ECLI:NL:RBNHO:2022:11094

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
21-7221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de bouw van appartementen en de parkeereisen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van drie appartementen op een perceel in Zaanstad. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders op 27 juli 2021, en het bestreden besluit op het bezwaar van eisers vond plaats op 22 november 2021. De rechtbank heeft op 23 november 2022 de zaak behandeld, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. G.J.F. Voss, en de verweerder door mr. F.P. Brouwer, mr. S. Busman en R. Muns. Een derde-partij was ook betrokken in de procedure.

De rechtbank oordeelt dat de eisers ontvankelijk zijn in hun beroep, maar dat de procedure zich enkel richt op de vraag of de juiste parkeereis is gehanteerd bij de verlening van de omgevingsvergunning. De rechtbank stelt vast dat er geen verplichting is om bestaande parkeerkrapte op te lossen bij nieuwbouw. De relevante regelgeving, zoals het bestemmingsplan ‘Parapluplan Parkeren Zaanstad’ en de ‘Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016’, bepaalt dat voor appartementen die als ‘starterswoningen’ worden aangemerkt, een parkeereis van 0,8 parkeerplaatsen per appartement geldt.

De rechtbank concludeert dat de appartementen voldoen aan de criteria voor starterswoningen, aangezien de gebruiksoppervlakte van elk appartement minder dan 55 m2 bedraagt. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de muren en bergruimten buiten de berekening heeft gelaten, en dat de parkeereis van 2 parkeerplaatsen voor de drie appartementen in overeenstemming is met het beleid van verweerder. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond, waardoor de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/7221
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen
1.
[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats 1] ,
2.
[eiser 3] en [eiser 4], uit [plaats 1] ,
3.
[eiser 5] en [eiser 6]uit [plaats 1] ,
4.
[eiser 7] en [eiser 8], uit [plaats 1] ,
5.
[eiser 9] en [eiser 11], uit [plaats 1] ,
6.
[eiser 12] en [eiser 12], uit [plaats 1] ,
7.
[eiser 13] en [eiser 14], uit [plaats 1] ,
8.
[eiser 15] en [eiser 16], uit [plaats 1] ,
9.
[eiser 17] en [eiser 18], uit [plaats 1] ,
10.
[eiser 19] en [eiser 20], uit [plaats 1] ,
11.
[eiser 21] en [eiser 22]uit [plaats 1] ,
12.
[eiser 23], uit [plaats 1] ,
13.
[eiser 24], uit [plaats 1] ,
eisers
(gemachtigde: mr. G.J.F. Voss),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad(verweerder)
(gemachtigden: mr. F.P. Brouwer, mr. S. Busman en R. Muns).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [plaats 2] (derde-partij).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers over een aan derde-partij verleende omgevingsvergunning voor de bouw van drie appartementen op het perceel [adres] [plaats 1] .
Verweerder heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 27 juli 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 22 november 2021 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de verlening van de omgevingsvergunning gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 23 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] en G.J.F. Voss namens eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van verweerder en derde-partij.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank oordeelt allereerst dat [eisers 2] zijn aan te merken als belanghebbende bij het bestreden besluit en daarom ontvankelijk zijn in hun beroep. Voor de overige eisers laat de rechtbank dat, zoals ook besproken op de zitting, in het midden. Daarnaast treedt Voss ook op als gemachtigde van eisers.
2. Het gaat in deze procedure enkel over de vraag of verweerder bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de drie appartementen de juiste parkeereis heeft gehanteerd. Volgens vaste rechtspraak hoeft hierbij alleen te worden gekeken naar de parkeereis voor de drie nieuw te bouwen appartementen en niet naar het hele gebouw. Bij nieuwbouw is er geen verplichting om de bestaande parkeerkrapte op te lossen.
3.
Op grond van het bestemmingsplan ‘Parapluplan Parkeren Zaanstad’ moet bij een bouwplan voldoende parkeerruimte worden gerealiseerd. Voor de invulling van het begrip “voldoende” wordt verwezen naar de ‘Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016’. In deze uitvoeringsnota staan tabellen waarin woningen aan de hand van gebruiksoppervlaktes zijn ingedeeld in categorieën. Voor elke categorie is een parkeereis opgenomen.
4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze appartementen onder de categorie ‘starterswoningen’ vallen. Ter zitting is vastgesteld dat volgens deze nota een woning als ‘starterswoning’ wordt aangemerkt als de gebruiksoppervlakte daarvan minder dan 55 m2 bedraagt. Bij deze categorie hoort een parkeereis van 0,8 parkeerplaatsen per appartement. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dat heeft kunnen doen. Ter zitting is aan de hand van een uitvergrote bouwtekening vastgesteld dat de gebruiksoppervlakte van elk appartement minder dan 55 m2 bedraagt. Bij de berekening van de gebruiksoppervlakte worden muren niet meegerekend. Verder is in de ‘Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016’ (het beleid) bepaald dat bergruimten, niet zijnde inbouwkasten, ook niet worden meegerekend. Derde-partij heeft ter zitting toegelicht dat het grote blok dat rechts op de tekening staat ingetekend als bergruimte geen verblijfsruimte mag zijn, omdat er geen ramen in zitten. Eisers hebben dit niet betwist. De rechtbank gaat er daarom van uit dat die ruimte inderdaad een bergruimte is en ook als bergruimte wordt aangemerkt op grond van beleid. De gebruiksoppervlakte van de drie appartementen komt dan uit op minder dan 55 m2. Daarmee vallen de appartementen onder de categorie ‘starterswoning’ met een parkeereis van 0,8 parkeerplaatsen. Dit komt voor de drie appartementen neer op 2,4 parkeerplaatsen, afgerond 2 parkeerplaatsen. Volgens het beleid van verweerder is dit een kleine parkeereis waarvoor hij standaard ontheffing verleent. Het is de rechtbank niet gebleken dat er omstandigheden zijn waarom verweerder in dit specifieke geval van zijn beleid had moeten afwijken en dat is ook niet aangevoerd. Het voorgaande betekent dat het verweerder terecht aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd dat het project niet in strijd is met het bestemmingsplan ‘Parapluplan Parkeren Zaanstad’.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022 door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.