ECLI:NL:RBNHO:2022:11052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
9996227 Cv EXPL 22-3397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming op basis van hoofdverblijf

In deze zaak vordert de stichting Woonwaard Noord-Kennemerland ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door de gedaagde. Woonwaard stelt dat de gedaagde zijn hoofdverblijf niet in de gehuurde woning houdt. De kantonrechter heeft op 23 november 2022 uitspraak gedaan en de vordering van Woonwaard afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat onvoldoende is aangetoond dat de gedaagde zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft. De gedaagde huurt de woning sinds 1982 en is ingeschreven op het adres. Woonwaard heeft onderzoek gedaan en getuigenverklaringen verzameld, maar deze zijn onvoldoende concreet om de vordering te onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde wel degelijk zijn hoofdverblijf in de woning heeft, ondanks het lage verbruik van gas, water en elektra. De vordering wordt afgewezen en Woonwaard wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9996227 \ CV EXPL 22-3397 KB
Uitspraakdatum: 23 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De stichting Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: mr. K. Straathof
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. I.C. Andréa
De zaak in het kort
Woonwaard vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde door [gedaagde] . Woonwaard stelt dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf houdt in de door hem gehuurde woning. De kantonrechter wijst de vordering van Woonwaard af, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning houdt.

1.Het procesverloop

1.1.
Woonwaard heeft bij dagvaarding van 9 juni 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 27 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden waarbij zijn verschenen namens Woonwaard [naam 1] , consulent maatschappij en bewoning, bijgestaan door de gemachtigde en [gedaagde] , bijgestaan door zijn gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Woonwaard bij brief van 11 oktober 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Woonwaard de woning aan de [adres] te [plaats] . [gedaagde] huurt deze woning vanaf december 1982.
2.2.
Op de huurovereenkomst is het Huurreglement R.K. Woningbouwvereniging Goed Wonen van toepassing.
2.3.
In artikel 6 lid 1 van dit Huurreglement staat:
“Huurder is verplicht
1e het gehuurde overeenkomstig zijn bestemming ten genoegen van verhuurder te bewonen en te gebruiken, alsmede alle voorschriften daaromtrent door of namens verhuurder te geven, stipt op te volgen en de daarvoor nodige werkzaamheden ten spoedigste te verrichten en voorts het gehuurde van voldoende huisraad te voorzien en voorzien te houden.”

3.De vordering en het verweer

3.1.
Woonwaard vordert dat de kantonrechter de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning [adres] te [plaats] onmiddellijk ontbindt, alsmede dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag en tot betaling van € 649,21 voor iedere maand dat de woning niet is ontruimd met ingang van de dag waartegen [gedaagde] is veroordeeld de woning te ontruimen.
3.2.
Woonwaard legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat gebleken is dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf houdt in de door hem gehuurde woning. Woonwaard heeft onderzoek gedaan in haar eigen systeem naar het adres van [gedaagde] , de woning meermalen bezocht en onderzoek in de buurt gedaan. De woning maakt van binnen en van buiten een verwaarloosde indruk en er komt stank door de brievenbus. Meerdere omwonenden hebben bevestigd dat [gedaagde] vrijwel nooit in zijn woning is, verblijft of overnacht. Uit het geringe elektra- en gasverbruik en het extreem lage waterverbruik door [gedaagde] blijkt ook dat hij niet zijn hoofdverblijf in de woning houdt. Daarmee gedraagt [gedaagde] zich niet als goed huurder en handelt hij in strijd met de huurovereenkomst en het huurreglement. Er is sprake van een tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij wel degelijk zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft. Er is geen contractuele verplichting om het hoofdverblijf te hebben in de woning. Ingevolge artikel 6 lid 1 en 2 van het Huurreglement moet [gedaagde] het gehuurde overeenkomstig de bestemming als woonruimte en als een goed huisvader gebruiken. [gedaagde] gedraagt zich als goed huurder. Hij woont al meer dan 50 jaar in de woning, staat ingeschreven op dit adres maar is vaak niet thuis. [gedaagde] verbruikt zo min mogelijk water, gas en elektra. Hij leeft namelijk als een soort kluizenaar en heeft niet veel nodig. Als sprake zou zijn van een tekortkoming, is die tekortkoming niet van voldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.

