ECLI:NL:RBNHO:2022:11044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
C/15/332042 / HA ZA 22-576
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende bruikleenovereenkomst en ontruiming van woning

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, is op 14 december 2022 een vonnis in incident gewezen. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], zijn gezamenlijk eigenaar van een woning in [plaats 1]. Sinds 1993 is de woning op basis van een mondelinge overeenkomst in gebruik gegeven aan gedaagde sub 1, een broer van eiser sub 1. De eisers hebben in mei 2022 gesteld dat er sprake was van een bruikleenovereenkomst voor onbepaalde tijd, welke zij hebben opgezegd per 1 september 2022, met het verzoek aan gedaagden om de woning te verlaten.

In het incident vorderden de eisers een voorlopige voorziening, waarbij zij vroegen om ontruiming van de woning en een vergoeding voor gebruikskosten. Gedaagden hebben verweer gevoerd en gesteld dat de feitelijke eigendom van de woning bij hen ligt, ondanks dat deze op papier aan de eisers toebehoort. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van gedaagden bij continuering van de huidige situatie zwaarder weegt dan het belang van eisers bij de gevorderde voorlopige voorziening. Daarom is de vordering van eisers afgewezen.

De rechtbank heeft eisers als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 563,00 aan salaris advocaat. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De hoofdzaak zal op 25 januari 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/332042 / HA ZA 22-576
Vonnis in incident van 14 december 2022
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2],
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. P.M. Hoogstad te Breukelen,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
5.
[gedaagde 5],
6.
[gedaagde 6],
allen wonende te [plaats 1],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. L.L. Metselaar te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening met producties
  • de conclusie van antwoord in het incident met producties
  • de akte uitlating producties tevens houdende akte overlegging producties tevens houdende akte wijziging van eis in het incident
  • de akte uitlating producties tevens akte uitlating eiswijziging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] c.s. zijn gezamenlijk, ieder voor de helft eigenaar van de woning aan de [adres] [plaats 1] (hierna: de woning).
2.2.
Sinds 1993 is de woning op basis van een mondelinge overeenkomst in gebruik gegeven aan gedaagde sub 1, een broer van eiser sub 1. [gedaagde 1] c.s. vormen een gezin en bewonen de woning nog altijd.
2.3.
In een brief van 18 mei 2022 van hun advocaat hebben [eiser 1] c.s. gesteld dat sprake was van een bruikleenovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst hebben zij opgezegd tegen 1 september 2022 en [gedaagde 1] c.s. gesommeerd de woning uiterlijk per 1 september 2022 te verlaten en ter beschikking te stellen aan [eiser 1] c.s.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
In de hoofdzaak vorderen [eiser 1] c.s. onder meer primair een verklaring voor recht dat de bruikleenovereenkomst met betrekking tot de woning door opzegging is geëindigd per 1 september 2022, dan wel subsidiair de ontbinding van die bruikleenovereenkomst door de rechtbank. Daarnaast vorderen [eiser 1] c.s. de ontruiming van de woning.
3.2.
Bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding vorderen [eiser 1] c.s. – na vermeerdering van eis - dat [gedaagde 1] c.s. worden veroordeeld de woning te ontruimen en dat een maandelijkse vergoeding ter zake van gebruikskosten, althans huursommen wordt vastgesteld, een en ander met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van het incident.
3.3.
[gedaagde 1] c.s. voeren verweer. Zij stellen onder meer dat de woning weliswaar op papier eigendom is van [eiser 1] c.s. maar dat deze feitelijk eigendom is van [gedaagde 1] c.s. Zij verklaren dat zij de indertijd door [eiser 1] c.s. op de woning gevestigde hypotheek ook hebben afgelost en dat het ook altijd de bedoeling is geweest dat de woning ook formeel aan [gedaagde 1] c.s. zou worden overgedragen. Dit heeft echter niet plaats gevonden omdat tussen eiser sub 1 en gedaagde sub 1 een zakelijk geschil is ontstaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.5.
Uit de overgelegde stukken en de stellingen van partijen blijkt dat de feitelijke eigendom van de woning tussen partijen ter discussie staat in de hoofdzaak. Omdat niet op voorhand kan worden gezegd dat aannemelijk is dat de vordering van [eiser 1] c.s. in de hoofdzaak zal worden toegewezen, acht de rechtbank het belang van [gedaagde 1] c.s. bij continuering van de huidige situatie zwaarder wegen dan het belang van [eiser 1] c.s. bij de gevorderde provisionele voorziening. Daarom zal de provisionele vordering worden afgewezen.
3.6.
[eiser 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
25 januari 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155