Op 2 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, de voorlopig verleende surseance van betaling van Bloembollenbedrijf [verzoekster] B.V. ingetrokken. De surseance was op 19 augustus 2022 voorlopig verleend, maar de rechtbank oordeelde dat de toestand van de boedel zodanig was dat handhaving van de surseance niet langer wenselijk of nodig was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de omstandigheden dat er een onvoorwaardelijk bod was uitgebracht op de percelen van de onderneming voor een bedrag van € 2.490.000,- en dat de Rabobank bereid was om de aflossing van de vordering van de Holding van [betrokkene 2] te financieren met de middelen die vrijkwamen uit de verkoop van deze percelen. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de vordering van de Holding van [betrokkene 2] binnen afzienbare termijn integraal zou worden voldaan, wat leidde tot de conclusie dat de surseance moest worden ingetrokken.
De rechtbank nam ook in overweging dat de intrekking van de surseance niet zou leiden tot benadeling van de schuldeisers, aangezien de Holding van [betrokkene 1] en de Rabobank zich niet tegen de intrekking verzetten. De rechtbank concludeerde dat de afkoelingsperiode geen beletsel vormde voor de onderhandse executoriale verkoop van de percelen, omdat deze periode met de intrekking van de surseance onmiddellijk eindigde. De rechtbank besloot dat de recentelijke brand en de mogelijke claims die hieruit voortvloeiden geen invloed hadden op de beslissing, aangezien er geen concrete aanwijzingen waren dat de verzekering geen dekking zou bieden voor de schade.
De beschikking werd gegeven door mr. M.P. Valk, in aanwezigheid van de griffier, en de rechtbank zal bij afzonderlijke beschikking het salaris van de bewindvoerder bepalen.