9.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen (in een structureel samenwerkingsverband) schuldig gemaakt aan grootschalige internationale drugshandel. Via verschillende darknet markets en andere digitale afgeschermde middelen (zoals PGP-telefoons) werd door [medeverdachte 6] onder de vendorname [account] een scala aan harddrugs, waaronder MDMA, 2C-B, amfetamine, crystal meth, cocaïne en LSD ter verkoop aangeboden. Op deze manier konden de drugs buiten het zicht van politie en justitie anoniem worden verkocht. De keerzijde hiervan is dat zij ook geen enkel zicht hadden op wie de drugs uiteindelijk in handen kreeg en hiermee namen zij dus het risico voor lief dat ook minderjarigen drugs van hen kochten.
Als er bestellingen werden geplaatst, werden de drugs ter verzending ingepakt in de loods in Hillegom onder meer door de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . Hierbij hebben zij er alles aan gedaan om op verhullende en geraffineerde wijze hun handel Nederland uit te voeren. In de loods waren twee ruimtes ingericht om de drugs zo in te pakken dat de producten er professioneel uitzagen (lees: niet de aandacht van de douane zouden trekken) en er geen DNA-sporen of vingerafdrukken achterbleven op de verpakkingen. De drugs werden verstopt in de verpakking van een regulier legaal product, te weten in puzzeldozen. Dit product werd vervolgens ingeseald met doorzichtig folie en ter verzending in een doos gedaan. De bestellingen werden de hele wereld over gezonden door middel van het aanbieden van de postpakketten bij verschillende PostNL-punten. De drugshandel werd verder verhuld door op de postpakketten met drugs retouradressen op te nemen van fictieve personen en niet bestaande adressen. De betaling van de drugs geschiedde in bitcoins, zodat ook de betalingen niet naar de verdachten konden worden herleid.
De in onderzoek Needilup onderschepte zendingen puzzeldozen bevatten ruim 50 kilogram harddrugs. In de loods in Hillegom is ruim 41 kilogram harddrugs aangetroffen en in de postpakketten in de Volkswagen Caddy – waarin [medeverdachte 2] op 26 juli 2016 werd aangehouden – ruim 2 kilogram harddrugs. In de loods zijn ook bestellijsten aangetroffen met adressen in en buiten Europa met hoeveelheden bestelde en reeds verstuurde harddrugs, die niet in Nederland zijn onderschept, dan wel nog te verzenden harddrugs. Alles bij elkaar gaat het in ieder geval om meer dan 100 kilo harddrugs die op deze wijze Nederland zijn uitgevoerd dan wel gereed lagen om Nederland te worden uitgevoerd.
De verdachte heeft op de achtergrond een grote rol in de organisatie vervuld. Hij komt in onderzoek Needilup in eerste instantie in beeld als de koper van meer dan 1000 puzzels bij [speelgoedwinkel] in Haarlem, die zowel door de verdachte als door [medeverdachte 3] zijn opgehaald. Eerst nadat de Ennetcom-berichten eind 2017 zijn uitgelezen, wordt zijn rol duidelijk. Uit deze berichten komt naar voren dat de verdachte samen met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] voor de bevoorrading zorgde. De winst van de organisatie deelde hij in gelijke delen met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] . Verder heeft de verdachte bestellingen ingepakt in de loods in Hillegom en heeft hij werktafels gekocht met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] voor de inrichting van die loods. Uit de berichten komt ook een beeld naar voren dat de verdachte en [medeverdachte 4] verantwoording moesten afleggen aan [medeverdachte 6] .
Dat met de handel grote geldbedragen gemoeid waren, blijkt ook uit de bewijsmiddelen. De verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt. Ook heeft hij door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit om drugs heen en daarmee schade en overlast voor de samenleving veroorzaakt. PostNL werd ongewild en ongemerkt een internationale distributeur van Nederlandse drugs. Ook wordt de naam van Nederland in het buitenland geschaad door handelingen als die van de verdachte. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 mei 2022 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, alsmede het eerder uitgebrachte voorlichtingsrapport uit 2017.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor de uitvoer van harddrugs van meer dan 20 kilogram, waarbij de verdachte een rol in de organisatie heeft gespeeld, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. Voor het aanwezig hebben van harddrugs in organisatieverband van meer dan 20 kilo gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 48 maanden. Bij de verdachte is sprake van een hoeveelheid van rond de 100 kilogram harddrugs. Gelet op de hiervoor besproken ernst van de feiten, de hoeveelheden uitgevoerde en aangetroffen harddrugs en met name de rol van de verdachte in het geheel is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden een passende en geboden reactie.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zodanige bijzondere omstandigheden voor, die met name zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak alsmede de door de verdediging gedane en door de rechtbank toegewezen onderzoekswensen.
De eerste aanhoudingen in de megazaak Needilup hebben in juli 2016 plaatsgevonden, vervolgens in mei 2017 en tot slot in april 2018. De aanhoudingen in de megazaak Romsey hebben in mei en juni 2017 plaatsgevonden. Op 15 augustus 2017 zijn de zaken Needilup en Romsey gevoegd. Na het opvragen van en onderzoek aan de Ennetcom-berichten eind 2017 en begin 2018 heeft de politie de einddossiers in beide zaken afgerond in februari 2018, waarna het dossier door het Openbaar Ministerie onder de rechtbank en de raadslieden is verspreid. Reeds op 16 juli 2018 is een eerste regiezitting gehouden. In totaal zijn elf verdachten gedagvaard. Het dossier beslaat in totaal 70 ordners. Naar aanleiding van de regiezitting zijn in meerdere zaken, waaronder in de zaak van de verdachte, diverse getuigen gehoord bij de rechter-commissaris, is er een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en hebben ook verschillende raadslieden het NFI bezocht voor inzage in het systeem Hansken. Op 18 juni 2019 heeft nogmaals een regiezitting plaatsgevonden in de zaken tegen [verdachte] en [medeverdachte 6] , aangezien de toegewezen onderzoekswensen niet volledig waren uitgevoerd. Dit lag echter niet in de invloedssfeer van de verdachte en zijn raadsman. Voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting – waarbij, in het belang van alle zaken, sprake was van gelijktijdige behandeling van alle zaken – dienden meerdere zittingsdagen te worden uitgetrokken.
De rechtbank acht vanwege deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 10 mei 2017, de datum waarop de verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld.
Dit betekent dat de redelijke termijn met twee jaren en ruim zeven maanden is overschreden, te weten de periode tussen 10 mei 2020 en 21 december 2022.
Conclusie
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering. De rechtbank zal in plaats van de door haar overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 78 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 66 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsman heeft aangevoerd dat er thans geen gronden meer aanwezig zijn en subsidiair dat de verdachte ook zijn hoger beroep in vrijheid moet kunnen afwachten, nu zijn persoonlijke belangen zwaarder wegen.
Gelet op dit vonnis zijn de ernstige bezwaren zoals die golden ten tijde van het opleggen van het bevel voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig. De zogenaamde
12-jaarsgrond/geschokte rechtsorde acht de rechtbank niet meer aanwezig, aangezien de ten laste gelegde feiten zich ruim zes jaar geleden hebben voorgedaan en de voorlopige hechtenis van de verdachte sinds 14 november 2017 is geschorst. Nu de verdachte zich na de onderhavige feiten in 2016 niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit, acht de rechtbank ook de recidivegrond niet langer aanwezig.
De rechtbank zal, gelet op het ontbreken van gronden, het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing afwijzen.