ECLI:NL:RBNHO:2022:11033

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
10 december 2022
Zaaknummer
15/336687-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor meerdere diefstallen en pogingen daartoe, met overwegingen over DNA-bewijs en camerabeelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen daartoe. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Gedurende een periode van meer dan een jaar heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan acht diefstallen uit woningen, waarbij de meeste diefstallen gepaard gingen met braak. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte eerder een woninginbraak heeft gepleegd waarbij hij de bewoner met een mes heeft bedreigd. De rechtbank heeft DNA-sporen en camerabeelden als bewijsstukken gebruikt. De verdachte is gedeeltelijk vrijgesproken van poging tot woninginbraak, omdat uit de bewijsmiddelen bleek dat het feit was voltooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten gevolgd, maar heeft ook de argumenten van de verdediging in overweging genomen, waaronder de onrechtmatigheid van de aanhouding en de afname van DNA-materiaal. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de aanhouding rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/336687-21 (P)
Uitspraakdatum: 8 november 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L.E. Stroink, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. van der Veen, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip (pen) gelegen in de periode vanaf 20 oktober 2019 tot en met 24 februari 2022, te Amsterdam en/of Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, en/of Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, en/of Velsen-Zuid, gemeente Velsen, althans elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, (telkens) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond,
geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde(n) aan een ander of anderen dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel,
- zich naar de betreffende woning en/of het betreffende erf heeft begeven, en/of
- met een boor een of meer gaatje(s) heeft geprobeerd te boren/geboord bij/onder het slot van een deur van de betreffende woning en/of bij/in het kozijn van een raam van de betreffende woning, en (vervolgens), met behulp van een voorwerp en/of de (originele) sleutel die nog in het slot/de sluiting zit, het slot van die deur en/of de raamsluiting van dat raam, heeft geprobeerd te openen/geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
zo heeft hij conform voornoemde:
(Zaaksdossier 01)
- op 9 februari 2022, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 1] te Velsen-Zuid, gemeente Velsen, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] , en/of
(Zaaksdossier 09)
- op 17 oktober 2021, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 2] , en/of
(Zaaksdossier 08)
- op 29 september 2021, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3] te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 3] , en/of
(Zaaksdossier 06)
- op 13 september 2020 en/of 14 september 2020, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4] te Spaardam, gemeente Haarlemmermeer, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 4] , en/of
(Zaaksdossier 02)
- op 24 augustus 2020, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 5] te Amsterdam, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 5] , en/of
(Zaaksdossier 07)
- op 17 juli 2020, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 6] te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 6] .
2.
hij op een of meer tijdstip (pen) gelegen in de periode vanaf 20 oktober 2019 tot en met 24 februari 2022, te Amsterdam en/of Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, en/of Velsen-Zuid, gemeente Velsen, en/of Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, althans elders in Nederland,
(telkens) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel,
door met een boor een of meer gaatje(s) te boren bij/onder het slot van een deur van de betreffende woning en/of bij/in het kozijn van een raam van de betreffende woning, en (vervolgens), met behulp van een voorwerp en/of de (originele) sleutel die nog in het slot/de sluiting zit, het slot van die deur en/of de raamsluiting van dat raam, te openen,
zo heeft hij conform voornoemde:
(Zaaksdossier 10)
- op 6 november 2021, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 7] te Velsen-Zuid, gemeente Velsen, 1565 euro (in een envelop) en/of een autosleutel en/of een geldkistje weggenomen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , en/of
(Zaaksdossier 12)
- op 17 oktober 2021, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 8] te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, een spaarpot/spaarvarken met daarin (ongeveer) 200 euro en/of een (ander(e)) spaarpot/spaarvarken (met inhotid) en/óf een (Swarovski) armband en/of twee setjes gouden oorbellen en/of een paar Nike schoenen en/of een (namaak) Rolex horloge en/of een (namaak) Cartier horloge en/of een Seiko horloge weggenomen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , en/of
(Zaaksdossier 05)
- op 12 augustus 2021 en/of 13 augustus 2021, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 9] te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, (ongeveer) 3437 euro (brief)geld en/of (ongeveer) 1000 euro muntgeld en/of een blik met daarin (ongeveer) 5 tot 10 euro aan muntgeld en/of bonnen van betalingsbewijzen en/of een envelop met daarin vier valse briefjes van 50 euro, en/of een handtas (met daarin onder andere een portemonnee met inhoud (ongeveer 75 euro en/of pasjes) en/of sleutels), en/of een knijpportemonnee met inhoud (ongeveer 20 euro), en/of een plastic zak met daarin lege sealbag zakjes weggenomen,dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 11] , en/of
(Zaaksdossier 11)
- op 10 september 2020, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 10] te Amsterdam, een (Samsung) horloge en/of een sleutelbos (inclusief autosleutel) weggenomen, dat/die geheel often dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 12] , en/of
(Zaaksdossier 04)
- op 20 oktober 2019, in/uit een woning, gelegen aan de [adres 11] te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, (ongeveer) 102 euro en/of drie pakken koek en/of een (Canada Goose) jas en/of een rubberen hamer en/of een sporttas weggenomen, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 13] .
