ECLI:NL:RBNHO:2022:11414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
15/810004-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Megazaak Needilup/Romsey: Onderzoek naar uitvoer van verdovende middelen via postpakketten

In de megazaak Needilup/Romsey heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 19 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 meermalen opzettelijk hoeveelheden van MDMA, amfetamine, cocaïne, 2C-B en LSD buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De zaak kwam aan het licht na het onderscheppen van 36 postpakketten door de Douane, die allemaal verdovende middelen bevatten, verpakt in puzzeldozen. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk aanwezig had van verdovende middelen op het moment van zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol vervulde in de organisatie en dat hij betrokken was bij de grootschalige internationale drugshandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 65 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810004-18 (P)
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7, 14, 16 en 23 november 2022 en 7 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Inleiding

In de periode van 19 maart 2016 tot en met 18 april 2016 zijn er 36 (zesendertig) postpakketten onderschept door de Douane en overgedragen aan het Cargo Harc-team Schiphol (hierna: CHTS). Deze postpakketten zijn uitgepakt en bleken allemaal verdovende middelen te bevatten die waren verpakt in puzzeldozen. Op 18 april 2016 is het CHTS gestart met het opsporingsonderzoek genaamd Needilup.
Door het CHTS is contact opgenomen met de inleverlocaties van de postpakketten. Op
14 april 2016 is de piketdienst van het CHTS benaderd door de eigenaar van een [pakketpunt] in Wijk aan Zee. Hij deelde mee dat er die dag 4 (vier) postpakketten waren ingeleverd door dezelfde persoon die ook op 8 april 2016 pakketten had aangeboden, die onderschept waren en drugs bleken te bevatten. Deze persoon zou vervolgens als bijrijder in een Volkswagen Caddy zijn gestapt met het kenteken [kenteken 1] (hierna: de Caddy).
Uit onderzoek bleek dat de Caddy op 11 april 2016 op naam is gesteld van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). De opgevraagde camerabeelden van de [pakketpunt] te Wijk aan Zee zijn vergeleken met de pasfoto van [medeverdachte 1] . Ook van andere inleverlocaties zijn beelden opgevraagd en vergeleken.
Op 29 april 2016 heeft een tactisch rechercheur van het CHTS onderzoek gedaan op het darkweb naar de aanwezigheid van online marktplaatsen in combinatie met de soorten verdovende middelen aangeboden door verkopers vanuit Nederland. Er is gezocht op de zoektermen ‘XTC Red Bull’ en ‘XTC Dodge’. Met betrekking tot de zoekterm ‘XTC Dodge’ kon slechts één Nederlandse verkoper worden gevonden die zowel op Alphabay-Market als Dream-Market verkoopadvertenties had staan met xtc-pillen paarse Dodge Ram. Dit betrof de verkoper met de gebruikersnaam ‘ [account] ’ (hierna: [account] ). De gebruiker had in zijn profiel zijn publieke PGP-sleutel staan. Ook bleek uit zijn profiel dat hij verstuurde vanuit Nederland met PostNL, dat er werd verstuurd met track & trace en dat betalingen alleen verliepen via bitcoin. De door [account] aangeboden verdovende middelen vertonen grote overeenkomsten met de in de postpakketten aangetroffen verdovende middelen.
Op 11 mei 2016 is het strafrechtelijk onderzoek Needilup door de Brigade Recherche van de Koninklijke Marechaussee overgenomen van het CHTS.
Op 24 mei 2016 heeft de teamleider van het onderzoek Needilup, [verbalisant] (hierna [verbalisant] ), een gesprek gevoerd met de teamleider van het Post-Pakket Interventie Team van de Landelijke Eenheid, [teamleider] (hierna: [teamleider] ). Diezelfde dag ontving [verbalisant] van [teamleider] een e-mail met een verwijzing van een bericht vanuit het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (hierna: LIRC). Het bericht van het LIRC maakte melding van een lopend onderzoek in de Verenigde Staten met een bijbehorend verzoek aan de Nederlandse autoriteiten ten aanzien van een online handelaar in verdovende middelen genaamd [account] . Op 17 mei 2016 verzochten de Amerikaanse autoriteiten assistentie bij het ontmantelen van de online vendor dan wel organisatie [account] . Hiertoe is een aantal foto’s van inbeslaggenomen drugs en de wijze waarop deze heimelijk waren verpakt in puzzeldozen verstrekt.
