ECLI:NL:RBNHO:2022:11400

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
15/870544-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Megazaak Needilup/Romsey: Onderzoek naar uitvoer van verdovende middelen via postpakketten

In de megazaak Needilup/Romsey heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan het wegbrengen van postpakketten met daarin verdovende middelen naar post inleverpunten. De verdachte werd vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van deze middelen. De rechtbank constateerde echter dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met meer dan drie jaar was overschreden, wat leidde tot een strafvermindering. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte, zijn jeugdige leeftijd en de overschrijding van de redelijke termijn, maar benadrukte ook de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870544-17 (P)
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10, 14, 17, 23 november 2022, 7 en 21 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Inleiding

In de periode van 19 maart 2016 tot en met 18 april 2016 zijn er 36 (zesendertig) postpakketten onderschept door de Douane en overgedragen aan het Cargo Harc-team Schiphol (hierna: CHTS). Deze postpakketten zijn uitgepakt en bleken allemaal verdovende middelen te bevatten die waren verpakt in puzzeldozen. Op 18 april 2016 is het CHTS gestart met het opsporingsonderzoek genaamd Needilup.
Op 29 april 2016 heeft een tactisch rechercheur van het CHTS onderzoek gedaan op het darkweb naar de aanwezigheid van online marktplaatsen in combinatie met de soorten verdovende middelen aangeboden door verkopers vanuit Nederland. Er is gezocht op de zoektermen ‘XTC Red Bull’ en ‘XTC Dodge’. Met betrekking tot de zoekterm ‘XTC Dodge’ kon slechts één Nederlandse verkoper worden gevonden die zowel op Alphabay-Market als Dream-Market verkoopadvertenties had staan met xtc-pillen paarse Dodge Ram. Dit betrof de verkoper met de gebruikersnaam ‘ [account 1] ’ (hierna: [account 1] ). De gebruiker had in zijn profiel zijn publieke PGP-sleutel staan. Ook bleek uit zijn profiel dat hij verstuurde vanuit Nederland met PostNL, dat er werd verstuurd met track & trace en dat betalingen alleen verliepen via bitcoin. De door [account 1] aangeboden verdovende middelen vertonen grote overeenkomsten met de in de postpakketten aangetroffen verdovende middelen.
Op 11 mei 2016 is het strafrechtelijk onderzoek Needilup door de Brigade Recherche van de Koninklijke Marechaussee overgenomen van het CHTS.
Op 24 mei 2016 heeft de teamleider van het onderzoek Needilup, [getuige 1] (hierna [getuige 1] ), een gesprek gevoerd met de teamleider van het Post-Pakket Interventie Team van de Landelijke Eenheid, [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ). Diezelfde dag ontving [getuige 1] van [getuige 2] een e-mail met een verwijzing van een bericht vanuit het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (hierna: LIRC). Het bericht van het LIRC maakte melding van een lopend onderzoek in de Verenigde Staten met een bijbehorend verzoek aan de Nederlandse autoriteiten ten aanzien van een online handelaar in verdovende middelen genaamd [account 1] . Op 17 mei 2016 verzochten de Amerikaanse autoriteiten assistentie bij het ontmantelen van de online vendor dan wel organisatie [account 1] . Hiertoe is een aantal foto’s van in beslag genomen drugs en de wijze waarop deze heimelijk waren verpakt in puzzeldozen verstrekt.
Op 1 juni 2016 is door het onderzoeksteam Needilup een informatieverzoek gericht aan de Verenigde Staten waarin werd verzocht om informatie over aangetroffen postpakketten, de wijze van verpakking, eventuele track & trace codes en de wijze waarop de bestellers contact hebben met de verzender van de pakketten.
Op 26 en 27 juli 2016 en 9 augustus 2016 zijn diverse verdachten ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ) aangehouden in onderzoek Needilup. Tevens is een loods in Hillegom doorzocht, waarbij bijna 40 kilo aan verdovende middelen (MDMA, cocaïne, 2C-B, amfetamine en methamfetamine) en 17.222 aan LSD papiertjes is aangetroffen, alsmede bestellijsten, puzzeldozen en enveloppen met adresstickers bestemd voor het buitenland. Op een whiteboard waren de namen van xtc-pillen geschreven, te weten Red bull, Tesla, Punisher, Kitty, Raket, Pikachu en Defqon.
Op 15 augustus 2016 is het onderzoek besproken in aanwezigheid van de liaison van Homeland Security Investigations (hierna: HSI) [liaison] . Het overleg vond plaats op initiatief van [liaison] naar aanleiding van de bevindingen die de Koninklijke Marechaussee heeft gedaan bij de doorzoekingen en aanhoudingen in onderzoek Needilup op 26 en 27 juli 2016 en de raakvlakken die deze bevindingen mogelijk zouden hebben met onderzoeken van HSI in de Verenigde Staten.
Vervolgens heeft het onderzoeksteam Needilup op 19 augustus 2016 met tussenkomst van Europol aan de Verenigde Staten verzocht om details van in beslag genomen zendingen in de Verenigde Staten die kunnen worden gelinkt aan [account 1] en de Modus Operandi van het onderzoek Needilup. Tevens verzocht het onderzoeksteam de gespreksverslagen en e-mails van communicatie tussen HSI en [account 1] en het wachtwoord dat door HSI is gebruikt om toegang te krijgen tot de PGP-telefoon.
Op 1 september 2016 is een vervolgonderzoek Romsey gestart. Op dezelfde dag zijn de onderzoeken Needilup en Romsey samengevoegd.
Op 15 september 2016 is met tussenkomst van Europol een informatiebericht door het onderzoeksteam ontvangen. Dit bericht bevatte gespreksverslagen van communicatie die heeft plaatsgevonden tussen [account 1] en een agent van HSI die werkte onder dekmantel. HSI maakte gebruik van de online identiteit genaamd ‘ [account 2] ’ van een aangehouden afnemer van drugs van [account 1] . Deze aangehouden afnemer heeft verklaard drugs te hebben gekocht van [account 1] , maar zijn pakket niet te hebben ontvangen. Op 26 mei 2016 is de communicatie met [account 1] , die werd gevoerd door het account van [account 2] , van deze aangehouden afnemer door een Special Agent van HSI overgenomen en voortgezet.
Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek werd op 19 mei 2017 informatie aan de Koninklijke Marechaussee verstrekt bestaande uit verschillende Reports of Investigation (ROI documenten) en een toestemmingsbrief voor het gebruik van die documenten.
Uit ROI 259 blijkt dat [account 1] op 20 oktober 2016 naar zijn klanten mailt dat hij drie maanden offline is geweest, maar dat hij nieuwe werkers heeft die het werk blijven doen.
Uit ROI 265 blijkt dat [account 1] op 26 oktober 2016 aan zijn klanten mailt dat zij klaar zijn om bestellingen te verwerken en dat klanten het kunnen laten weten als zij producten nodig hebben.
Uit ROI 269 blijkt dat [account 1] op 21 november 2016 door zijn verpakker een PGP-telefoon laat versturen naar [account 2] . Daarbij is een fout gemaakt doordat het huisnummer is ingevuld in plaats van de postcode. [account 1] geeft op 22 november aan dat zijn vriend op het postkantoor is om het te regelen. Uit ROI 278 blijkt dat HSI de telefoon op 6 december 2016 heeft ontvangen.
Uit onderzoek is gebleken dat het pakket met de telefoon op 21 en 22 november 2016 is aangeboden bij de Gamma Doemere te Almere. De persoon die het pakket op 21 november 2016 heeft aangeboden is [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en de persoon die op 22 november 2016 het pakket heeft aangeboden is [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ).
