ECLI:NL:RBNHO:2022:11068

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
9848132 \ CV EXPL 22-1550
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herroeping van een eerder vonnis wegens te late indiening en gebrek aan nieuwe feiten

In deze zaak heeft eiser, wonende in Portugal, een verzoek tot herroeping ingediend van een eerder vonnis van 16 augustus 2018, waarin hij was veroordeeld tot betaling van huurachterstand en schadevergoeding. Eiser stelt dat het eerdere vonnis berust op bedrog door de gedaagde, Holding Schilder Volendam B.V. (HSV), die volgens hem op de hoogte was van een ondeugdelijke constructie in het gehuurde pand. De kantonrechter heeft het verzoek tot herroeping afgewezen, omdat het te laat was ingediend en eiser niet heeft aangetoond dat het verzoek gebaseerd was op nieuwe informatie die niet eerder bekend was. De kantonrechter oordeelt dat eiser zijn verzoek tot herroeping uiterlijk op 18 april 2022 had moeten indienen, maar dat dit pas op 19 april 2022 is gebeurd. Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de argumenten van eiser al eerder aan de orde zijn geweest in de procedure van 2018, en dat er geen sprake is van nieuw bewijs dat de eerdere uitspraak zou kunnen beïnvloeden. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9848132 \ CV EXPL 22-1550
Uitspraakdatum: 22 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1] , Portugal
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.T.J. van Diepen
tegen
de besloten vennootschap
Holding Schilder Volendam B.V.
gevestigd te Volendam
gedaagde
verder te noemen: HSV
gemachtigde: mr. H.E.M. Molenaar
De zaak in het kort
In deze procedure wordt gevorderd dat een eerder tussen partijen gewezen vonnis wordt herroepen, omdat in de eerdere procedure sprake zou zijn geweest van bedrog. De kantonrechter wijst dit verzoek af, omdat het verzoek te laat is ingediend en daarnaast omdat niet is gebleken dat het herroepingsverzoek is gebaseerd op informatie die tijdens de eerdere procedure niet bekend was of bekend had kunnen zijn.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 19 april 2022 een vordering tegen HSV ingesteld. HSV heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 22 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] bij brief van 11 november 2022 en HSV bij brief van 16 november 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft vanaf 1 januari 2007 een praktijkruimte aan het [adres] te [plaats 2] (hierna te noemen: ‘het gehuurde’) van HSV gehuurd.
2.2.
Op 31 mei 2017 heeft de gemachtigde van [eiser] HSV medegedeeld dat [eiser] , vanwege een gevaarlijke situatie door het ontbreken van een draagmuur onder de in het gehuurde aanwezige röntgenkamer, de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt. [eiser] heeft het gehuurde vervolgens diezelfde dag verlaten.
2.3.
Op 1 maart 2018 is [eiser] bij verstek veroordeeld tot onder andere betaling van een huurachterstand en schadevergoeding wegens het voortijdig eindigen van de huurovereenkomst. [eiser] is in verzet gegaan tegen dit vonnis. In die procedure heeft de kantonrechter die de zaak destijds behandelde, geoordeeld dat er geen sprake was van gebreken aan het gehuurde en dat [eiser] geen grond had om tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 16 augustus 2018 het verzet daarom ongegrond verklaard en het verstekvonnis grotendeels bekrachtigt.
2.4.
Op verzoek van [eiser] heeft [naam] Bouwadvies vervolgens in 2022 een advies uitgebracht over de vloerconstructie van het gehuurde. In de brief die [naam] Bouwadvies [eiser] op 19 januari 2022 heeft toegestuurd is, voor zover van belang, het volgende vermeld;
‘In 2004 heeft er een verbouwing plaats gevonden waarbij er op de begane grondvloer dragende wanden en een kluis zijn verwijderd. Uit de gegevens die gevonden zijn in het archief van de gemeente [gemeente] blijkt dat er onvoldoende voorzieningen zijn getroffen om de houten balklaag van de eerste verdiepingsvloer, met name in het gedeelte waar zich de Röntgenruimtes bevinden, constructief te ondersteunen.
Dit blijkt ook uit de correspondentie tussen verhuurder en gemeente [gemeente] uit 2015. Uit de correspondentie blijkt dat er nooit een adequate constructie berekening en tekening is ingediend bij de gemeente waardoor de uitgevoerde werkzaamheden dus illegaal en zonder toestemming en controle van de gemeente zijn uitgevoerd.’

