8.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen (in een structureel samenwerkingsverband) schuldig gemaakt aan grootschalige internationale drugshandel. Via verschillende darknet markets en andere digitale afgeschermde middelen (zoals PGP-telefoons) werd door de verdachte onder de vendorname [account 1] een scala aan harddrugs, waaronder MDMA,
2C-B, amfetamine, crystal meth, cocaïne en LSD ter verkoop aangeboden. Op deze manier konden de drugs buiten zicht van politie en justitie anoniem worden verkocht. Als er bestellingen werden geplaatst, werden de drugs ter verzending ingepakt in de loods in Hillegom onder meer door de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] . Hierbij hebben zij er alles aan gedaan om op verhullende en geraffineerde wijze hun handel Nederland uit te voeren. In de loods waren twee ruimtes ingericht om de drugs zo in te pakken dat de producten er professioneel uitzagen (lees: niet de aandacht van de douane zouden trekken) en er geen DNA-sporen of vingerafdrukken achterbleven op de verpakkingen. De drugs werden verstopt in de verpakking van een regulier legaal product, te weten in puzzeldozen. Dit product werd vervolgens ingeseald met doorzichtig folie en ter verzending in een doos gedaan. De bestellingen werden de hele wereld over gezonden door middel van het aanbieden van de postpakketten bij verschillende PostNL-punten. De drugshandel werd verder verhuld door op de postpakketten met drugs retouradressen op te nemen van fictieve personen en niet bestaande adressen. De betaling van de drugs geschiedde in bitcoins, zodat ook de betalingen niet naar de verdachten konden worden herleid.
De in onderzoek Needilup onderschepte zendingen puzzeldozen bevatten ruim 50 kilogram harddrugs. In de loods in Hillegom is ruim 41 kilogram harddrugs aangetroffen en in de postpakketten in de Volkswagen Caddy – waarin [medeverdachte 2] op 26 juli 2016 werd aangehouden – ruim 2 kilogram harddrugs. In de loods zijn ook bestellijsten aangetroffen met adressen in en buiten Europa met hoeveelheden bestelde en reeds verstuurde harddrugs, die niet in Nederland zijn onderschept, dan wel nog te verzenden harddrugs. Alles bij elkaar gaat het in ieder geval om meer dan 100 kilo harddrugs die op deze wijze Nederland zijn uitgevoerd dan wel gereed lagen om Nederland te worden uitgevoerd.
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de bepaling van het netto gewicht geen rekening is gehouden met het gebruikte bindmiddel. Hierdoor zijn naar mening van de verdediging minder drugs uitgevoerd en in de loods voorhanden geweest dan aan de verdachte is ten laste gelegd. Volgens de verdediging dient dit in de strafmaat tot uitdrukking te komen.
De rechtbank wijst erop dat in geval van harddrugs het feitelijke totaalgewicht bijna nooit gelijk is aan de hoeveelheid zuivere harddrugs, omdat deze drugs vrijwel altijd versneden worden met andere middelen om zo een hogere verkoopopbrengst te creëren dan wel sprake is van bijvoorbeeld bindmiddelen om de drugs voor consumptie geschikt te maken. Een en ander komt in de tenlastelegging en de bewezenverklaring tot uiting door het bestanddeel “een materiaal bevattende”. De rechtbank gaat dan ook – bij het bepalen van de strafmaat – uit van het nettogewicht van de gebruiksklare harddrugs, zoals dat in de postpakketten en de loods is aangetroffen.
De verdachte is binnen de organisatie de figuurlijke ‘spin-in-het-web’ te noemen. Hij adverteerde onder de naam [account 1] op verschillende Darknet markets en verstuurde PGP-telefoons naar vaste klanten om direct met hen te communiceren. Hij nam de bestellingen op en kwam ook in de loods in Hillegom onder meer om bestellingen in te pakken voor verzending. Voor het inpakken door de medeverdachten, verstrekte [verdachte] de bestellijsten en stuurde hij de werkzaamheden aan. Verder zorgde hij voor de inrichting van de inpakruimtes; zo heeft hij werktafels gekocht met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en is hij met [medeverdachte 3] een weegschaal gaan aanschaffen bij de Mediamarkt. Na verzending werden de track & trace codes naar hem toegezonden door één van de medeverdachten (zoals [medeverdachte 3] ), welke codes hij vervolgens weer doorgaf aan de desbetreffende koper. Verder zorgde hij samen met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] voor de inkoop van de drugs, inde hij de bitcoins van de kopers, zorgde hij voor het omwisselen van de bitcoins en deelde hij met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in gelijke delen de winst. Nadat in juli 2016 [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] waren aangehouden en de loods in Hillegom was doorzocht en de daar aanwezige drugs in beslag waren genomen, is de verdachte niet gestopt. Integendeel, hij is vrijwel direct doorgegaan met het aanbieden van drugs onder de naam [account 1] onder meer door vaste klanten nieuwe contactgegevens en nieuwe prijslijsten toe te zenden. Hij verzamelde nieuwe mensen om zich heen om verder te kunnen gaan met de lucratieve drugshandel. Ook uit OVC gesprekken blijkt, dat hij het overzicht over alle werknemers had en alles en iedereen – ook na de aanhoudingen – regisseerde. Zo wist hij dat de anderen niet hadden gepraat (behalve “de jongste”, lees: [medeverdachte 1] ) en liet hij zich ontvallen in een OVC gesprek dat hij [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] zou hebben betaald om te zwijgen.
