ECLI:NL:RBNHO:2022:11136

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9739254 \ WM VERZ 22-240
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens stilstaan op trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het stilstaan op een trottoir. De betrokkene had een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het stilstaan op een trottoir, wat in strijd is met de verkeersvoorschriften. De betrokkene voerde aan dat hij zijn zoontje bij school had afgezet en dat zijn auto goed geparkeerd stond, met uitzondering van de motorkap die iets buiten de parkeerplek stak. Hij stelde ook dat de Boa hem vroeg om door te rijden, waarna hij dat deed. De verbalisant verklaarde echter dat het voertuig op een voetpad geparkeerd stond en dat er geen geldige ontheffing was waargenomen. Bovendien was het voertuig geparkeerd op een kruispunt, wat de situatie verergerde.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat de betrokkene onvoldoende feiten of omstandigheden had aangevoerd om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter zag ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep werd daarom ongegrond verklaard, en de kantonrechter bevestigde de opgelegde boete.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9739254 \ WM VERZ 22-240
CJIB-nummer : 240870004
Uitspraakdatum : 3 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene stelt dat hij zijn zoontje bij school had afgezet en zijn auto goed geparkeerd had, behalve dat de motorkap iets buiten de parkeerplek uit stak. Betrokkene stelt tevens dat de Boa naar hem toe kwam en zei “zou je door rijden?”, waarna betrokkene onmiddellijk is doorgereden. Betrokkene vind het oneerlijk dat hij toch een boete heeft ontvangen.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Het voertuig stond geparkeerd op een weggedeelte dat is bestemd voor het verkeer van voetgangers, zijnde een voetpad c.q. trottoir. Ik heb geen voor dat gebied geldige ontheffing waargenomen. (…) Voertuig stond op een kruispunt en tevens op het trottoir geparkeerd. Toen rapps naar het voertuig toe liepen en de bestuurder wilde aanspreken reed de persoon snel weg. Hierdoor waren een staande houding en foto’s maken niet mogelijk. Bij het wegrijden reed de persoon bijna tegen een ander voertuig aan die de rijbaan gebruikte.“
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: