ECLI:NL:RBNHO:2022:11647

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5597
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een ambtenaar na langdurige ziekte en de toepassing van de Ambtenarenwet 2017

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Financiën en een ambtenaar die eervol ontslag had gekregen na een langdurige ziekteperiode. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Bakker, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, die haar per 1 oktober 2019 ontsloeg wegens ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid door ziekte. Dit besluit was gebaseerd op artikel 98 van het Algemeen rijksambtenarenreglement (ARAR), dat stelt dat een ambtenaar ontslagen kan worden na een ononderbroken periode van ziekte van twee jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 27 december 2016 volledig arbeidsongeschikt was en dat er geen bewijs was dat zij in die periode haar werkzaamheden had kunnen hervatten. Eiseres voerde aan dat er meerdere onderbrekingen waren in haar ziekteperiode, maar de rechtbank oordeelde dat de rapportages van de bedrijfsarts en de beslissing van het UWV bevestigden dat zij gedurende de relevante periode niet in staat was om haar functie uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris bevoegd was om het ontslag te verlenen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de redelijkheid van dit besluit.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr.drs. J.H.A.C. Everaerts en de leden mr. M.P.E. Oomens en mr.dr. J.C. de Wit, in aanwezigheid van griffier mr. J.H. Bosveld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/5597

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S. Bakker),
en

de Staatssecretaris van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J.M. Oenema).

Procesverloop

In het besluit van 12 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder eiseres per 1 oktober 2019 eervol ontslag verleend vanwege ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte.
In het besluit van 10 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Oud recht van toepassing
1. Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
Wat vooraf ging
2. Eiseres was sinds 1993 werkzaam bij verweerder in de functie van [functie] , voor 23,45 uur per week. Op 4 oktober 2011 is zij wegens ziekte uitgevallen van haar werk. Per 17 november 2013 heeft het Uwv een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan eiseres toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
3. Verweerder heeft eiseres met ingang van 2 maart 2015 eervol ontslag verleend voor 8,4 uur per week en heeft eiseres met ingang van 1 maart 2015 aangesteld als [functie 1] op E-niveau voor 15 uren per week.
4. Eiseres is op 27 december 2016 wegens ziekte van deze werkzaamheden uitgevallen.
Standpunt verweerder
5. Verweerder heeft het ontslag van eiseres gebaseerd op artikel 98 van het Algemeen rijksambtenarenreglement (ARAR). Daarin is – voor zover in deze zaak van belang – neergelegd dat een ambtenaar ontslagen kan worden op grond van ongeschiktheid wegens ziekte, als sprake is van een ononderbroken periode van ziekte van twee jaar.
6. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres na 27 december 2016 nimmer arbeidsgeschikt is geweest. Verweerder baseert zich daarbij op de rapportages van de bedrijfsarts en de beslissing van het Uwv van 3 juni 2019 eiseres met ingang van 7 januari 2019 een IVA-uitkering toe te kennen, met de daarbij behorende arbeidsdeskundige rapportage.
Standpunt eiseres
7. Eiseres voert aan dat verweerder niet bevoegd was haar te ontslaan wegens ziekte, omdat er nog geen sprake was van een ononderbroken periode van twee jaar ziekte. Volgens eiseres is die periode meerdere keren gedurende meer dan vier weken onderbroken. Zij wijst daarbij op de in bezwaar overgelegde rapportages van de bedrijfsarts en de omstandigheid dat zij gedurende de betreffende periodes haar volledige salaris heeft ontvangen. Eiseres vindt het niet geloofwaardig dat verweerder dat uit coulance heeft gedaan; verweerder was daartoe gehouden omdat de bedrijfsarts eiseres hersteld had verklaard. Eiseres verzoekt om verweerder te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding.
Beoordeling rechtbank
8. Tussen partijen is enkel in geschil het antwoord op de vraag of eiseres vanaf 27 december 2016 twee jaren onafgebroken wegens ziekte niet in staat was haar eigen werkzaamheden te verrichten. Het gaat meer in het bijzonder om de vraag of eiseres na 27 december 2016 een of meer perioden van meer dan vier weken volledig haar eigen werk heeft verricht.
9. Eiseres heeft zich per 27 december 2016 ziek gemeld. In 2017 heeft de bedrijfsarts op verschillende momenten gerapporteerd dat eiseres nog arbeidsongeschikt was. In dat jaar is een arbeidsdeskundig onderzoek geïnitieerd, waaruit naar voren kwam dat de bedrijfsarts en eiseres van mening verschilden over de belastbaarheid van eiseres. In verband daarmee is eiseres door Psyon onderzocht. De bedrijfsarts vermeldt daarover in zijn rapportage van 19 maart 2018 dat uit dat onderzoek is gebleken dat er geen medische grond is om de arbeidsongeschiktheidssituatie te handhaven. De re-integratie van eiseres start op 12 juni 2018 op het kantoor in [plaats] , omdat eiseres vanwege een verstoorde arbeidsverhouding met haar leidinggevende niet kon re-integreren op [locatie 1] .
10. Uit het verslag van het personeelsgesprek van 30 augustus 2018 komt naar voren dat het eiseres niet lukt om twee dagen per week op kantoor in [plaats] te zijn, omdat dat te veel energie kost. Uit het verslag blijkt ook dat eiseres de gemiddelde productie (bij 15 uur 1 [omschrijving werkzaamheden] per week afhandelen) bij lange na niet haalt. Uit dit verslag is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet af te leiden dat eiseres in aanloop naar voormeld gesprek haar eigen functie in volle omvang heeft verricht.
Eiseres valt op 24 september 2018 weer helemaal uit. De bedrijfsarts adviseert op 19 november 2018 per 2 december 2018 te starten met gefaseerde opbouw, die per 14 januari 2019 zou moeten leiden tot volledig herstel voor de eigen functie. Op 7 maart 2019 rapporteert de bedrijfsarts dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is t/m 10 maart 2019 en wordt opnieuw geadviseerd met ingang van 11 maart 2019 gefaseerd op te bouwen. Op 11 april 2019 geeft de bedrijfsarts aan dat er marginale arbeidsmogelijkheden zijn. Nog afgezien van het feit dat de periode van twee jaren eindigt op 27 december 2018, valt op basis van deze rapportages niet af te leiden dat eiseres in de periode daarna door de bedrijfsarts hersteld is verklaard. De bedrijfsarts heeft geadviseerd om gefaseerd op te bouwen totdat volledig herstel voor de functie zou worden bereikt, maar niet gebleken is dat dit in de praktijk ook is gelukt.
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest voor haar functie. Dat verweerder om hem moverende redenen eiseres haar volle salaris heeft doorbetaald, maakt dat niet anders.
12. Verweerder was dan ook bevoegd eiseres wegens ziekte te ontslaan. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik van zijn bevoegdheid heeft kunnen maken.
13. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om schadevergoeding af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzitter, en mr. M.P.E. Oomens en mr.dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.