbij verschillende Schipholmedewerkers zouden zijn betrokken. Nadat gebleken was dat enkele verdachten in het onderzoek Yimbun ook voorkwamen in het onderzoek Monston, zijn onderzoeksbevindingen uit Yimbun opgenomen in het samengevoegde dossier van de onderzoeken Ryeford en Monston.
De onderzoeken Ryeford, Monston en Yimbun hebben geleid tot strafzaken tegen twintig verdachten, die vanaf 16 juli 2018 zijn aangehouden. In wisselende samenstellingen worden zij ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij de invoer van verdovende middelen, dan wel de voorbereiding daarvan, op diverse data. Elk incident is afzonderlijk behandeld in een zaaksdossier genummerd tussen C1 en C16. In het vonnis zal deze nummering worden gevolgd.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal van het aan hem ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Het onderzoeksteam heeft telefoongesprekken afgeluisterd op 25 juli 2018 en in de nacht van 25 op 26 juli 2018, waarvan wordt vermoedt dat deze zijn gevoerd door de verdachte (hierna: [verdachte] ), medeverdachten [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en voormalige medeverdachte [naam 4] (hierna: [naam 4] ). Op basis hiervan is bij het onderzoeksteam het vermoeden ontstaan dat deze personen betrokken waren bij een geplande invoer van verdovende middelen in bagage op een vlucht vanuit Lagos (Nigeria) die op 26 juli 2018 omstreeks 05:30 uur op Schiphol zou aankomen. Uit onderzoek bleek dat die ochtend rond dat tijdstip vlucht KL588 vanuit Lagos op Schiphol zou aankomen. Tijdens controle van de bagage omstreeks 5:30 uur, direct na aankomst van die vlucht, werd een reistas van het merk Summit in beslag genomen waarin zich ruim 10 kilogram cocaïne en ruim 19 kilogram heroïne bevond.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat [verdachte] als (mede)pleger de inbeslaggenomen cocaïne en heroïne heeft ingevoerd, zoals primair aan hem ten laste is gelegd.
Allereerst ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een voldoende concreet verband tussen de in beslag genomen tas en de tapgesprekken die vermoedelijk [verdachte] en andere medeverdachten voorafgaand aan die inbeslagname hebben gevoerd. De gebruikte bewoordingen in deze tapgesprekken zijn vrij algemeen van aard waardoor deze zonder nader ondersteunend bewijs, dat voor [verdachte] ontbreekt, niet met voldoende zekerheid zijn te duiden. Aan gevoerde tapgesprekken na de inbeslagname van de tas zou [verdachte] niet hebben deelgenomen. Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden op basis waarvan gerechtvaardigd de conclusie kan worden getrokken dat hij heeft deelgenomen aan de invoer van specifiek deze tas.
Hierdoor blijft in de zaak van [verdachte] de niet slechts denkbeeldige mogelijkheid bestaan dat de gevoerde gesprekken over de aanstaande invoer op iets anders zagen dan op de (verlengde) invoer van juist deze tas.
Echter, ook als de rechtbank wel zou hebben aangenomen dat de gevoerde gesprekken betrekking hadden op die tas, dan geldt dat noch uit de tapgesprekken noch anderszins de conclusie kan worden getrokken dat [verdachte] wist dat deze gesprekken betrekking hadden op de invoer van heroïne en/of cocaïne. De tapgesprekken kunnen alleen worden geduid als met betrekking tot cocaïne en/of heroïne te zijn gevoerd indien de inhoud en het onderling verband daarvan en het verband met andere bewijsmiddelen daarvoor voldoende basis bieden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Aldus ontbreekt het bewijs dat [verdachte] opzet had op de (verlengde) invoer van deze verdovende middelen.
Tot diezelfde conclusie komt de rechtbank ten aanzien van de subsidiair aan [verdachte] ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de invoer van heroïne en/of cocaïne in de periode van 12 juli 2018 tot en met 28 juli 2018. Ook uit de inhoud van de tapgesprekken tussen vermoedelijk [verdachte] en zijn medeverdachten in deze (ruimere) periode kan zonder relevante bijkomende feiten en/of omstandigheden, die in zijn geval ontbreken, naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat [verdachte] als (mede)pleger opzet had op het voorbereiden en/of bevorderen van de (verlengde) invoer van heroïne en/of cocaïne.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu en mr. M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers A. Helder en mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2022.