7.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen (in een structureel samenwerkingsverband) schuldig gemaakt aan grootschalige internationale drugshandel. Via verschillende darknet markets en andere digitale afgeschermde middelen (zoals PGP-telefoons) werd door [medeverdachte 6] onder de vendorname [account] een scala aan harddrugs, waaronder MDMA, 2C-B, amfetamine, crystal meth, cocaïne en LSD ter verkoop aangeboden. Op deze manier konden de drugs buiten het zicht van politie en justitie anoniem worden verkocht. De keerzijde hiervan is dat zij ook geen enkel zicht hadden op wie de drugs uiteindelijk in handen kreeg en hiermee namen zij dus het risico voor lief dat ook minderjarigen drugs van hen kochten.
Nadat bestellingen binnenkwamen bij [medeverdachte 6] , werden de drugs ter verzending ingepakt in de loods in Hillegom onder meer door [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] . Hierbij hebben zij er alles aan gedaan om op verhullende en geraffineerde wijze hun handel Nederland uit te voeren. In de loods waren twee ruimtes ingericht om de drugs zo in te pakken dat de producten er professioneel uitzagen (lees: niet de aandacht van de douane zouden trekken) en er geen DNA-sporen of vingerafdrukken achterbleven op de verpakkingen. De drugs werden verstopt in de verpakking van een regulier legaal product, te weten een puzzeldoos. Dit product werd vervolgens ingeseald met doorzichtig folie en ter verzending in een doos gedaan. De bestellingen werden de hele wereld over gezonden door middel van het aanbieden van de postpakketten bij verschillende PostNL-punten. De drugshandel werd verder verhuld door op de postpakketten met drugs retouradressen op te nemen van fictieve personen en niet bestaande adressen. De betaling van de drugs geschiedde in bitcoins, zodat ook de betalingen niet naar de verdachten konden worden herleid.
De in onderzoek Needilup onderschepte zendingen puzzeldozen bevatten ruim 50 kilogram harddrugs. In de loods in Hillegom is ruim 41 kilogram harddrugs aangetroffen en in de postpakketten in de Volkswagen Caddy – waarin de verdachte op 26 juli 2016 werd aangehouden – ruim 2 kilogram harddrugs. In de loods zijn ook bestellijsten aangetroffen met adressen in en buiten Europa met hoeveelheden bestelde en reeds verstuurde drugs, die niet in Nederland zijn onderschept, dan wel nog te verzenden harddrugs. Alles bij elkaar gaat het in ieder geval om meer dan 100 kilo harddrugs die op deze wijze Nederland zijn uitgevoerd dan wel gereed lagen om Nederland te worden uitgevoerd. De verdachte is in ieder geval betrokken geweest bij de uitvoer van ruim 22 kilogram harddrugs (onderschepte pakketten in de bewezenverklaarde periode en de harddrugs in de Caddy op 26 juli 2016).
Hoewel de verdachte pas sinds eind mei 2016 betrokken lijkt te zijn geraakt bij de uitvoer van de harddrugs, maakt dit zijn rol niet minder groot. De verdachte heeft geen enkele openheid van zaken willen geven, maar uit het dossier kan worden geconcludeerd dat hij vol betrokken is geweest bij de organisatie. De rechtbank leidt dit onder meer af uit de contacten met [medeverdachte 2] , de ontmoeting met [medeverdachte 6] bij de McDonalds op 21 juli 2016, zijn beschikking over de door de organisatie aangeschafte Caddy en het ophalen en rondrijden van [medeverdachte 1] als er pakketten moesten worden weggebracht. Verder werden er – getuige de aanhouding van 26 juli 2016 – grote hoeveelheden drugs aan hem toevertrouwd zonder dat er een ander van de organisatie bij was. Hij reed die dag immers alleen in de VW Caddy met 24 te versturen postpakketten waarin in totaal meer dan twee kilo harddrugs werd aangetroffen. Hij haalde postpakketten op nadat deze waren ingepakt, zocht naar verschillende locaties van PostNL-punten op zijn telefoon en reed vervolgens naar de PostNL-punten. Hij ging daar niet zelf naar binnen. Het inleveren van de postpakketten gebeurde door [medeverdachte 1] , die hiertoe meerdere malen door de verdachte werd opgehaald met de VW Caddy.
Dat met de handel grote geldbedragen gemoeid waren, blijkt ook uit de bewijsmiddelen. Uit een notitie van 20 juli 2016 aangetroffen in de telefoon van de verdachte kan worden afgeleid dat hij niet deelde in de winst, maar werd betaald per pakket. Ook hierover heeft de verdachte echter geen verklaring willen afleggen. De verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt. Ook heeft hij door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit om drugs heen en daarmee schade en overlast voor de samenleving veroorzaakt. PostNL werd ongewild en ongemerkt een internationale distributeur van Nederlandse drugs. Ook wordt de naam van Nederland in het buitenland geschaad door handelingen als die van de verdachte. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 4 januari 2017 en 22 september 2022 van Reclassering Nederland.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 13 januari 2017, met daarbij onder meer als bijzondere voorwaarde een locatiegebod met elektronische monitoring. De verdachte heeft bijna een jaar onder elektronisch toezicht gestaan. De rechtbank houdt hiermee rekening in straf verlagende zin.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor de uitvoer van harddrugs van meer dan 20 kilogram, waarbij sprake is van een organisatie, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer dan 72 maanden. Voor het aanwezig hebben van harddrugs in organisatieverband van meer dan 20 kilo gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 48 maanden. Bij de verdachte is sprake van het medeplegen van de uitvoer van in ieder geval een hoeveelheid van ruim 22 kilogram harddrugs. Gelet op de hiervoor besproken ernst van de feiten, de hoeveelheden uitgevoerde harddrugs en de rol van de verdachte in het geheel is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden een passende en geboden reactie. Dit is een lagere straf dan geëist door de officier van justitie nu de rechtbank een kortere periode bewezen verklaart en de feiten anders waardeert.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, kan vanwege de ernst van de feiten niet worden volstaan met een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, en een taakstraf.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zodanige bijzondere omstandigheden voor, die met name zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak.
De eerste aanhoudingen in de megazaak Needilup hebben in juli 2016 plaatsgevonden, vervolgens in mei 2017 en tot slot in april 2018. De aanhoudingen in de megazaak Romsey hebben in mei en juni 2017 plaatsgevonden. Op 15 augustus 2017 zijn de megazaken Needilup en Romsey gevoegd. Na het opvragen van en onderzoek aan de Ennetcom-berichten eind 2017 en begin 2018 heeft de politie de einddossiers in beide zaken afgerond in februari 2018, waarna het dossier door het Openbaar Ministerie onder de rechtbank en de raadslieden is verspreid. Reeds op 16 juli 2018 is een eerste regiezitting gehouden. In totaal zijn elf verdachten gedagvaard. Het dossier beslaat in totaal 70 ordners. Naar aanleiding van de regiezitting zijn in zaken van meerdere medeverdachten diverse getuigen gehoord bij de rechter-commissaris, is er een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en hebben ook verschillende raadslieden het NFI bezocht voor inzage in het systeem Hansken. Door de raadsman van de verdachte zijn geen onderzoekswensen ingediend, zodat de met de uitvoering van de onderzoekswensen gemoeide tijd geen bijzondere omstandigheid is in de zaak van de verdachte. Op 18 juni 2019 heeft nogmaals een regiezitting plaatsgevonden in de zaken tegen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] , aangezien de toegewezen onderzoekswensen niet volledig waren uitgevoerd. Voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting – waarbij, in het belang van alle zaken, sprake was van gelijktijdige behandeling van alle zaken – dienden meerdere zittingsdagen te worden uitgetrokken.
De rechtbank acht vanwege de bijzondere omstandigheid van de ingewikkeldheid en omvang van de zaak een redelijke termijn van twee jaren en zes maanden gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 26 juli 2016, de datum waarop de verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn met drie jaren en bijna elf maanden is overschreden, te weten de periode tussen 26 januari 2019 en 21 december 2022.
Conclusie
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering. De rechtbank zal in plaats van de door haar overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Gelet op dit vonnis zijn de ernstige bezwaren zoals die golden ten tijde van het opleggen van het bevel voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig. De zogenaamde
12-jaarsgrond/geschokte rechtsorde acht de rechtbank niet meer aanwezig, aangezien de ten laste gelegde feiten zich ruim zes jaar geleden hebben voorgedaan en de voorlopige hechtenis van de verdachte sinds 13 januari 2017 is geschorst. Nu de verdachte zich na de onderhavige feiten in 2016 niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit, acht de rechtbank ook de recidivegrond niet langer aanwezig.
De rechtbank zal, gelet op het ontbreken van gronden, het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing afwijzen.