Dat met de handel grote geldbedragen gemoeid waren, blijkt ook uit de bewijsmiddelen. De verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt. Ook heeft hij door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit om drugs heen en daarmee schade en overlast voor de samenleving veroorzaakt. PostNL werd ongewild en ongemerkt een internationale distributeur van Nederlandse drugs. Ook wordt de naam van Nederland in het buitenland geschaad door handelingen als die van de verdachte. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Naast het aanwezig hebben van en het handelen in harddrugs beschikte de verdachte ook over een vuurwapen met munitie in zijn woning. Het is daarbij een gegeven dat de handel in harddrugs ook veelal gepaard gaat met geweldsdelicten, wat de aanwezigheid van een vuurwapen met bijbehorende munitie des te ernstiger maakt. De rechtbank houdt hiermee in strafverhogende zin rekening.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook na de feiten waarvoor de verdachte in dit vonnis wordt veroordeeld, is de verdachte wederom aangehouden voor het overtreden van de Opiumwet. Hoewel tegen het veroordelend vonnis in die zaak nog hoger beroep loopt en het dus op zichzelf niet in strafverzwarende zin meewerkt, bevestigt het wel het beeld dat de verdachte zich onaantastbaar lijkt te achten en in ieder geval niet het strafbare van zijn handelen in lijkt te zien.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 21 oktober 2022 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, alsmede de eerder uitgebrachte voorlichtingsrapporten uit 2020 en 2017.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor de uitvoer van harddrugs van meer dan 20 kilogram, waarbij sprake is van een organisatie, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer dan 72 maanden. Voor het aanwezig hebben van harddrugs in organisatieverband van meer dan 20 kilo gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 48 maanden. Bij de verdachte is sprake van een hoeveelheid van rond de 100 kilogram harddrugs. Daarnaast had hij een half doorgeladen vuurwapen voorhanden in zijn woning. Gelet op de hiervoor besproken ernst van de feiten, de hoeveelheden uitgevoerde en aangetroffen harddrugs en met name de rol van de verdachte in het geheel is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 100 maanden een passende en geboden reactie.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zodanige bijzondere omstandigheden voor, die met name zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak alsmede de door de verdediging gedane en door de rechtbank toegewezen onderzoekswensen.
De eerste aanhoudingen in de megazaak Needilup hebben in juli 2016 plaatsgevonden, vervolgens in mei 2017 en tot slot in april 2018. De aanhoudingen in de megazaak Romsey hebben in mei en juni 2017 plaatsgevonden. Op 15 augustus 2017 zijn de megazaken Needilup en Romsey gevoegd. Na het opvragen van en onderzoek aan de Ennetcom-berichten eind 2017 en begin 2018 heeft de politie de einddossiers in beide zaken afgerond in februari 2018, waarna het dossier door het Openbaar Ministerie onder de rechtbank en de raadslieden is verspreid. Reeds op 16 juli 2018 is een eerste regiezitting gehouden. In totaal zijn elf verdachten gedagvaard. Het dossier beslaat in totaal 70 ordners. Naar aanleiding van de regiezitting zijn in meerdere zaken, waaronder in de zaak van de verdachte, diverse getuigen gehoord bij de rechter-commissaris, is er een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en hebben ook verschillende raadslieden het NFI bezocht voor inzage in het systeem Hansken. Op 18 juni 2019 heeft nogmaals een regiezitting plaatsgevonden in de zaken tegen [medeverdachte 4] en [verdachte] , aangezien de toegewezen onderzoekswensen niet volledig waren uitgevoerd. Dit lag echter niet in de invloedssfeer van de verdachte en zijn raadsvrouw. Voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting – waarbij, in het belang van alle zaken, sprake was van gelijktijdige behandeling van alle zaken – dienden meerdere zittingsdagen te worden uitgetrokken.
De rechtbank acht vanwege deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 9 mei 2017, de datum waarop de verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld.
Dit betekent dat de redelijke termijn met twee jaren en ruim zeven maanden is overschreden, te weten de periode tussen 9 mei 2020 en 21 december 2022.
Conclusie
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering. De rechtbank zal in plaats van de door haar overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 100 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 85 maanden opleggen. De rechtbank ziet in de gewijzigde v.i-regeling geen aanleiding om deze straf nog verder te matigen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er thans geen gronden meer aanwezig zijn en subsidiair dat de verdachte ook zijn hoger beroep in vrijheid moet kunnen afwachten, nu zijn persoonlijke belangen zwaarder wegen.
Gelet op dit vonnis zijn de ernstige bezwaren zoals die golden ten tijde van het opleggen van het bevel voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig. De zogenaamde
12-jaarsgrond/geschokte rechtsorde acht de rechtbank niet meer aanwezig, aangezien de ten laste gelegde feiten zich ruim zes jaar geleden hebben voorgedaan en de voorlopige hechtenis van de verdachte sinds 14 november 2017 is geschorst. Dit ligt anders voor de recidivegrond, nu de verdachte gedurende zijn schorsing in juli 2020 is aangehouden op verdenking van het overtreden van de Opiumwet, waarna de schorsing met ingang van 6 juli 2020 is opgeheven. Met ingang van 22 september 2020 is de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak wederom geschorst. Inmiddels is de verdachte voor dit feit uit juli 2020 in eerste aanleg veroordeeld, tegen welk vonnis de verdachte in hoger beroep is gegaan. De rechtbank acht de recidivegrond onverminderd aanwezig.
De vraag is vervolgens of de schorsing van de voorlopige hechtenis bij deze stand van zaken dient te worden opgeheven. Het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzaken. Het spreekt voor zich dat een verdachte een belang heeft om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt. Het is niet zo dat een verdachte ook hangende het hoger beroep zijn berechting in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5 lid 1, aanhef en onder a EVRM. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling, vrijheidsbeneming is gerechtvaardigd. Deze veroordeling hoeft niet onherroepelijk te zijn. Deze redenering kan naar analogie ook worden toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Bij de beoordeling of de schorsing in onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en de verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – zoals hiervoor toegelicht – en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.