3.
(Zaaksdossier 03)
hij op of omstreeks 22 maart 2016 te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, een geldbedrag van (vijfen)vijftig euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 14] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 14] , en/of
- met dat mes stekende bewegingen te maken in de richting van (het bovenlichaam van) die [slachtoffer 14] , en/of
- ( daarbij) (in gebrekkig Nederlands) tegen die [slachtoffer 14] te zeggen: “Niet doen... niet doen... steek... steek”.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De verdachte is aan de in totaal twaalf (pogingen tot) diefstallen uit woningen te linken door DNA-bewijs of door herkenning op beschikbare camerabeelden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft onder meer aangevoerd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig is geweest. De afname van DNA-materiaal van de verdachte, die volgde op deze onrechtmatige aanhouding, is daarmee eveneens onrechtmatig geweest. Ook is niet voldaan aan de vereisten voor DNA-afname zoals opgenomen in artikel 151b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu – zo begrijpt de rechtbank de raadsman – geen sprake was van ernstige bezwaren tegen de verdachte. De raadsman heeft er voorts op gewezen dat zich in het dossier geen schriftelijk en ondertekend bevel tot DNA-afname van de officier van justitie bevindt. Het DNA-bewijs dient derhalve te worden uitgesloten van het bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feiten 1 en 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 1 met betrekking tot zaaksdossiers 1 en 7 en onder feit 2 met betrekking tot zaaksdossier 11 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1 – zaaksdossier 1
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, van oordeel dat onder feit 1 met betrekking tot zaaksdossier 1 niet de tenlastegelegde
pogingtot diefstal kan worden bewezen, omdat uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat de dader geld heeft weggenomen uit de woning van aangever, zodat sprake is van een voltooid misdrijf.
Feit 1 – zaaksdossier 7
De rechtbank is van oordeel dat zich ten aanzien van feit 1 met betrekking tot zaaksdossier 7 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2022, opgesteld en ondertekend door [verbalisant 1] (pagina 442 e.v.), volgt dat slechts sprake is van een
vermoedenvan herkenning van de verdachte als de persoon die op camerabeelden te zien is. Dit vermoeden wordt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteund door de overige bewijsmiddelen, waardoor vrijspraak op dit onderdeel moet volgen.
Feit 2 – zaaksdossier 11
Ten aanzien van dit zaaksdossier is de rechtbank van oordeel dat zich onvoldoende overtuigend bewijs in het dossier bevindt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De in drie processen-verbaal gerelateerde herkenningen van de verdachte door verbalisanten op een foto van camerabeelden in dit zaaksdossier (pagina 521 e.v.), in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2022 (pagina 550 e.v.), zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het daderschap van de verdachte aan te nemen. In het genoemde proces-verbaal van bevindingen is tevens gerelateerd dat eerder, namelijk in 2021, een
anderpersoon dan de verdachte op die (of een soortgelijke) foto door meerdere politiemedewerkers is herkend als de dader van deze woninginbraak. Nadat was gebleken dat deze als dader ‘herkende’ persoon niet de persoon op de foto is, is in onderhavige zaak de herkenning van de verdachte gebaseerd op diezelfde foto. Omdat (de kwaliteit van) die foto klaarblijkelijk voor mogelijk laat dat ook een ander persoon dan de verdachte in de afgebeelde persoon door diverse politiemedewerkers is te herkennen, gaat de rechtbank niet zonder meer uit van de juistheid van de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten. Nu ondersteunend bewijs ontbreekt, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit feit. In dat verband is nog van belang dat de bevinding van de verbalisant in het proces-verbaal van 1 februari 2022 dat de persoon op de foto vermoedelijk dezelfde persoon is als de persoon op beelden van de woninginbraak aan de [adres 5] te Amsterdam (zaaksdossier 2) slechts is gebaseerd op algemene overeenkomsten in postuur en kleding, en daarom niet als doorslaggevend bewijs wordt aangemerkt.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Bespreking van de verweren
Onrechtmatige aanhouding van de verdachte
In tegenstelling tot wat de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de