[medeverdachte 1] is geobserveerd. Op 26 mei 2016 is gezien dat de Caddy voor zijn woning stond en dat hij als bijrijder instapt. [medeverdachte 1] leverde vervolgens postpakketten in bij de Gamma en de Bruna in Den Helder. De bestuurder bleef in de auto zitten. Ook bij de Albert Heijn, de Stumpel kantoormarkt, de Gamma en de Readshop in Heerhugowaard leverde [medeverdachte 1] Postpakketten in. Hierop wordt [medeverdachte 1] bij zijn woonadres afgezet en is de Caddy weggereden naar de [straatnaam 1] te Beverwijk. Korte tijd later is de bestuurder gezien terwijl hij uit de portiek aan de [straatnaam 1] kwam en naar [restaurant] liep. Aldaar sprong hij op een bezorgscooter. [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) woonde in de [straatnaam 1] te Beverwijk en werkte bij [restaurant] als bezorger. Later die dag wordt gezien dat een andere bestuurder in de Caddy stapte en weg reed. Deze bestuurder parkeerde op de [adres 2] in Beverwijk en kwam vervolgens uit de woning [adres 2] gelopen. Dit was het adres van [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Hij stapte in de Caddy en reed naar de [speelgoedwinkel] te Haarlem. Aldaar wordt gezien dat hij puzzels haalde. Het observatieteam hoorde de verkoper zeggen: ‘Als ze de volgende keer binnen zijn, bel ik je wel’. Hierop werd gezien dat de Caddy naar de [straatnaam 2] in Hillegom reed en achteruit voor een loodsdeur werd gereden. De loodsdeur ging even open en weer dicht. De Caddy is vervolgens weer gezien in de [straatnaam 1] te Beverwijk.
Op 1 juni 2016 is door het onderzoeksteam Needilup een informatieverzoek gericht aan de Verenigde Staten waarin werd verzocht om informatie over aangetroffen postpakketten, de wijze van verpakking, eventuele track & trace codes en de wijze waarop de bestellers contact hebben met de verzender van de pakketten.
De Caddy is op 8 juni 2016 voorzien van een peilbaken en uit de bakengegevens blijkt dat de Caddy in de periode van 8 juni tot en met 26 juli 2016 regelmatig bij de loods aan de [adres loods] te Hillegom (hierna: de loods) was, soms meerdere keren op een dag. De loods is van 20 tot en met 25 juni 2016 middels videoapparatuur geobserveerd. Op beelden van 21 juni 2016 zijn [medeverdachte 6] (hierna te noemen: [medeverdachte 6] ) en [verdachte] (hierna: [verdachte] ) te zien. Op beelden van 22, 23 en 24 juni 2016 is [medeverdachte 4] te zien. Op 23 juni 2016 is ook [medeverdachte 3] gezien. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] dragen witte handschoenen en leggen beiden een doos in de Caddy. Later die dag is [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) bij de loods gezien als bijrijder in een Renault Clio die op naam staat van zijn vader.
Op 26 juli 2016 is [medeverdachte 2] staande gehouden in de Caddy. In de Caddy werden 24 postpakketten aangetroffen. Na onderzoek blijken alle postpakketten drugs te bevatten, waarvan meerdere verpakt in puzzeldozen. In totaal is aangetroffen 4.202 xtc-pillen, 29,2 gram amfetamine, 12,9 gram cocaïne, en 200 LSD-papiertjes. De xtc-pillen betroffen Hello Kitty, Tesla, Red bull en Raket. Hierop is [medeverdachte 2] aangehouden.
Op 27 juli 2016 is de loods doorzocht. Hierbij is 39,59 kilo aan verdovende middelen (MDMA, cocaïne, 2C-B, amfetamine en methamfetamine) en 17.222 LSD-papiertjes aangetroffen, alsmede bestellijsten, puzzeldozen afkomstig van [speelgoedwinkel] , losse puzzelstukjes in vuilniszakken en enveloppen met adresstickers bestemd voor het buitenland. Op een whiteboard waren de namen van xtc-pillen geschreven, te weten Red bull, Tesla, Punisher, Kitty, Raket, Pikachu en Defqon.
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn op 27 juli 2016 aangehouden. [medeverdachte 1] is op 9 augustus 2016 aangehouden.
In totaal zijn in de periode van 19 maart 2016 tot en met 22 juni 2016 86 postpakketten onderschept. Twee daarvan bevatten een PGP-telefoon en de overige pakketten in totaal een hoeveelheid van ruim 50 kilo aan verdovende middelen.
Op 9 mei 2017 is [medeverdachte 5] aangehouden en is zijn woning doorzocht. Daarbij werd onder meer een grote hoeveelheid geld en een vuurwapen aangetroffen.
Op 10 mei 2017 is [medeverdachte 6] aangehouden.
Op 2 augustus 2017 heeft de officier van justitie een schriftelijke vordering ingediend in het onderzoek Needilup/Romsey die er toe strekte om te bewerkstelligen dat het onderzoeksteam onderzoek kon verrichten in de Ennetcomgegevens die door de Canadese autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten zijn overgedragen. Op 4 augustus 2017 is door de rechter-commissaris een machtiging verstrekt aan het onderzoeksteam tot toegang, onderzoek en gebruik van de gegevens die zich op de servers van Ennetcom bevonden, zoals die door de Canadese autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten zijn overgedragen, voor zover het de in deze beslissing vermelde e-mailadressen, Instant Messaging, IMEI-nummers, zoektermen en public PGP keys betreft. Op 19 oktober 2017 is een tweede machtiging door de rechter-commissaris verstrekt.
Op 23 november 2017 zijn de gegevens door het Nederlands Forensisch Instituut voor het onderzoeksteam inzichtelijk gemaakt in de daarvoor bestemde zoekmachine ‘Hansken’.
Op 11 april 2018 is [verdachte] aangehouden.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode 19 maart 2016 tot en met 26 juli 2016 te Hillegom en/of Haarlem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, danwel te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken en/of vervoeren en/of voorhanden heeft gehad en/of te vervaardigen, (een)
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 2C-B en/ of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende LSD, zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op of omstreeks 27 juli 2016 te Hillegom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of een handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of een handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, een
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 2C-B en/of een handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaarde periode dient te worden beperkt.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd. Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen moet worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en moeten deze verdovende middelen zich bovendien in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden.
Uit de OVC-gesprekken van [medeverdachte 5] kan worden opgemaakt dat de verdachte in mei 2016 uit de organisatie is gezet. [medeverdachte 5] zegt immers tegen [betrokkene] : ‘ [bijnaam 1] heb alles verraden. Vanaf 1 juli 2016’. [betrokkene] zegt daarover: ‘Helemaal om die datum…wat zei je; juni? Waarop [medeverdachte 5] antwoordt: ‘Juli (…) Was hij net d’r uitgebonjourd(…) Mei was het’. Dat [medeverdachte 5] met [bijnaam 1] de verdachte bedoelde, blijkt uit het feit dat hij het ook heeft over [bijnaam 1] ’s vriendin, die [achternaam vriendin verdachte] heet. De vriendin van de verdachte heet immers [achternaam vriendin verdachte] . Bovendien blijkt uit een observatie van 21 juni 2016 dat een dan nog onbekende man, die later de verdachte blijkt te zijn, voor de deur van de loods staat te wachten waarna de roldeur opengaat en hij naar binnen gaat. Ook op 22 juni 2016 is gezien dat hij voor de roldeur staat te wachten. Hieruit kan worden opgemaakt dat de verdachte op dat moment niet (meer) over de sleutel van de loods beschikte.
