ECLI:NL:RBNHO:2022:11515

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
AWB-21_3296
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering voorschot Tozo-uitkering in verband met inkomen uit verhuur

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de terugvordering van het verleende voorschot. De rechtbank heeft op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiser had een voorschot ontvangen op basis van de Tozo-regeling, maar verweerder constateerde dat eiser inkomsten uit verhuur had, wat leidde tot de terugvordering van het voorschot. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de huuropbrengsten als inkomen heeft aangemerkt en dat er geen ruimte is voor verrekening van verwervingskosten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de bevoegdheid van verweerder om tot terugvordering over te gaan. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/3296
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer(verweerder)
(gemachtigde: mr. E. Willems).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 16 juli 2021 op 11 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en terugvordering van het verleende voorschot.
Verweerder heeft op de aanvraag en de terugvordering met het besluit van 14 januari 2021 beslist. Met het bestreden besluit op de bezwaren van eiser is verweerder hierbij gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

1. De Tozo is een speciale regeling die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen die door de coronacrisis en door de maatregelen van de overheid om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan in de financiële problemen zijn gekomen.
De Tozo is gebaseerd op de Participatiewet (Pw). Voor zover in de Tozo niet expliciet van de bepalingen in de Pw is afgeweken, gelden de bepalingen uit de Pw.
2. De Tozo-aanvraag moest bij de gemeente digitaal worden ingediend door in te loggen met Digid. Het aanvraagformulier wordt met de Digid ondertekend.
3. Met het besluit van 17 april 2020 heeft verweerder aan eiser, nadat hij digitaal daarvoor een aanvraag had ingediend, een voorschot vanuit de Tozo, voor de maanden maart, april en mei 2020, toegekend. In dat besluit wordt ook medegedeeld dat eiser het voorschot niet hoeft terug te betalen, tenzij blijkt dat eiser hier geen recht op had. Voorts staat er in het besluit dat de gemeente vanaf juni het uitbetaalde voorschot controleert, waaronder eventuele inkomsten, en dat als blijkt dat er teveel of ten onrechte uitkering is betaald, dit moet worden terugbetaald.
4. Die controle heeft bij eiser plaatsgevonden en daarbij heeft verweerder geconstateerd dat eiser inkomsten uit verhuur had. Deze huurinkomsten behoren tot de als inkomen in aanmerking te nemen middelen in de zin van de artikelen 31 en 32 van de Pw.
5. Volgens vaste rechtspraak biedt artikel 32, eerste lid, van de Pw geen grondslag voor de door eiser bepleite verrekening van de huurinkomsten met de kosten die hij in dat kader heeft. Voor de toepassing van de Pw, is bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen geen ruimte voor verrekening van verwervingskosten. Dit betekent dus dat verweerder terecht de huuropbrengsten volledig als inkomsten heeft afgezet tegen het verstrekte voorschot.
6. Verweerder is bevoegd om tot terugvordering over te gaan. Die bevoegdheid is gebaseerd op artikel 58, tweede lid, onder d, van de Pw (verweerder noemt die bepaling ook in het bestreden besluit onder het kopje ‘juridisch kader’). De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht hoe invulling wordt gegeven aan die bevoegdheid tot terugvordering: verweerder maakt daarvan altijd gebruik. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid tot zijn besluit tot terugvordering kunnen komen. Er zijn argumenten om daar anders over te oordelen.
7. De stelling van eiser dat in andere gemeenten anders wordt gehandeld bij terugvordering van een Tozo-uitkering, wat daar verder ook van zij, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder is niet gebonden aan de wijze waarop bestuursorganen van andere gemeenten beslissen bij de terugvordering op grond van de Tozo. De regeling voorziet in een gedecentraliseerde uitvoering en daarmee is de mogelijkheid van een verschil in uitvoeringspraktijk gegeven.
8. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting aangegeven dat bij de invordering coulance wordt betracht, in die zin dat rekening wordt gehouden met de financiële situatie en draagkracht van eiser.

Conclusie en gevolgen

9. Het besluit tot terugvordering van de Tozo-uitkering houdt daarom stand.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2022 door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.