ECLI:NL:RBNHO:2022:11299
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening WIA-uitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 17 november 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was eerder afgewezen op 30 december 2019. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had het verzoek om herziening van deze beslissing afgewezen op 25 augustus 2021, en ook het bezwaar daartegen werd op 8 juli 2022 ongegrond verklaard. Verzoeker stelde dat hij door psychische klachten ziek was geworden, maar de verzekeringsarts concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor arbeidsongeschiktheid binnen de WIA-verzekerde periode.
Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening, omdat hij in een nijpende financiële situatie verkeerde en vreesde zijn woning te verliezen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoeker een bijstandsuitkering ontving, wat een vangnet biedt voor een minimaal inkomen. De rechter concludeerde dat de financiële situatie van verzoeker niet zo acuut was dat hij de uitkomst van de beroepsprocedure niet kon afwachten. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak benadrukt dat de mogelijkheid van een voorlopige voorziening niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen als er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter kwam tot de conclusie dat er geen grond was om het verzoek toe te wijzen en wees het af.