ECLI:NL:RBNHO:2022:11174

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
22-010166
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake conservatoir beslag op woning van klager

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, die eigenaar is van een woning en een bedrijfspand, had bezwaar gemaakt tegen het conservatoir beslag dat was gelegd op zijn woning naar aanleiding van een hennepkwekerij die in een van zijn panden was aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende verdenking bestaat dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan een feit waarvoor een geldboete kan worden opgelegd. Echter, de rechtbank oordeelt dat het beslag op de woning niet proportioneel is, gezien de waarde van de inbeslaggenomen goederen en de persoonlijke belangen van klager. De rechtbank heeft het beslag op de woning opgeheven, omdat het niet in verhouding staat tot het te ontnemen bedrag en de problemen die klager ondervindt met zijn hypotheekverstrekker. De beslissing is openbaar uitgesproken en klager kan binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
parketnummer : 15-337725-21
raadkamernummer : 22-010166
datum : 19 december 2022
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ter dezer zake woonplaats kiezend op het kantoor van mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn (Geldelozeweg 6, 1625 NW Hoorn),
hierna te noemen: klager, tevens beslagene.

Feiten

Op 2 december 2021 is een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan de [adres] . Dit pand is volledig eigendom van [naam] .
Op 16 december 2021 werd klager buiten heterdaad aangehouden op verdenking van het overtreden van de Opiumwet. Klager heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij de etage waar de hennepkwekerij is aangetroffen had verhuurd en dat hij verder geen wetenschap had van deze hennepkwekerij.
Op 28 december 2021 is door de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie, een machtiging conservatoir beslag afgegeven ter hoogte van € 511.870,20, ten behoeve van een eventueel later aan klager op te leggen geldboete en/of ontnemingsmaatregel.
Op 7 maart 2022 is vervolgens beslag gelegd op twee panden van klager, te weten:
- een woning aan [adres] , geschatte waarde € 390.000,-;
- een bedrijfspand [adres] , geschatte waarde € 140.000,-.

Procedure

Het klaagschrift is op 13 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen en strekt tot opheffing van het beslag op de woning aan [adres] .
De rechtbank heeft op 25 juli 2022 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft klager, de advocaat, mr. P.F.M. Deijkers voornoemd, en de officier van justitie in raadkamer gehoord zoals verwoord in het proces-verbaal van 25 juli 2022.
De rechtbank heeft daarbij bepaald dat zij uiterlijk 5 september 2022 bericht wenst te ontvangen van de verdediging en de officier van justitie waaruit volgt of zij in onderling overleg een regeling hebben getroffen of dat zij een beslissing van de rechtbank wensen.
Mr. Deijkers heeft de rechter vervolgens om uitstel van 4 weken verzocht, waarmee de rechtbank akkoord is gegaan.
Wegens uitblijven van een reactie heeft de rechtbank per email, d.d. 3 november 2022, de raadsman en het Openbaar Ministerie verzocht haar uiterlijk 14 november 2022 te berichten over de huidige stand van zaken en eventueel nadere stukken in te dienen.
De rechtbank heeft haar verzoek per email herhaald op 15 november 2022, waarna van klager en de officier van justitie een mailbericht is ontvangen waaruit volgt dat zij er niet in zijn geslaagd onderling een regeling te treffen en zij een beslissing van de rechtbank wensen.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat beslissing zal volgen op 19 december 2022.

Standpunt klager

Namens klager is aangevoerd dat niet rechtmatig beslag is gelegd nu klager slechts eigenaar was van het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Klager heeft aangegeven aan wie hij de etage heeft verhuurd en deze persoon is niet onvindbaar. Daarom acht klager het niet aannemelijk dat hij vervolgd zal worden, laat staan dat hem een ontnemingsmaatregel zal worden opgelegd ter hoogte van € 500.000,-.
Daarnaast is het niet proportioneel om het beslag op de woning langer te handhaven. Klager wordt ernstig bezwaard door dit beslag, onder meer vanwege problemen met zijn hypotheekverstrekker. Voorts heeft klager zekerheid geboden door aan te geven dat er beslag gelegd mag worden op het pand aan [adres] . Dit staat weliswaar op naam van de B.V. van klager, maar klager is enig aandeelhouder en wil hiervoor een overeenkomst ondertekenen. Dit pand is vrij van hypotheek en samen met het andere bedrijfspand meer dan € 500.000,- waard. Het Openbaar Ministerie accepteert deze zekerheidstelling alleen in de vorm van een hypotheek en/of geldsom, maar hier zijn voor klager veel extra kosten aan verbonden. Kosten die hij op dit moment niet zomaar kan voldoen, mede gelet op het feit dat hij door onderhavige zaak weinig opdrachten krijgt. Gelet op het voorgaande wordt de rechtbank verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren.