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 27 juli 2016, ruim een maand later, geen toegang (meer) had tot de loods en de daar aanwezige verdovende middelen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat de daar aanwezige verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.3
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, anders dan de raadsman heeft bepleit, bewezen dat de verdachte de gebruiker is geweest van de Ennetcomadressen [I2B7-]
(hierna: I2B7-) en [040t-] (hierna: 040t-). De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
‘ [bijnaam 2] ’
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] is een PGP-telefoon (C.02.05) aangetroffen. Uit de gegevens in deze telefoon is gebleken dat de gebruiker hiervan op 10 en 11 februari 2016 contact heeft gehad met account I2B7-, door hem “ [bijnaam 2] ” genoemd, en vanaf 29 maart 2016 met 040t-, door hem “ [bijnaam 2] n” genoemd. De gebruiker van I2B7- heeft zijn eigen Ennetcomadres opgeslagen als “oud” en wordt door andere Ennetcomgebruikers opgeslagen onder [bijnaam 2] , Beverwijk en Vriend [bijnaam medeverdachte 5] . De gebruiker van 040t- heeft zichzelf opgeslagen als “nieuw” en wordt door anderen opgeslagen onder [bijnaam 2] , [bijnaam 2] Beverwijk en [bijnaam 2] N. De rechtbank leidt hieruit af dat de accounts I2B7- en 040t- achtereenvolgens door dezelfde persoon, te weten ‘ [bijnaam 2] ’, zijn gebruikt.
In onderzoek Romsey is onder [medeverdachte 7] een usb-stick in beslag genomen met daarop een screenshot van een WhatsAppgesprek met “ [bijnaam 2] Beverwijk”. Door [bijnaam 2] Beverwijk wordt gezegd dat “hij [naam 2] heeft gesproken, de compagnon van [voornaam vriendin] haar zusjes en de eigenaar van [bedrijf 1] ”. De verdachte heeft ter terechtzitting van 7 november 2022 verklaard dat hij een relatie heeft met [vriendin verdachte] en dat zij tweelingzusjes heeft die [zus 1] en [zus 2] heten. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat [zus 1] en [zus 2] hebben gewerkt met [naam 2] , de eigenaar van [bedrijf 1] . De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die het WhatsApp-bericht van “ [bijnaam 2] Beverwijk” heeft verstuurd. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte door anderen kennelijk ‘ [bijnaam 2] ’ wordt genoemd.
Identificatie Ennetcomadres I2B7-
In het account I2B7- is een sticky note van 4 februari 2016 aangetroffen, met als titel “gezeik”. In deze sticky note staat: “heb voor een half uurtje betaald in haarlem (…). Heb zelf nog een prent gehad omdat ik 10 min telaat was. Tien over half 4 ben ik na adam gereden”. Uit onderzoek is gebleken dat een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] , toebehorend aan het bedrijf [autoverhuurbedrijf] , op 4 februari om 15:47 uur een parkeerboete heeft gekregen in Haarlem. Uit de factuur van [autoverhuurbedrijf] blijkt dat de verdachte die Volkswagen Golf op dat moment onder zich had. De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat het de verdachte is geweest die de genoemde bekeuring heeft gekregen en vervolgens de sticky note heeft geschreven. De rechtbank acht, mede gelet op hetgeen is opgenomen onder het kopje ‘ [bijnaam 2] ’, daarom bewezen dat de verdachte de gebruiker is geweest van I2B7-.
