Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[appellant 1],
1.De procedure
- [appellant 1] en [appellant 2], bijgestaan door mr. Van Beers voornoemd;
- Mr. B.J. Mekkelholt, bewindvoerder.
Rechtbank Noord-Holland
Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een hoger beroep ex artikel 315 Faillissementswet (Fw) betreffende de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp) van appellanten, [appellant 1] c.s. De zaak betreft een verzoek van appellanten om een boedelachterstand van € 4.000,- te mogen aflossen met een bedrag dat hun zoon aan hen had terugbetaald. De rechter-commissaris had dit verzoek eerder afgewezen, met de redenering dat de vordering op de zoon tot terugbetaling in de boedel valt en dus niet ter vrije beschikking van appellanten staat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat appellanten tijdens de Wsnp kosten voor de opleiding van hun zoon hebben voorgeschoten, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand aan de boedel. De zoon heeft een bedrag van € 4.000,- terugbetaald aan appellanten, die dit bedrag op de boedelrekening hebben gestort. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de nauwe relatie tussen de vordering op de zoon en de boedelachterstand, maken dat de boedel niet benadeeld is door de storting van het bedrag.
De rechtbank concludeert dat het belang van appellanten bij een positieve afwikkeling van de Wsnp zwaarder weegt dan het belang van de boedel bij extra inkomsten. Daarom wordt de beschikking van de rechter-commissaris vernietigd en wordt bepaald dat de storting van € 4.000,- op de boedelrekening zowel de vordering op de zoon als de boedelachterstand dekt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. W.S.J. Thijs in aanwezigheid van de griffier.