Standpunt Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat sprake is van een verdenking en dat het beslag op goede gronden is gelegd. Het onderzoek tegen klager is nog steeds gaande.
Conservatoir beslag op het pand aan [adres] is niet mogelijk omdat de B.V. een andere entiteit is en daarmee niet in het privévermogen van klager valt. Wel zou het mogelijk zijn om een derdenhypotheekrecht te verlenen op het pand ten gunste van het Openbaar Ministerie. In het mailbericht van 10 augustus 2022 heeft de officier van justitie aangegeven aan welke voorwaarden een dergelijk hypotheekrecht moet voldoen. Een andere optie is een bankgarantie ten gunste van het Openbaar Ministerie. Omdat er tot op heden geen zekerheid is aangeboden, is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding om het beslag op te heffen.

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Bij de beoordeling van een beklag van de klager gericht tegen een beslag op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter eerst te onderzoeken of er ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Als er geen sprake is van een dergelijke verdenking moet teruggave worden gelast.
Als er wel sprake is van een dergelijke verdenking moet de rechter onderzoeken of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een geldboete, dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat op dit moment nog voldoende verdenking bestaat dat klager zich heeft schuldig gemaakt aan een feit, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden opgelegd.
De rechtbank baseert deze verdenking op de volgende omstandigheden. Op de eerste etage van het bedrijfspand van klager is een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, met in totaal 943 hennepplanten. De kweekruimten waren ingericht als een professionele
hennepkwekerij. Het bedrijf van klager was gehuisvest op de begane grond van hetzelfde pand. Eerder is in 2019 een hennepkwekerij aangetroffen in een ander bedrijfspand van klager. Weliswaar heeft klager verklaard dat hij de eerste etage verhuurde aan [naam] , maar vooralsnog is deze [naam] niet gehoord. Wel is de toenmalig budgetbeheerder van [naam] gehoord. Hij zou hebben verklaard dat [naam] in de betreffende periode financieel niet in staat was om dit pand te huren.
Gelet op deze verdenking is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan klager een geldboete, danwel in een ontnemingszaak tegen klager de verplichting tot betaling aan de staat van mogelijk wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
Klager heeft voorts gemotiveerd aangevoerd dat hij voortzetting van het beslag niet in overeenstemming acht met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Er ligt een machtiging conservatoir beslag van de rechter-commissaris ter hoogte van
€ 511.870,20. Dit bedrag lijkt gebaseerd te zijn op een stukje uit het proces-verbaal van verdenking, waarin het volgende staat opgenomen:
Indicatoren eerdere oogsten. Naar aanleiding van het onderzoek verricht door het Hennepteam van de eenheid Noord-Holland is gebleken dat er aannemelijk 4 keer eerder hennep is gekweekt op de 1e etage van het bedrijfspand [adres] .
Hierdoor is er aannemelijk een (minimale) opbrengst gegenereerd van 500.000 euro.
In raadkamer van 25 juli 2022 heeft de rechtbank de officier van justitie en klager opdracht gegeven te kijken naar:
  • Het te verwachten tijdsverloop in deze zaak;
  • Een reële inschatting van het te ontnemen bedrag;
  • Andere mogelijkheden van zekerheidstelling.
Daarbij heeft de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij niet beschikt over een ontnemingsrapportage.
De rechtbank stelt vast dat na 25 juli 2022 geen nadere stukken, anders dan de standpunten van partijen per mail van 15 november 2022, aan het dossier zijn toegevoegd.
Het is op dit moment nog niet duidelijk of klager zal worden vervolgd en zo ja voor welke rol (plegen, medeplegen of medeplichtigheid). De officier van justitie heeft hierover opgemerkt dat het onderzoek nog gaande is.
Daarnaast is op dit moment niet duidelijk of een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen klager zal worden ingediend en zo ja, voor welke bedrag en op welke termijn. De rechtbank beschikt nog steeds niet over een ontnemingsrapportage.
De geschatte € 511.870,20 is kennelijk alleen gebaseerd op de indicatoren eerdere oogsten, waarbij in het dossier ontbreekt wat deze indicatoren dan zijn. Op basis van het huidige dossier acht de rechtbank het zeer de vraag of een te ontnemen bedrag gebaseerd kan worden op vier eerdere oogsten.
Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het niet proportioneel dat het beslag op de woning van klager gehandhaafd blijft. Daarbij betrekt de rechtbank zowel de verhouding tussen de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen en de hoogte van het eventueel te ontnemen bedrag als de persoonlijke belangen van klager.
De rechtbank wijst er op dat er nog beslag ligt op een ander bedrijfspand van klager, met een geschatte waarde van € 140.000,-. Dit lijkt, zonder nadere invulling van eerdere oogsten, vooralsnog voldoende om verhaal te kunnen bieden.
Ten aanzien van de persoonlijke belangen heeft de rechtbank acht geslagen op de te verwachten lange duur van dit onderzoek en op de problemen die klager ondervindt met zijn hypotheekverstrekker.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank voortduring van het beslag op de woning van klager niet proportioneel en dient het klaagschrift gegrond verklaard te worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beklag gegrond;
  • heft op het beslag op de woning aan [adres] , geschatte waarde € 390.000,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van M. Dambrink, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.