ECLI:NL:RBNHO:2022:11516

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
C/15/328558 / FA RK 22-2503
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en partnerbijdrage met betrekking tot minderjarige en vermogensrechtelijke afwikkeling

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man stelde dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de partnerbijdrage en de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk, terwijl de vrouw dit bestreed. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad overeenstemming was bereikt over de partnerbijdrage en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap, evenals de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De vrouw had aanvankelijk verzocht om een partnerbijdrage van € 950,00 per maand en een kinderbijdrage van € 374,00 per maand, maar trok haar verzoeken met betrekking tot de kinderbijdrage en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige in. De rechtbank sprak de echtscheiding uit, erkende de duurzame ontwrichting van het huwelijk en bepaalde dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man zou zijn. De rechtbank wees de overige verzoeken van partijen af, onderbouwd door de vaststelling dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar beroep op wilsgebreken. De uitspraak werd gedaan na een mondelinge behandeling waarbij beide partijen waren vertegenwoordigd door hun advocaten. De rechtbank concludeerde dat de vrouw, na overleg met haar advocaat, zelf een voorstel had gedaan en dat er geen sprake was van misbruik van omstandigheden of dwaling. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/328558 / FA RK 22-2503 en C/15/331187 / FA RK 22-3919
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 2 december 2022
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.E. Groot, gevestigd te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.C.I. Veerman, gevestigd te Volendam.
Partijen zijn verschenen, de vrouw bijgestaan door mr. M.E. Groot en de man bijgestaan door mr. J.C.I. Veerman.
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] .
1.2.
Het minderjarige kind van partijen is [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
1.3.
In deze procedure verzoeken partijen de echtscheiding tussen hen uit te spreken. De
vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en de man heeft deze duurzame ontwrichting erkend. De vrouw heeft voorts verzocht te bepalen dat de man aan haar als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna: partnerbijdrage) een bedrag van € 950,00 per maand dient te voldoen en dat de man aan haar als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna: kinderbijdrage) een bedrag van
€ 374,00 per maand dient te voldoen. Partijen hebben daarnaast verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem/haar zal zijn. De vrouw heeft haar verzoeken ten aanzien van de kinderbijdrage en de hoofdverblijfplaats nadien ingetrokken. Verder hebben partijen verzocht te bepalen dat de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschap alsmede de afwikkeling van de tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden vast te stellen op de door hen voorgestelde wijze. In zijn brief van 2 december 2022 aan de rechtbank heeft de man zich in afwijking daarvan op het standpunt gesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de partnerbijdrage en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. De vrouw heeft dit bestreden.
1.4.
De rechtbank zal partijen ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding nu partijen voldoende hebben gemotiveerd dat het voor hen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan te overleggen. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding, als op de wet gegrond, toewijzen. De rechtbank zal voorts bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man zal zijn nu de vrouw geen verweer meer voert tegen dit verzoek en haar gelijkluidende verzoek heeft ingetrokken. De rechtbank wijst de overige verzoeken van partijen af en overweegt daartoe als volgt.
1.5.
De rechtbank is van oordeel dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de partnerbijdrage en over de verdeling van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschap en de afwikkeling van de tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden en overweegt daartoe het volgende.
1.6.
Ingevolge artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en een aanvaarding daarvan. Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst, gericht tot één of meer bepaalde personen vormt een aanbod, indien het voldoende bepaald is en daaruit blijkt van de wil van de aanbieder om in geval van aanvaarding gebonden te zijn. Ingevolge artikel 6:219 eerste lid van het BW kan een aanbod niet worden herroepen indien het aanbod een termijn inhield voor de aanvaarding ervan.
1.7.
De vrouw heeft in een e-mailbericht op 28 november 2022 om 11:28 uur aan de man geschreven dat zij tot overeenstemming wil komen en heeft een voorstel gedaan over zowel de partnerbijdrage als de financiële afwikkeling van het huwelijk. Partijen hebben daar vervolgens uitgebreid over gecorrespondeerd. De man heeft steeds concrete voorstellen gedaan en de vrouw heeft daar steeds op gereageerd, waarbij zij concreet heeft aangegeven waar zij het niet mee eens was. Daarop zijn door de man weer tegenvoorstellen gedaan. De man heeft steeds concreet en volledig opgesomd wat zijn aanbod behelsde en heeft daarbij de aanpassingen naar aanleiding van de onderhandelingen tussen partijen verwerkt, zodat zijn opsomming steeds kon gelden als uitgangspunt voor de verdere onderhandelingen.
1.8.
De man heeft al in zijn eerste tegenvoorstel gereageerd met een voorstel tot afkoop van de partnerbijdrage. In haar e-mailbericht op 29 november 2022 om 12:13 uur heeft de vrouw geschreven dat de partnerbijdrage € 9.000,00 netto moet zijn. Daarop heeft de man gereageerd dat hij een partnerbijdrage van € 14.298,00 bruto wil voldoen, te betalen in twaalf maandelijkse termijnen. In haar e-mailbericht van 16:17 uur schrijft de vrouw dat zij akkoord gaat met een partnerbijdrage van € 9.000,00, maar dan wel netto. De vrouw doet in datzelfde e-mailbericht afstand van alle zaken aanhangende het huis en het bedrijf. Voorts schrijft de vrouw dat dit haar laatste voorstel is en dat zij graag binnen een uur een reactie tegemoet ziet. Dit laatste voorstel is door de man om 16:56 uur geaccepteerd. Nu de man het laatste voorstel van de vrouw binnen de door haar gestelde termijn heeft aanvaard, kan dit niet worden herroepen en hebben partijen overeenstemming bereikt.
1.9.
Namens de vrouw is een beroep gedaan op de wilsgebreken misbruik van omstandigheden en dwaling. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op beide wilsgebreken onvoldoende is onderbouwd. De stellingen van de vrouw kunnen niet de conclusie dragen dat sprake zou zijn geweest van misbruik van omstandigheden of van dwaling. De vrouw heeft na overleg met haar advocaat zelf als eerste een voorstel gedaan om in onderhandeling te treden met de man. Uit de e-mailberichten van de vrouw blijkt niet dat zij zich onder druk gezet voelde of dat zij de consequenties van haar voorstellen en acceptatie van de voorstellen van de man niet overzag. De vrouw was op de hoogte van de inhoud van de stukken die in de procedure zijn gebracht en heeft blijkens haar e-mails de pleitnota van haar advocaat gezien terwijl zij nog met de man in onderhandeling was. Daaruit leidt de rechtbank af dat de vrouw wist waar zij afstand van deed toen zij afstand deed van alle zaken aanhangende het huis en het bedrijf.
1.10.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de partnerbijdrage en over de verdeling van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschap en de afwikkeling van de tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden. Zij zal daarom de verzoeken van partijen daarover afwijzen.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [huwelijksdatum] ;
2.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] te [plaats] bij de man zal zijn;
2.3.
verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
De rechter deelt mede dat een afschrift van het bovenstaande zo spoedig mogelijk volgt en sluit de zitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat conform artikel 30p lid 4 Rv. is ondertekend door de rechter.
mr. M.A.J. Berkers
Rechter, tevens kinderrechter