ECLI:NL:RBNHO:2022:11545

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
15/003408-22 en 15/338775-21 (gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten en vernieling in een GGZ-instelling en woning van ex-partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijk brand stichten in een GGZ-instelling en van vernieling van de voordeur van haar ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 januari 2022 brand heeft gesticht in een linnenkast op een gesloten afdeling van GGZ Noord-Holland Noord, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere patiënten en personeel te duchten was. Daarnaast heeft de verdachte op 19 december 2021 opzettelijk meerdere raampjes van de voordeur van haar ex-partner vernield. Tijdens de rechtszitting is de verdachte bijgestaan door haar raadsman, mr. W.B. Lisi, en de officier van justitie, mr. L.E. Stroink, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, omdat zij op het moment van de feiten lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een manisch toestandsbeeld, waardoor zij niet in staat was om haar gedrag te beheersen. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen overgenomen en heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in de begeleiding van de verdachte na de feiten. De uitspraak is gedaan in het belang van de verdachte, die inmiddels in een nazorgtraject is opgenomen en zich aan de afspraken houdt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/003408-22 en 15/338775-21 (gev.) (P)
Uitspraakdatum: 20 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd op de openbaar gehouden zitting van 15 april 2022. De in die beide zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. Stroink en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. (15/003408-22)
zij op of omstreeks 4 januari 2022 te Schagen opzettelijk brand heeft gesticht in een linnenkast op een gesloten afdeling van GGZ Noord-Holland Noord door het bijbrengen en/of achterlaten van vuur in of nabij een stapel linnengoed in een linnenkast, waarbij gebruik is gemaakt van krantenpapier ten gevolge waarvan het linnengoed en/of een linnenkast geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in de linnenkast aanwezig goederen en/of op voornoemde afdeling aanwezige goederen/compartimenten, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor medepatienten/bewoners van de afdeling van GGZ en/of personeel van de GGZ, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
2. (15/338775-21)
zij op of omstreeks 19 december 2021 te Wervershoof, gemeente Medemblik opzettelijk en wederrechtelijk meerdere raampjes van een voordeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewijsmotivering
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het scenario dat een ander dan de verdachte de brand heeft gesticht geenszins onaannemelijk is. Niemand heeft de verdachte bij de linnenkast gezien op het moment van de brand. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs moet vrijspraak volgen, aldus de verdediging.
Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte verbleef op 4 januari 2022 bij de GGZ instelling Geestercogge te Schagen. Dit betreft een gesloten instelling. De verdachte verbleef in kamer 14 en kon vrij over de afdeling rondlopen. Volgens twee medewerkers van de instelling, te weten aangever [getuige 1] en getuige [getuige 2], is de verdachte de betreffende nacht de gehele nacht onrustig en wakker. Dit volgt ook uit de opgestelde ‘dagrapportage’ over de verdachte.
Omstreeks 2:22 uur gaat het brandalarm voor de eerste keer af, omdat de verdachte – zo heeft zij toegegeven – met opzet rook in het brandalarm heeft geblazen. Eerder die nacht heeft de verdachte aan [getuige 1] – zo heeft zij ook erkend – gevraagd hoe het brandalarm precies werkte.
Verder heeft de verdachte verklaard dat zij op enig moment in de linnenkast is geweest, om daar theedoeken te pakken om haar kamer gezellig te maken.
Als [getuige 1] en [getuige 2] tussen 4.30 uur en 5.00 uur aan het werk zijn bij een cliënt in de kamer tegenover die van de verdachte, vraagt de verdachte opnieuw de aandacht en geeft te kennen te willen roken. [getuige 1] en [getuige 2] hebben dan geen tijd voor haar.
Omstreeks 5:15 uur gaat opnieuw het brandalarm af. [getuige 2] heeft verklaard dat zij direct een ronde is gaan lopen om te kijken of en waar er brand was. Zij ziet op dat moment de verdachte vanaf de gang haar kamer inlopen en ziet dat het licht in de kamer van de verdachte aanstaat. Als [getuige 2] de deur van de linnenkamer opent, ziet zij rook en vuur. [getuige 1] en [getuige 2] hebben samen het vuur geblust.
