ECLI:NL:RBNHO:2022:11526
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de gegrondheid van een beroep tegen de oplegging van een bestuurlijke boete in het kader van de Participatiewet
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van een bestuurlijke boete door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem beoordeeld. Eiser, die sinds 1989 bijstand ontving, kreeg een boete opgelegd van € 435,78 na een herziening van zijn uitkering. De rechtbank heeft op 12 december 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond werd verklaard.
Eiser had niet gemeld dat zijn dochter was afgestudeerd, wat leidde tot een te hoge uitkering. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van eiser. Hoewel de rechtbank vaststelt dat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden, is de opgelegde boete niet evenredig. De rechtbank concludeert dat de boete moet worden vastgesteld op € 0,-, rekening houdend met de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke situatie van eiser.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 14 juli 2021 voor zover het de hoogte van de boete betreft en herroept het primaire besluit van 25 februari 2021. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden bij het opleggen van bestuurlijke boetes.