Identificatie Ennetcomadres 040t-
De gebruiker van 040t- heeft op 17 april 2016 de volgende berichten verstuurd: “kan jij mis [voornaam vriendin] appen. Dat ik me tel thuis vergeten ben en dat ik rond 6 uur thuis ben”, en “hele familie [achternaam vriendin verdachte] stond weer in me huis”. De rechtbank gaat er vanuit dat in deze berichten gesproken wordt over [voornaam vriendin] [achternaam vriendin verdachte] , de vriendin van de verdachte met wie hij samenwoont, en haar familie. De verdachte heeft nog aangevoerd dat hij zijn vriendin [naam 1] in plaats van [voornaam vriendin] noemt. Zijn vriendin heeft dit bij de rechter-commissaris bevestigd en verklaard dat iedereen die haar goed kent haar [naam 1] noemt. De rechtbank is van oordeel dat dit geen afbreuk doet aan de conclusie dat met ‘ [voornaam vriendin] ’ in de berichten aan de medeverdachten de vriendin van de verdachte wordt bedoeld. De rechtbank wijst daarbij nog eens op het Whatsapp bericht over “ [naam 2] , de compagnon van [voornaam vriendin] haar zusjes” en ook op het door de verdachte ter zitting overgelegde geboortekaartje van de dochter van de verdachte en zijn vriendin, waarop als naam van de moeder ‘ [vriendin verdachte] ’ is vermeld.
Daarnaast stuurt de gebruiker van 040t- op 18 april 2016 het volgende bericht: “zal ik morgen ochtend meteen ff langs [autoverhuurbedrijf] gaan en een busje huren?”. Uit communicatie van 19 april 2016 volgt dat 040t- die dag een Crafter gaat ophalen. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte op 19 april 2016 om 9:00 uur een Volkswagen Crafter heeft gehuurd bij [autoverhuurbedrijf] . De rechtbank stelt op basis van al het vorenstaande vast dat de verdachte de berichten over [voornaam vriendin] , de familie [achternaam vriendin verdachte] en de Crafter heeft verstuurd. De rechtbank acht, op basis van het voorgaande en hetgeen is opgenomen onder het kopje ‘ [bijnaam 2] ’, bewezen dat de verdachte de gebruiker is geweest van 040t-.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de gebruiker is geweest van de Ennetcom-accounts I2B7- en 040t-. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat het handelen van de verdachte is aan te merken als een bijdrage van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van verdovende middelen. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de raadsman dat slechts een periode van 18 tot en met 21 april bewezen kan worden verklaard. Uit de sticky notes blijkt immers dat de verdachte zich ook op 19 maart 2016 al samen met zijn medeverdachten bezighield met de handel in verdovende middelen. Zo vermeldt hij in de sticky note van 29 februari 2016 over 10K Redbulls 8200,- dat hij [medeverdachte 5] (‘ [bijnaam medeverdachte 5] ’) heeft gesproken en beklaagt hij zich in de sticky note van 1 april 2016 over de samenwerking met [medeverdachte 6] (‘ [bijnaam medeverdachte 6] ’). Ook zijn in de telefoon van [medeverdachte 3] berichten van de verdachte aangetroffen gedateerd 29 maart 2016, waarbij het gaat over de verkoop van ‘x 500 dotch’. De rechtbank gaat er vanuit dat dit 500 XTC-pillen Dodge betreft.
De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode wel beperken tot 1 juni 2016, nu uit de OVC-gesprekken blijkt dat de verdachte in mei uit de organisatie is gezet en uit de overige bewijsmiddelen niet valt af te leiden dat de verdachte na mei 2016 nog betrokken is geweest bij de uitvoer van verdovende middelen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 19 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 te Hillegom en/of Haarlem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negentig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij is onder meer rekening gehouden met een strafvermindering van 15% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van de dag van de uitspraak.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat ten hoogste een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan twee voorwaardelijk, met een taakstraf van 240 uur en een geldboete een passende straf is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de beperkte rol van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop van de zaak. Daarnaast heeft de raadsman verwezen naar jurisprudentie. De schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis dient niet te worden opgeheven, aldus de raadsman.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen (in een structureel samenwerkingsverband) schuldig gemaakt aan grootschalige internationale drugshandel. Via verschillende darknet markets en andere digitale afgeschermde middelen (zoals PGP-telefoons) werd door [medeverdachte 5] onder de vendorname [account] een scala aan harddrugs, waaronder MDMA, 2C-B, amfetamine, crystal meth, cocaïne en LSD ter verkoop aangeboden. Op deze manier konden de drugs buiten het zicht van politie en justitie anoniem worden verkocht. De keerzijde hiervan is dat zij ook geen enkel zicht hadden op wie de drugs uiteindelijk in handen kreeg en hiermee namen zij dus het risico voor lief dat ook minderjarigen drugs van hen kochten.