4.De beoordeling

4.1.
In artikel 6.1. onder 1e van het Huurreglement is bepaald dat de huurder de woning moet bewonen en gebruiken. Het verweer van [gedaagde] dat geen sprake is van een contractuele verplichting, faalt.
4.2.
Deze zaak gaat om de vraag of [gedaagde] de woning bewoont en gebruikt en dus zijn hoofdverblijf heeft in de woning. Als dat niet het geval is, moet de vraag beantwoord worden of dit een tekortkoming van [gedaagde] oplevert die de ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat Woonwaard de stelplicht en (bij een voldoende betwisting) de bewijslast heeft van haar stelling dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat hij zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft (gehad). [1] Van [gedaagde] als huurder mag worden verlangd dat hij feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting.
4.4.
Ten aanzien van het begrip hoofdverblijf neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat daarvan sprake is als het leven van de huurder zich in hoofdzaak in en vanuit de woning afspeelt. Hierbij moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Onder meer is van belang waar de huurder feitelijk verblijft, waar hij de nacht doorbrengt en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.
4.5.
Vast staat dat [gedaagde] in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven op het adres [adres] te [plaats] . [gedaagde] ontvangt daar zijn post en houdt katten in de woning. Verder staat vast dat [gedaagde] een vriendin heeft die in de buurt woont, sinds mei 2021 met pensioen is, een muziekliefhebber is met een grote cd verzameling die in de woning staat en vrijwilligerswerk (bij de radio) doet. Volgens [gedaagde] is hij daarom vaak niet thuis, maar slaapt hij wel minimaal vijf nachten per week in zijn woning.
4.6.
Woonwaard erkent dat [gedaagde] (vrijwel) dagelijks in zijn woning is. Maar volgens Woonwaard doet hij zijn woning alleen maar aan om zijn katten te verzorgen en betekent dat niet dat hij daar zijn hoofdverblijf heeft. Ter motivering stelt Woonwaard dat [gedaagde] zijn tuin verwaarloost, bij planmatig onderhoud en huisbezoeken bijna nooit thuis werd aangetroffen en niet reageert op brieven of verzoeken om mee te werken aan werkzaamheden. De kantonrechter acht deze omstandigheden onvoldoende om vast te stellen dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft. Ook de foto’s van de woning en de gang (met op de grond een aantal kranten) [2] tonen dat niet aan.
4.7.
Woonwaard beroept zich - ter ondersteuning van haar stelling - ook op een aantal getuigenverklaringen van omwonenden. Deze verklaringen zijn summier en bevatten naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende concrete waarnemingen of redenen van wetenschap. Een anonieme getuige verklaart bijvoorbeeld dat ze [gedaagde] dagelijks ziet voor korte bezoekjes aan zijn woning, hij zijn katten dan voert en hij nooit thuis slaapt en dit al 4 of 5 jaar sinds hij een vriendin heeft, het geval is. De bewoner van nummer 33 verklaart dat ze [gedaagde] niet dagelijks in/om zijn woning ziet, maar 2 à 3 keer in de week, en als ze hem ziet dat “
misschien een nacht” is en dat al “
ongeveer een jaar of 3 misschien 4” het geval is. Volgens deze bewoner komt hij dan voor zijn katten. De bewoner van nummer 52 klaagt bij Woonwaard over het feit dat de woning op nummer 48 “
momenteel alleen door een paar katten wordt bewoond daar de huurder al maanden bij een vriendin verblijft en alleen komt om de katten eten te geven”. Uit deze verklaringen volgt niet dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft (gehad). De omwonenden verklaren daarvoor te weinig, met name verklaren zij onvoldoende specifiek over de avonden en nachten. De kantonrechter acht de verklaring van een anonieme bewoner die naast de woning van de vriendin van [gedaagde] woont, ook onvoldoende concreet. Zij verklaart dat een vrouw met haar vriend de bewoners van die woning zijn. Ze ziet hen beiden meerdere keren per week, op wisselende tijdstippen, ook in de ochtenden en avonden en ze weet niet beter dan dat ze hier samenwonen, ze denkt al 2 jaar. Deze verklaring is net als de andere getuigenverklaringen te weinig specifiek en past bij [gedaagde] verweer dat hij vaak bij zijn vriendin is. De getuigenverklaringen sluiten niet uit dat hij regelmatig ’s avonds in zijn woning is (op zolder luisterend naar muziek) en ’s nachts in zijn woning slaapt, zoals [gedaagde] betoogd.
4.8.
Woonwaard voert voorts aan dat de gegevens van het verbruik van water, gas en elektra door [gedaagde] aantonen dat hij zijn hoofdverblijf niet in zijn woning heeft. Volgens Woonwaard is het verbruik van water, elektra en gas door [gedaagde] extreem laag en is het daarom ongeloofwaardig dat hij in de woning woont. Met alleen het doorspoelen van het toilet wordt al meer verbruikt dan [gedaagde] doet. Het zeer lage verbruik van elektra duidt op sluipverbruik en het lage gasverbruik past bij het op constante – lage – temperatuur houden van een woning, aldus Woonwaard. [gedaagde] erkent dat zijn verbruiksgegevens relatief laag zijn. Dat komt volgens hem onder andere doordat hij zuinig leeft, weinig thuis en regelmatig bij zijn vriendin is, vanwege psoriasis weinig water gebruikt, de was elders doet en alleen energiezuinige apparatuur gebruikt. De kantonrechter heeft onvoldoende reden om aan deze verklaring van [gedaagde] te twijfelen. De kantonrechter acht zijn verklaring ook niet - zonder meer - ongeloofwaardig. [gedaagde] verklaart ter zitting bijvoorbeeld dat hij niet met zijn vriendin samenwoont en dat nu ook niet wil, ook niet onder dwang van deze procedure. Dit wordt in zekere mate bevestigd door de (onbetwiste) verklaring van zijn begeleider van zijn vrijwilligerswerk ( [naam 2] ). Hij verklaart dat [gedaagde] en zijn vriendin het goed met elkaar kunnen vinden “
maar weten dat ze niet echt met elkaar kunnen wonen.” Deze begeleider bevestigt ook dat [gedaagde] heel zuinig leeft. Verder hecht de kantonrechter waarde aan de verklaring van “
[naam 3]” zoals vermeld in de contactaanvraag gericht aan mevrouw [naam 4] van Woonwaard van 9 december 2021. [3] Woonwaard heeft op de zitting betwist dat deze persoon de bewoner van nummer 50 is, zoals in de contactaanvraag staat, maar zij heeft die betwisting niet onderbouwd. Dat had zij wel moeten doen, omdat zij er in de dagvaarding zelf van uitgaat dat hij een buurman van [gedaagde] is, het een door haar verhuurde woning betreft en in de contactaanvraag staat dat [naam 3] twee keer contact heeft gehad met [naam 5] van Woonwaard en die hem naar mevrouw [naam 4] verwees. In de contactaanvraag van [naam 3] staat onder andere: “
Er wordt verteld in de buurt dat [gedaagde] [ [gedaagde] ; opm. ktr.] bijna nooit thuis is en zo goed als Nooit in de woning is maar dat is dus niet helemaal waar wij spreken [gedaagde] namelijk best vaak en hij is ook heel vaak thuis (…) alleen zit hij heel vaak boven op zolder met zijn muziek en heeft daarom ook bijna nooit zn licht aan zodat het lijkt alsof hij er niet is maar dat is hij dus wel (…)” Daarbij komt dat de bewoner van nummer 54 bevestigt dat zij haar buurman regelmatig ziet langskomen. De kantonrechter acht de verklaring van [gedaagde] hiermee voldoende aannemelijk en zijn betwisting daarom voldoende gemotiveerd.
4.9.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft (gehad) op de [adres] te [plaats] . Aan bewijslevering wordt niet toegekomen omdat de stelling van Woonwaard dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft (gehad), tegenover het verweer onvoldoende is onderbouwd.
4.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Woonwaard zal afwijzen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van Woonwaard, omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Woonwaard tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 150 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv).
2.Dagvaarding, productie 4.
3.Conclusie van antwoord, productie 4.