Uit forensisch onderzoek volgt dat de brand is ontstaan door het opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur waarbij gebruik werd gemaakt van krantenpapier. Dat er voor het ontsteken van de brand gebruik is gemaakt van een sigarettenaansteker wordt zeer waarschijnlijk geacht. Verder wordt geconcludeerd dat er als gevolg van de brand gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was.
Bij de aanhouding van de verdachte zijn onder haar twee wegwerpaanstekers aangetroffen.
De verdachte heeft van meet af aan ontkend dat zij degene is geweest die de brand in de linnenkamer heeft aangestoken. Op 19 januari 2022 heeft zij tegenover de raadkamer van de rechtbank verklaard dat zij ook helemaal geen aansteker meer had, omdat zij die had wegegeven aan medebewoners. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het een hele gezellige (film)avond was en zij die avond rond 24.00 uur is gaan slapen na het innemen van haar medicatie. Daarnaar gevraagd hoe het dan kan dat zij eerder heeft toegegeven dat zij het brandalarm heeft af laten gaan, heeft de verdachte verklaard dat zij rond een uur of drie nog wakker is geweest, omdat zij een medebewoner hoorde hoesten, maar dat zij daarna weer is gaan slapen. Volgens de verdachte werd zij vervolgens wakker toen de afdeling werd ontruimd vanwege de brand. Deze verklaringen acht de rechtbank ongeloofwaardig en aantoonbaar in strijd met de waarheid, nu vaststaat dat de verdachte rond 2.22 uur wakker was en voor de eerste keer het brandalarm heeft laten afgaan, terwijl onder haar bij de aanhouding twee wegwerpaanstekers zijn aangetroffen. Bovendien strookt haar verklaring over het verloop van de nacht in het geheel niet met de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] die beiden hebben verklaard dat de verdachte de hele nacht onrustig was, boos was omdat zij tegen haar zin in de kliniek moest blijven en voortdurend om aandacht vroeg en wakker was. Daarnaast heeft [getuige 2] gezien dat de verdachte, kort nadat het brandalarm voor de tweede keer was afgegaan, vanaf de gang haar kamer binnenliep terwijl het licht aan was op haar kamer en zij dus niet sliep. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om de verklaringen van de dienstdoende medewerkers [getuige 1] en [getuige 2] voor onjuist te houden.
In het licht van hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het de verdachte is geweest die de brand in de linnenkamer heeft aangestoken met krantenpapier. Voor het scenario van de verdediging dat een ander dan de verdachte de brand zou hebben aangestoken, zijn in het dossier geen aanknopingspunten en de rechtbank acht dit gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen niet aannemelijk. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de linnenkast waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was.
Ten aanzien van feit 2:
Uit de aangifte van [benadeelde] volgt dat zijn ex-partner, zijnde de verdachte, op 19 december 2021 bij zijn woning kwam, omdat zij nog spullen bij aangever thuis had staan en zij die terug wilde hebben. Aangever liet weten dat hij het met haar moeder zou regelen en dat zij de woning niet in zou komen. Hierop zei de verdachte, volgens de aangever, dat zij dan het raam zou intrappen. Vervolgens heeft zij met haar klomp één van de onderste raampjes van de voordeur ingetrapt waarbij haar klomp door het raampje in de hal terechtkwam. Daarna heeft de verdachte volgens de aangever nog twee raampjes van de voordeur met een losstaand stuk hek ingeslagen. De verdachte heeft verklaard dat zij inderdaad bij de woning van aangever is geweest, maar dat zij de voordeur tegenhield met haar klomp en haar klomp vervolgens door het onderste raampje is gegaan toen aangever de voordeur dichtgooide. Zij zegt niet te weten hoe de bovenste twee raampjes van de voordeur kapot zijn gegaan.