[medeverdachte 5] is geobserveerd. Op de beelden is te zien dat hij op 8 maart 2017 als bestuurder in een Volkswagen Jetta rijdt en dat [verdachte] als bijrijder in de Jetta zit. Gezien wordt dat [verdachte] twee dozen inlevert bij de PostNL balie van de Gamma in Almere. Even later stopt de Jetta bij de Esso aan de Striptekenaar te Almere. Verbalisanten zien dat [verdachte] daar een doosje afgeeft in de shop. Dit doosje blijkt na onderzoek een zilverkleurig blik te bevatten met daarin 495,8 gram cocaïne.
Op 16 maart 2017 wordt gezien dat [medeverdachte 5] met een Volkswagen Polo naar de [adres 2] te Lelystad rijdt. Daar haalt hij een doos uit de Polo en loopt daarmee naar de [adres 2] . Even later wordt gezien dat hij met [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) en diens vader bij de achterkant van de polo staat. In de kofferbak staat een doos die exact overeenkomt met de doos waarmee [medeverdachte 5] daarvoor richting de woning is gelopen. [medeverdachte 5] verricht handelingen aan deze doos en rijdt even later weg en parkeert vervolgens in een parkeergarage. Daar ontmoet hij [verdachte] . Zij rijden samen weg op de scooter van [verdachte] en komen terug met een weekendtas. [medeverdachte 5] maakt de kofferbak van de Polo open en haalt er 2 zakken gele pillen en 4 zakken blauwe pillen uit en stopt deze in de weekendtas. [verdachte] stapt met de tas op de scooter. Uiteindelijk overhandigt [verdachte] de tas op station Muiderpoort te Amsterdam aan een onbekende man. [verdachte] wordt hierna opgehaald door [naam] (hierna: [naam] ) in een Seat. Later die dag ontmoeten [verdachte] , [naam] en [medeverdachte 5] elkaar in Lelystad. Vervolgens zijn [verdachte] en [naam] in de Seat naar de parkeergarage bij de Jumbo in Lelystad gereden en is gezien dat [verdachte] aldaar een pakket heeft afgeleverd terwijl [naam] in de auto bleef zitten. Dit pakket bleek na onderzoek 4 zilverkleurige blikken te bevatten met in totaal 3.961 gram MDMA in de vorm van oranje Tesla pillen.
Op 9 mei 2017 is [medeverdachte 7] aangehouden en is zijn woning doorzocht. Daarbij werd onder meer een grote hoeveelheid geld en een vuurwapen aangetroffen.
Op 10 mei 2017 zijn [medeverdachte 6] , diens vader en [verdachte] aangehouden.
Op 10 mei 2017 werden de loods en de woning aan de [adres 2] te Lelystad doorzocht. Daarbij zijn grote hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen, alsmede kartonnen dozen met in totaal 84 bewaarblikken. In een afgesloten slaapkamer in de woning werd onder meer een keukenweegschaal, een sealapparaat, latex handschoenen, 3 bewaarblikken, een rol etiketten en verpakkingsmateriaal aangetroffen.
In het ouderlijk huis van [medeverdachte 5] zijn op 10 mei 2017 in totaal 67 zilverkleurige blikken aangetroffen.
Op 4 juni 2017 is [medeverdachte 5] aangehouden.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv, ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2017 tot en met 9 mei 2017 te Lelystad en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, danwel het verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken en/of te vervoeren van
(een) handelshoeveelhe( i)d(en) van een materiaal bevattende (34-)MDMA en/of
(een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende (meth)amfetamine en/of
(een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde (34-)MDMA en/of (meth)amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 10 mei 2017 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende (34-)MDMA en/of
(een) handelshoeveelhe( i)d(en) van een materiaal bevattende (meth)amfetamme en/of
(een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende Cocaïne
een handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 2C-B en/of
een handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende LSD,
zijnde (34-)MDMA en/of (meth)amfetamine en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd. Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen moet worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen en moeten deze verdovende middelen zich bovendien in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden. De rechtbank is van oordeel dat dit op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.3
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 8 maart 2017 heeft de verdachte een postpakket ingeleverd bij een GLS afleverpunt in Almere ter verzending naar Oostenrijk. Bij het wegbrengen van het pakket was [medeverdachte 5] de bestuurder van de auto. Op 16 maart 2017 heeft de verdachte een postpakket ingeleverd bij een PostNL-punt in Lelystad ter verzending naar de Verenigde Staten. Als omschrijving stond op dit pakket vermeld “Luwak coffee”. Beide postpakketten zijn bij de inleverpunten in beslag genomen. Na onderzoek aan de in beslag genomen postpakketten is gebleken dat het postpakket van 8 maart 2017 bijna 500 gram cocaïne bevatte en het postpakket van 16 maart 2017 bijna 4.000 gram MDMA tabletten.
De verdachte heeft ontkend dat hij wetenschap had van de in de postpakketten aangetroffen verdovende middelen. De verdachte heeft verklaard dat hij voor een andere persoon – waarvan hij de naam niet wil noemen – de hiervoor genoemde postpakketten ter verzending heeft aangeboden bij de post inleverpunten. De verdachte heeft voor deze persoon eerder een postpakket verstuurd waarbij hij had gezien dat het postpakket een PGP-telefoon bevatte. Om die reden ging de verdachte er vanuit dat de postpakketten die hij op 8 en 16 maart 2017 voor deze persoon verstuurde ook een PGP-telefoon zouden bevatten.
Anders dan de verdediging gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte wist dat er verdovende middelen in de postpakketten zaten. Daarbij betrekt de rechtbank het volgende. In een telefoon van de verdachte is een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en een onbekend gebleven persoon aangetroffen. In dit gesprek wordt aan de verdachte gevraagd hoe duur het is waarop de verdachte antwoordt:
“10x snoep is €40 en M per Gr is 20 maar alles bij elkaar kan je pakken voor €110,00 Vind je dat oke?”. Door verbalisant is gerelateerd dat met "M" MDMA wordt bedoeld en met "snoep" Xtc-pillen. De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat de verdachte zich bezighield met de handel in verdovende middelen. Op 16 maart 2017 is er tijdens een observatie in een parkeergarage in Lelystad waargenomen dat [medeverdachte 5] twee zakken met gele en vier zakken met blauwe op pillen gelijkende materie uit de kofferbak van zijn auto pakte en in de tas van de verdachte stopte. De verdachte heeft vervolgens met de betreffende tas de parkeergarage verlaten en heeft deze tas een uur later aan een onbekend gebleven persoon overhandigd op het station Amsterdam Muiderpoort. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat er een overdracht van pillen heeft plaatsgevonden. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat er verdovende middelen in de postpakketten zaten zal dan ook gelet op al het voorgaande als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1:
hij in de periode van 8 maart 2017 tot en met 16 maart 2017 te Lelystad en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-MDMA of een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij is onder meer rekening gehouden met een strafvermindering van 15% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van een bewezenverklaring verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met zowel de huidige als de toenmalige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte was destijds een jeugdige, beïnvloedbare en vooral (financieel) kwetsbare jongen die zich in een moeilijke periode van zijn leven bevond en met een gokverslaving kampte. Voorts heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de rol van de verdachte bij het tenlastegelegde, de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor een Opiumwetdelict is veroordeeld en sinds het tenlastegelegde, met uitzondering van een overtreding van de Wegenverkeerswet, niet meer in aanraking is gekomen met politie of justitie. Verder gaat het om oude feiten en is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Dat dient te leiden tot een strafvermindering van 25%. Op grond van het voorgaande heeft de raadsman verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht met eventueel een taakstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur met een proeftijd van 1 jaar en de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen vier kilogram xtc-pillen (ongeveer 8000 pillen) en een halve kilogram cocaïne Nederland uitgevoerd. Hij heeft, op aangeven van een medeverdachte, postpakketten met de drugs naar post inleverpunten vervoerd en de postpakketten daar ter verzending naar het buitenland aangeboden. Bij het inpakken van de bestelde harddrugs werd er alles aan gedaan om de drugs op verhullende en geraffineerde wijze Nederland uit te voeren. De drugs werd verstopt in metalen blikken en als inhoud van de verpakking werd Luwak koffie vermeld. Het metalen blik met daarin de drugs werd ingeseald met doorzichtig folie en ter verzending in een doos gedaan. De bestellingen werden de hele wereld over gezonden door middel van het aanbieden van de postpakketten bij verschillende post inleverpunten. De drugshandel werd verder verhuld door op de postpakketten met drugs retouradressen op te nemen van fictieve personen en niet bestaande adressen.
De verdachte komt reeds in november 2016 in beeld, nadat hij een postpakket bij een PostNL punt ter verzending naar de Verenigde Staten heeft ingeleverd met daarin een zogenaamde PGP-telefoon. Bij de politie, en ook tijdens de terechtzitting, heeft de verdachte verklaard dat hij pakketten ter verzending per post wegbracht. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de rol van de verdachte in de internationale drugshandel van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] niet verder ging dan het wegbrengen van de postpakketten naar de post inleverpunten op 8 en 16 maart 2017. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor een bijdrage van voldoende gewicht van de verdachte aan het voorhanden hebben van de onder [medeverdachte 6] aangetroffen handelsvoorraad. De rechtbank houdt met de – deels – bekennende verklaringen geen rekening in het voordeel van de verdachte, nu de rechtbank bepaald niet de indruk heeft gekregen dat hij het achterste van zijn tong heeft laten zien. Immers, heeft hij ontkend te weten dat er drugs in de pakketten zat. Zoals hiervoor is overwogen, acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig.
De verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt. Ook heeft hij door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit om drugs heen en daarmee schade en overlast voor de samenleving veroorzaakt. PostNL en GLS werden ongewild en ongemerkt een internationale distributeur van Nederlandse drugs. Ook wordt de naam van Nederland in het buitenland geschaad door handelingen als die van de verdachte. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 22 augustus 2017.
De op te leggen straf
Bij de verdachte is sprake van het medeplegen van de uitvoer van een hoeveelheid van 4,5 kilogram harddrugs. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor de uitvoer van harddrugs van tussen de 4000 en 5000 gram uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de 36 en 38 maanden. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunt om de verdachte een rol in de organisatie toe te bedelen. Gelet op de hiervoor besproken ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat dat hij maar een zeer korte periode (een week) bij de drugshandel betrokken is geweest en zijn rol in het geheel zeer beperkt was. Tevens houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij destijds kwetsbaar was door zijn jeugdige leeftijd en de met zijn gokverslaving samenhangende schulden. Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden een passende en geboden reactie. Dit is een lagere straf dan geëist door de officier van justitie nu de rechtbank een kortere periode bewezenverklaart, de verdachte vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde feit en de bijdrage van de verdachte in het geheel anders waardeert.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, kan vanwege de ernst van het feit niet worden volstaan met een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, en een taakstraf.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zodanige bijzondere omstandigheden voor, die met name zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak.
De eerste aanhoudingen in de megazaak Needilup hebben in juli 2016 plaatsgevonden, vervolgens in mei 2017 en tot slot in april 2018. De aanhoudingen in de megazaak Romsey hebben in mei en juni 2017 plaatsgevonden. Na het opvragen van en onderzoek aan de Ennetcom-berichten eind 2017 en begin 2018 heeft de politie de einddossiers in beide zaken afgerond in februari 2018, waarna het dossier door het Openbaar Ministerie onder de rechtbank en de raadslieden is verspreid. Reeds op 16 juli 2018 is een eerste regiezitting gehouden. Op deze zitting zijn de megazaken Needilup en Romsey gevoegd. In totaal zijn elf verdachten gedagvaard. Het dossier beslaat in totaal 70 ordners. Naar aanleiding van de regiezitting zijn in zaken van meerdere medeverdachten diverse getuigen gehoord bij de rechter-commissaris, is er een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en hebben ook verschillende raadslieden het NFI bezocht voor inzage in het systeem Hansken. Door de raadsman van de verdachte zijn geen onderzoekswensen ingediend, zodat de met de uitvoering van de onderzoekswensen gemoeide tijd geen bijzondere omstandigheid is in de zaak van de verdachte. Op 18 juni 2019 heeft nogmaals een regiezitting plaatsgevonden in de zaken tegen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] , aangezien de toegewezen onderzoekswensen niet volledig waren uitgevoerd. Voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting – waarbij, in het belang van alle zaken, sprake was van gelijktijdige behandeling van alle zaken – dienden meerdere zittingsdagen te worden uitgetrokken.
De rechtbank acht vanwege de bijzondere omstandigheid van de ingewikkeldheid en omvang van de zaak een redelijke termijn van twee jaren en zes maanden gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 10 mei 2017, de datum waarop de verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld.
Dit betekent dat de redelijke termijn met drie jaren en ruim één maand is overschreden, te weten de periode tussen 10 november 2019 en 21 december 2022.
Conclusie
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering. De rechtbank zal in plaats van de door haar overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsman heeft aangevoerd dat er thans geen gronden meer aanwezig zijn en subsidiair dat de verdachte ook een eventueel hoger beroep in vrijheid moet kunnen afwachten, nu zijn persoonlijke belangen zwaarder wegen.
Gelet op dit vonnis zijn de ernstige bezwaren zoals die golden ten tijde van het opleggen van het bevel voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig. De zogenaamde 12-jaarsgrond/geschokte rechtsorde acht de rechtbank niet meer aanwezig, aangezien de ten laste gelegde feiten zich ruim zes jaar geleden hebben voorgedaan en de voorlopige hechtenis van de verdachte sinds 22 augustus 2017 is geschorst. Nu de verdachte zich na de onderhavige feiten in 2017, behoudens een enkele verkeersovertreding, niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit, acht de rechtbank ook de recidivegrond niet langer aanwezig.
De rechtbank zal, gelet op het ontbreken van gronden, het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing afwijzen.

8.Bijkomende straf

De raadsman heeft verzocht tot teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen Apple iPhone telefoon omdat er gegevens, waaronder foto’s, op de telefoon staan die van emotionele waarde zijn voor de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten vier telefoons, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
Het staat vast dat de verdachte en zijn medeverdachten heimelijk communiceerden met elkaar door gebruik te maken van crypto-telefoons (PGP-telefoons) en ook middels een Wickr-app op hun telefoon. De verdachte heeft ten aanzien van de in beslag genomen telefoons niet verklaard in hoeverre en op welke wijze hij daarvan gebruik heeft gemaakt voor het plegen van de bewezen verklaarde feiten en voor de communicatie met zijn medeverdachten. Hij heeft geweigerd de codes van de Aquaris telefoon en de witte Apple iPhone te geven, waardoor de politie geen onderzoek naar de inhoud van de data op deze telefoons heeft kunnen doen. De Blackberry kon niet worden uitgelezen, omdat de geheugenchip defect was. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte van alle in beslag genomen telefoons gebruik heeft gemaakt om – al dan niet heimelijk – met zijn medeverdachten te communiceren en dat deze een rol hebben gespeeld bij het begaan van de bewezen verklaarde feiten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 telefoon kleur: zwart Blackberry 9900 (17-039806-2);
- 1 telefoon kleur: zwart Aquaris xS plus (17-039806-3);
- 1 telefoon kleur: zwart Samsung Gt-e1200i (17-039806-22);
- 1 telefoon kleur: wit Apple Iphone (17-039806-29).
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. J. Dommershuijzen en mr. M.S. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2022.