Als er bestellingen werden geplaatst, werden de drugs ter verzending ingepakt in de loods in Hillegom onder meer door de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Hierbij hebben zij er alles aan gedaan om op verhullende en geraffineerde wijze hun handel Nederland uit te voeren. In de loods waren twee ruimtes ingericht om de drugs zo in te pakken dat de producten er professioneel uitzagen (lees: niet de aandacht van de douane zouden trekken) en er geen DNA-sporen of vingerafdrukken achterbleven op de verpakkingen. De drugs werd verstopt in de verpakking van een regulier legaal product, te weten in puzzeldozen. Dit product werd vervolgens ingeseald met doorzichtig folie en ter verzending in een doos gedaan. De bestellingen werden de hele wereld over gezonden door middel van het aanbieden van de postpakketten bij verschillende PostNL-punten. De drugshandel werd verder verhuld door op de postpakketten met drugs retouradressen op te nemen van fictieve personen en niet bestaande adressen. De betaling van de drugs geschiedde in bitcoins, zodat ook de betalingen niet naar de verdachten konden worden herleid.
De in onderzoek Needilup onderschepte zendingen puzzeldozen bevatten ruim 50 kilogram harddrugs. In de loods in Hillegom is ruim 41 kilogram harddrugs aangetroffen. In de loods zijn ook bestellijsten aangetroffen met adressen in en buiten Europa met hoeveelheden bestelde en reeds verstuurde harddrugs, die niet in Nederland zijn onderschept, dan wel nog te verzenden harddrugs. Alles bij elkaar gaat het in ieder geval om meer dan 100 kilo harddrugs die op deze wijze Nederland zijn uitgevoerd dan wel gereed lagen om Nederland te worden uitgevoerd. De verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van de op 27 juli 2016 in de loods in Hillegom aangetroffen hoeveelheden, omdat hij op dat moment al niet meer bij de organisatie was betrokken.
De verdachte heeft op de achtergrond een grote rol in de organisatie vervuld. Hij komt in onderzoek Needilup pas in beeld nadat de Ennetcom-berichten eind 2017 zijn uitgelezen. Uit deze berichten komt naar voren dat de verdachte samen met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] voor de bevoorrading zorgde. Hij kocht drugs in en maakte speed. De winst van de organisatie deelde hij in gelijke delen met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] . De verdachte maakte hiervoor de berekeningen en was betrokken bij het inwisselen van de bitcoins. Verder heeft de verdachte bestellingen ingepakt in de loods in Hillegom, heeft hij werktafels gekocht met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] voor de inrichting van die loods en had hij contact met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] voor het ophalen van de postpakketten voor de bezorging. Uit de berichten komt ook een beeld naar voren dat de verdachte en [medeverdachte 6] verantwoording moesten afleggen aan [medeverdachte 5] . Uit een OVC gesprek van [medeverdachte 5] volgt dat de verdachte in mei 2016 eruit is ‘gebonjourd’ nadat er onenigheid was ontstaan. Dat de bewezenverklaarde periode voor wat betreft de uitvoer van de verdovende middelen daardoor wat korter is dan voor [medeverdachte 6] weegt de rechtbank niet mee in strafverlagende zin. Hij heeft immers vol deelgenomen aan de organisatie en daarin een belangrijke rol vervuld. Dat hij eerder is gestopt, had niet te maken met het inzien van zijn strafbare handelen. Ook ter zitting heeft de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Dat met de handel grote geldbedragen gemoeid waren, blijkt ook uit de bewijsmiddelen. De verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt. Ook heeft hij door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit om drugs heen en daarmee schade en overlast voor de samenleving veroorzaakt. PostNL werd ongewild en ongemerkt een internationale distributeur van Nederlandse drugs. Ook wordt de naam van Nederland in het buitenland geschaad door handelingen als die van de verdachte. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 13 oktober 2022 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor de uitvoer van harddrugs van meer dan 20 kilogram, waarbij sprake is van een rol in de organisatie, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. In de periode waarin de verdachte bij de internationale drugshandel was betrokken, is in ieder geval rond de 30 kilogram in puzzeldozen uitgevoerd blijkens de onderschepte postpakketten. Gelet op de hiervoor besproken ernst van het feit, de hoeveelheden uitgevoerde harddrugs en met name de rol van de verdachte in het geheel is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden een passende en geboden reactie.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zodanige bijzondere omstandigheden voor, die met name zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak alsmede de door de verdediging gedane en door de rechtbank toegewezen onderzoekswensen.