De rechtbank volgt de lezing van aangever, nu zijn verklaring strookt met hetgeen blijkt uit de bewijsmiddelen, waaronder de door de verbalisanten gemaakte foto’s in het dossier. Dat de verdachte de voordeur tegenhield met haar klomp en deze vervolgens door de ruit van de voordeur is gegaan toen aangever de voordeur dichtgooide, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de hoogte van het raampje in de voordeur en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Daarnaast heeft de verdachte geen alternatieve aannemelijke verklaring afgelegd over de bovenste twee vernielde ruiten van de voordeur. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk meerdere raampjes van de voordeur van [benadeelde] heeft vernield.
3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
1.
zij op 4 januari 2022 te Schagen opzettelijk brand heeft gesticht in een linnenkast op een gesloten afdeling van GGZ Noord-Holland Noord door het bijbrengen of achterlaten van vuur in of nabij een stapel linnengoed in een linnenkast, waarbij gebruik is gemaakt van krantenpapier ten gevolge waarvan het linnengoed en een linnenkast gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in de linnenkast aanwezige goederen en op voornoemde afdeling aanwezige goederen/compartimenten en
levensgevaar voor medepatienten/bewoners van de afdeling van GGZ en personeel van de GGZ te duchten was;
2.
zij op 19 december 2021 te Wervershoof, gemeente Medemblik opzettelijk en wederrechtelijk meerdere raampjes van een voordeur die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft vernield.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie en de raadsman van de verdachte hebben zich op basis van de bevindingen van de deskundige zoals hierna genoemd op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Door psychiater [deskundige 1] is op 27 april 2022 een rapportage opgemaakt over de verdachte. De deskundige concludeert dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een manisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire I stoornis. Hiervan was tevens sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de ten laste gelegde brandstichting maakt dit dat zij vanuit het manische toestandsbeeld prikkelbaar, druk, opstandig en onrustig was. Zij was niet in staat om zich te conformeren aan afdelingsregels en om haar gedrag te beheersen en impulsen te controleren. Ten aanzien van de ten laste gelegde vernieling maakt dit dat zij niet in staat was om op een rustige manier zaken af te handelen met haar ex-partner, dingen te relativeren, te reflecteren op haar gedrag en dat zij haar zin wilde doordrukken. Zij was niet in staat om haar gedrag te beheersen, impulsen te controleren en de gevolgen van haar gedrag te overzien. De manische ontregeling is de belangrijkste risicofactor met betrekking tot het risico op herhaling van gewelddadig gedrag. De deskundige adviseert om de ten laste gelegde feiten – indien bewezen – niet aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van dit rapport en maakt die tot de hare. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de verdachte ontoerekeningsvatbaar acht voor het bewezenverklaarde. Dit betekent dat de verdachte daarvoor niet strafbaar is en dat zij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte rapport van de Reclassering Nederland van 21 juni 2022. Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte een brief van het Leger des Heils overgelegd. Deze brief is op 11 november 2022 opgesteld door [deskundige 2], zorg coördinator Startpunt Leger des Heils. Uit deze brief is gebleken dat de verdachte sinds 28 juni 2022 in de nachtopvang bij het Startpunt in Hoorn verblijft en dat het traject tot nu toe goed verloopt. De verdachte houdt zich aan de huisregels, werkt mee aan de gemaakte afspraken en neemt dagelijks haar medicatie. Daarnaast staat de verdachte op de wachtlijst voor een nazorg-detentiewoning en krijgt zij ambulante begeleiding toegewezen zodra haar een woning wordt toegewezen. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte hier ook welwillend tegenover staat. Dit maakt dat de rechtbank, ondanks de eerdere zorgen die er waren, het thans niet aangewezen acht om enige maatregel aan de verdachte op te leggen.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat haar daarvoor van alle rechtsvervolging.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Snelder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2022.
Mr. H. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.