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 16 augustus 2018 heropend, de genomen beslissingen herroept en daarbij alsnog bepaalt dat de huurovereenkomst tussen HSV en [eiser] is beëindigd per 31 mei 2017. Verder vordert [eiser] dat de kantonrechter HSV veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten van deze herroepingsprocedure.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het vonnis van 16 september 2018 berust op door HSV in die procedure gepleegd bedrog. Volgens [eiser] wist HSV dat bij de verbouwing van het pand in 2004 een ondeugdelijke constructie is toegepast en er daardoor een onveilige situatie is ontstaan. HSV heeft dit in de eerdere procedure echter ontkend. Vanwege dit gepleegde bedrog moet het vonnis van 16 september 2018 herroepen worden.
3.3.
HSV voert verweer en voert aan dat er geen grond is voor herroeping. Zij betwist – samengevat – dat er sprake is van door HSV gepleegd bedrog. Daarnaast is het verzoek tot herroeping niet tijdig ingediend en zijn de door [eiser] aan haar herroepingsverzoek ten grondslag gelegde feiten ook in de procedure in 2018 al aan de orde geweest. Tot slot heeft [eiser] niet aangetoond dat de uitspraak in 2018 anders zou zijn geweest als de rechter op de hoogte was geweest van hetgeen [eiser] nu betoogt. Het verzoek van [eiser] moet daarom worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat op de voet van artikel 382 lid 1 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. artikel 390 Rv een vonnis op verzoek van een partij kan worden herroepen indien deze berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd. Van bedrog is bijvoorbeeld sprake indien een partij feiten heeft verzwegen die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden. Verder geldt dat een verzoek tot herroeping niet met succes kan worden ingesteld tegen een uitspraak die mede berust op door de wederpartij gepleegd bedrog, indien het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt.
4.2.
Indien er sprake is van bedrag dan geldt op basis van artikel 383 Rv dat het verzoek moet worden ingesteld binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en de verzoeker daarmee bekend is geworden. Aan dit laatste vereiste heeft [eiser] niet voldaan. De kantonrechter ligt dit als volgt toe;
4.3.
Volgens [eiser] is er sprake van bedrog, omdat HSV in de eerdere procedure, ten onrechte, heeft ontkend dat zij op de hoogte was van de ondeugdelijke constructie die is toegepast bij de verbouwing van het pand. [eiser] stelt dat hij door de brief van 19 januari 2022 van [naam] Bouwadvies bekend is geworden met dit bedrog. Dat [eiser] vanaf 19 januari 2022 op de hoogte was van het gepleegde bedrog brengt met zich mee dat [eiser] zijn verzoek tot herroeping
binnen3 maanden na 19 januari 2022, dus uiterlijk op 18 april 2022, in had moeten dienen. De dagvaarding waarmee [eiser] zijn verzoek heeft ingediend is echter pas op 19 april 2022 betekend. Het verzoek tot herroeping is daarmee dus een dag na het aflopen van de in voornoemd artikel genoemde termijn, en daarmee dus te laat, ingediend. Omdat het verzoek niet tijdig is ingediend, strand het verzoek tot heropening en herroeping reeds hierop.
4.4.
Echter ook wanneer [eiser] zijn verzoek tijdig had ingediend, was zijn verzoek afgewezen. Uit het vonnis van 1 maart 2018 blijkt namelijk dat het verweer over de ondeugdelijke constructie in de eerder tussen partijen gevoerde procedure uitgebreid aan de orde is geweest. De kantonrechter heeft destijds op basis van de stukken, waaronder het rapport van een deskundige, geoordeeld dat er geen sprake was van een onacceptabele overschrijding van de draagbelasting van de vloer. De punten die [eiser] in deze herroepingsprocedure aan de orde stelt, zijn dus onderdeel geweest van het debat van partijen. [eiser] heeft weliswaar vraagtekens gesteld bij de juistheid van stukken die de kantonrechter destijds in zijn beoordeling heeft betrokken, maar dan had [eiser] de mogelijkheden van hoger beroep beter moeten benutten. Een herroepingsprocedure is niet bedoeld om feiten en bewijstukken die in een eerdere procedure al bekend waren, nogmaals te laten toetsen.
4.5.
Een herroepingsprocedure is daarentegen alleen bedoeld voor die specifieke gevallen waarin met bepaalde feiten in een eerdere procedure geen rekening is gehouden, omdat deze bijvoorbeeld bewust door een partij zijn verzwegen.
4.6.
Onvoldoende concreet gesteld of gebleken is dat [naam] Bouwadvies aan de hand van stukken of informatie die HSV in de eerdere procedure heeft verzwegen tot de conclusie is gekomen dat de draagkracht van de vloer onvoldoende is en welke specifieke informatie dat dan is. Sterker nog, uit de brief van [naam] Bouwadvies blijkt dat hij zijn conclusies mede heeft getrokken op basis van correspondentie die in 2015 tussen de verhuurder – HSV- en de gemeente is gevoerd. De omstandigheid dat [naam] Bouwadvies op basis van informatie uit 2015 tot een andere conclusie komt dan de in die procedure geraadpleegde deskundigen, is niet voldoende om aan te nemen dat er in die eerdere procedure door HSV bedrog is gepleegd. Daar komt bij dat een verzoek tot herroeping moet worden afgewezen indien het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt. Omdat de informatie waarop [naam] Bouwadvies zijn advies heeft gebaseerd uit 2015 dateert, had deze informatie – voor zover dit al nieuwe informatie betreft - bij voldoende onderzoek door [eiser] ook in 2018 al bekend kunnen zijn. Dat [eiser] er zelf voor gekozen heeft pas heel laat na het eindigen van de vorige procedure aanvullend onderzoek te laten doen, komt voor zijn rekening en risico.
4.7.
Het voorgaande maakt dat, ook al zou het verzoek tot herroeping tijdig zijn ingediend,
de vordering van [eiser] zou worden afgewezen.
4.8.
[eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij ziet de kantonrechter, anders dan door HSV verzocht, geen aanleiding af te wijken van de ter zake gebruikelijke tarieven. Een vordering tot betaling van de volledige proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De kantonrechter oordeelt dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het ontoelaatbaar was dat [eiser] zijn - later onjuist gebleken, althans als onjuist beoordeelde - standpunt omtrent de gegrondheid van zijn vordering verdedigde. Het verzoek van HSV zal daarom worden afgewezen en de proceskosten zullen worden vastgesteld conform het liquidatietarief. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor HSV worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van HSV.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter