ECLI:NL:RBNHO:2022:11355

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
C/15/333762 / FA RK 22/5295
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aan betrokkene wegens wilsonbekwaamheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 december 2022 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1999, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, omdat betrokkene wilsonbekwaam is. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat is om zijn belangen te waarderen en goede afwegingen te maken, wat leidt tot ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Ondanks het verweer van de advocaat van betrokkene, die stelde dat er geen dreigend ernstig nadeel meer is en dat betrokkene wilsbekwaam is, heeft de rechtbank geoordeeld dat er nog steeds sprake is van dreigend ernstig nadeel. De rechtbank heeft de verzoeken van de advocaat verworpen en geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 5 juni 2023, en omvat onder andere het toedienen van medicatie en beperkingen in de bewegingsvrijheid. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter mr. G. Drenth, met E.B.B.M. van Linden als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/333762 / FA RK 22/5295
beschikking van de enkelvoudige kamer van 5 december 2022,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in een voorziening van Parnassia, afdeling intensive care,
locatie [vestigingsadres] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. E.T. Vreugdenhil, gevestigd te Haarlem.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 november 2022, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de politiemutaties van 24 oktober 2022;
  • de zorgkaart van 31 oktober 2022;
  • het zorgplan van 2 november 2022;
  • de medische verklaring van 11 november 2022;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 14 november 2022.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
5 december 2022, in het gebouw van voornoemde accommodatie.
1.4.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • drs. D. Graafsma, arts-assistent;
  • H.J.M. Goossens, verpleegkundige.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft de rechtbank verzocht om het verzoek van de officier van justitie af te wijzen. Er is geen dreigend ernstig nadeel meer. Het gaat beter met betrokkene en er zijn geen acute suïcidegedachtes meer. De opname helpt hem niet. Hij kan wel eens somber zijn, maar hij gaat ‘de grens niet’ over. Hij heeft zelf contact gezocht met zijn werkgever omtrent de situatie. Dat kenmerkt iemand die wil deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
2.3.
De rechtbank neemt het ernstig nadeel in de vorm van levensgevaar niet over, nu gebleken is dat de suïcidaliteit al enige tijd niet meer aan de orde is. De rechtbank is evenwel, gelet op de stukken, de verkregen informatie en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat er nog steeds sprake is van (ander) dreigend ernstig nadeel en verwerpt het verweer van de advocaat. Onbehandeld en buiten de klinische setting is er een aanzienlijk risico dat betrokkene in korte tijd een toename van klachten ervaart, de achterdocht toeneemt en dat betrokkene zichzelf en zijn woning verwaarloost, , hetgeen heeft geleid tot de huidige opname. Gelet op het voorgaande is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
De advocaat van betrokkene heeft de rechtbank verzocht om het verzoek van de officier van justitie af te wijzen. Zij stelt zich op het standpunt dat betrokkene wilsbekwaam is. Hij komt coherent over en hij heeft van meet af aan kunnen uitleggen wat hij wil en dat hij het goed vindt om een behandeling te ondergaan, maar wel op zijn eigen plek. Nu betrokkene zichzelf wilsbekwaam acht, mag hij zelf weten wat hij doet. De wens van betrokkene om geen verplichte zorg te ontvangen dient gehonoreerd te worden.
2.6.
De rechtbank is van oordeel, mede gelet op de stukken, de verkregen informatie en het verhandelde ter zitting, dat betrokkene wilsonbekwaam is. Vanwege het ontbreken van ziektebesef en -inzicht is hij niet in staat om ter zake van specifieke afwegingen op het terrein van de zorg te komen tot een redelijke waardering van zijn belangen, daarin goede afwegingen te maken en de gevolgen te overzien van zijn keuzes. De rechtbank verwerpt het verweer van de advocaat.
2.7.
Voorts heeft de advocaat verzocht het verzoek van de officier van justitie af te wijzen, nu betrokkene weer naar huis wil om zijn eigen leven op te pakken. Hij is daartoe in staat. Hij wil ook vrijwillig de medicatie blijven innemen. Betrokkene ziet de noodzaak in om een behandeling te ondergaan. Zelfs voordat hij in beeld kwam bij de GGZ heeft hij hulp gezocht via de huisarts.
2.8.
De stelling van de advocaat dat een zorgmachtiging niet nodig is omdat betrokkene bereid is aan behandeling en het innemen van medicatie mee te werken, volgt de rechtbank niet. Ter zitting is genoegzaam gebleken dat betrokkene nog een wisselend beeld vertoont en dat hij ambivalent staat ten opzichte van de behandeling, in het bijzonder een medicamenteuze behandeling. Betrokkene neemt de medicatie ‘omdat het moet’, maar eigenlijk wil hij geen medicatie. Daarnaast is betrokkene nog maar net in de samenwerking en is er nog alleen sprake van verlof onder begeleiding. De hulpvraag van betrokkene ziet op de ervaren lichamelijke klachten, maar niet op behandeling van de vastgestelde psychiatrische stoornis. Die ontkent betrokkene immers. De rechtbank heeft onvoldoende vertrouwen dat betrokkene zijn behandeling, waaronder inname van mediatie, op vrijwillige basis zal doen voortzetten in de thuissituatie. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verplichte zorg noodzakelijk is.
2.9.
Op grond van de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, acht de rechtbank gedurende de hele looptijd van de zorgmachtiging de volgende vormen van verplichte zorg nodig:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
- het beperken van bewegingsvrijheid, telkens maximaal 3 maanden;
- opnemen in een accommodatie, telkens maximaal 3 maanden.
2.10.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van 6 maanden, en geldt aldus tot en met 5 juni 2023.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.9 is vermeld, alles voor de volledige duur van de zorgmachtiging, tenzij onder 2.9 een kortere duur is vermeld.
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
5 juni 2023.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, rechter, in tegenwoordigheid van
E.B.B.M. van Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 december 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.