De eerste aanhoudingen in de megazaak Needilup hebben in juli 2016 plaatsgevonden, vervolgens in mei 2017 en tot slot in april 2018. De aanhoudingen in de megazaak Romsey hebben in mei en juni 2017 plaatsgevonden. Op 15 augustus 2017 zijn de megazaken Needilup en Romsey samengevoegd. Na het opvragen van en onderzoek aan de Ennetcom-berichten eind 2017 en begin 2018 heeft de politie de einddossiers in beide zaken afgerond in februari 2018, waarna het dossier door het Openbaar Ministerie onder de rechtbank en de raadslieden is verspreid. Reeds op 16 juli 2018 is een eerste regiezitting gehouden. In totaal zijn elf verdachten gedagvaard. Het dossier beslaat in totaal 70 ordners. Naar aanleiding van de regiezitting zijn in meerdere zaken, waaronder in de zaak van de verdachte, diverse getuigen gehoord bij de rechter-commissaris, is er een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en hebben ook verschillende raadslieden het NFI bezocht voor inzage in het systeem Hansken. Op 18 juni 2019 heeft nogmaals een regiezitting plaatsgevonden in de zaken tegen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] , aangezien de toegewezen onderzoekswensen niet volledig waren uitgevoerd. Dit lag echter niet in de invloedssfeer van de verdachte en zijn raadsman. Voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting – waarbij, in het belang van alle zaken, sprake was van gelijktijdige behandeling van alle zaken – dienden meerdere zittingsdagen te worden uitgetrokken.
De rechtbank acht vanwege deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 11 april 2018, de datum waarop de verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld.
Dit betekent dat de redelijke termijn met één jaar en ruim acht maanden is overschreden, te weten de periode tussen 11 april 2021 en 21 december 2022.
Conclusie
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering. De rechtbank zal in plaats van de door haar overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 72 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 65 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsman heeft aangevoerd dat er thans geen gronden meer aanwezig zijn en subsidiair dat de verdachte ook zijn hoger beroep in vrijheid moet kunnen afwachten, nu zijn persoonlijke belangen zwaarder wegen.
Gelet op dit vonnis zijn de ernstige bezwaren zoals die golden ten tijde van het opleggen van het bevel voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig. De zogenaamde 12-jaarsgrond/geschokte rechtsorde acht de rechtbank niet meer aanwezig, aangezien de ten laste gelegde feiten zich ruim zes jaar geleden hebben voorgedaan en de voorlopige hechtenis van de verdachte sinds 6 juni 2018 is geschorst. Nu de verdachte zich na de schorsing niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit, acht de rechtbank ook de recidivegrond niet langer aanwezig.
De rechtbank zal, gelet op het ontbreken van gronden, het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing afwijzen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
  • artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
65 [vijfenzestig] maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.S. Jansen en mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2022.