aanhouding van de verdachte rechtmatig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de processen-verbaal van bevindingen van 24 februari 2022 en 2 maart 2022, opgesteld en ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (pagina 10 e.v. resp. 29 e.v.), volgt dat in de nacht van de aanhouding van de verdachte een man is gezien op de beelden van een camera die door de politie was opgehangen in een omgeving waar eerder (pogingen tot) diefstallen zijn gepleegd. De verbalisanten hadden een sterk vermoeden dat het ging om de – tot dan toe niet bij naam bekende – verdachte in het onderhavige onderzoek Botje en zij zijn na de melding van deze waarneming ter plaatse gegaan. Toen de verbalisanten de verdachte zagen, is hij weggerend en in het water gesprongen. De ook aanwezige verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] herkenden de man, die in het water lag (onder meer aan zijn gezicht) eveneens als de verdachte in het onderzoek Botje (pagina 24 e.v.). De verdachte is aangehouden toen hij na aanroepen door de verbalisanten uit het water kwam. Uit de processen-verbaal van 24 februari 2022 (pagina 12 en 58 e.v.) volgt dat een bevel van een officier van justitie tot aanhouding buiten heterdaad niet kon worden afgewacht, omdat er bij de verbalisanten de ernstige vrees bestond dat, gelet op het eerdere vluchtgedrag, de verdachte zou trachten te ontkomen en uitstel van de aanhouding tot gevolg zou hebben dat de verdachte niet meer eenvoudig te vinden zou zijn.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake was van het in artikel 51, vierde lid, Sv bedoelde geval dat een bevel van de (hulp)officier van justitie tot aanhouding buiten heterdaad niet kon worden afgewacht door de verbalisanten ter plaatse. Bovendien is de officier van justitie direct na de aanhouding in kennis daarvan gesteld en is de verdachte conform artikel 51, vierde lid, Sv voorgeleid aan de hulpofficier van justitie.
Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen. Het met dit verweer samenhangende verweer inhoudende dat de afname van DNA-materiaal van de verdachte onrechtmatig is geweest vanwege de onrechtmatigheid van de aanhouding, wordt daarmee ook verworpen.
Gebreken bevel afname DNA-materiaal
De raadsman heeft verder aangevoerd dat geen schriftelijk en ondertekend bevel tot DNA-afname van de officier van justitie in het dossier te vinden is. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat het ontbreken in het dossier van een ondertekend en op schrift gesteld bevel zou moeten leiden tot de conclusie dat de afname van dat DNA-materiaal onrechtmatig is geschied, wordt dit verweer verworpen. Uit onder meer het door de officier van justitie opgestelde en ondertekende proces-verbaal van het verhoor ter zake de DNA-afname (pagina 75) volgt dat de officier van justitie een bevel tot DNA-afname heeft gegeven en het op schrift gestelde bevel ook aan de verdachte is uitgereikt. Dat een afschrift van dat bevel zich niet bij de stukken bevindt doet, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de geldigheid van dat bevel.
In aanvulling op bovenstaand verweer heeft de raadsman bepleit dat geen sprake was van de in het eerste lid van artikel 151b Sv bedoelde ernstige bezwaren. Dit verweer verwerpt de rechtbank eveneens. Gelet op de hierboven omschreven omstandigheden rond de aanhouding van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat sprake was van ernstige bezwaren tegen de verdachte die afname van DNA-materiaal rechtvaardigden.
3.3.3.2 Met betrekking tot zaaksdossiers
Feiten 1 en 2 – zaaksdossiers met DNA-matches
In zaaksdossiers 2, 4, 5, 6 en 12 zijn op de plaats delict veiliggestelde sporen met DNA-materiaal te koppelen aan het DNA-materiaal van de verdachte. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze veiliggestelde sporen zijn aan te merken als
dadersporen.
Ten aanzien van zaaksdossiers 2, 5 en 6 overweegt de rechtbank dat deze sporen zijn aangetroffen in of rond de boorgaten die zijn gemaakt in kozijnen van de betreffende woningen. In combinatie met het gegeven dat het boren van gaatjes een wijze is om in woningen in te breken, beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend. Dit acht de rechtbank voldoende om ten aanzien van deze sporen uit te gaan van dadersporen.
Ten aanzien van zaaksdossiers 4 en 12 overweegt de rechtbank dat de met het DNA-materiaal van de verdachte matchende sporen zijn veiliggesteld op voorwerpen die – zo blijkt uit de bewijsmiddelen – door de dader van de betreffende woninginbraken zijn gebruikt. Ook deze sporen worden als dadersporen aangemerkt.
Feit 1 – zaaksdossier 9
Ten aanzien van zaaksdossier 9 overweegt de rechtbank het volgende.
Deze poging tot woninginbraak aan de [adres 2] te Spaarndam heeft plaatsgevonden in de nacht van 16 op 17 oktober 2021. Op grond van de bewijsmiddelen voor zaaksdossier 12 (een woninginbraak aan de [adres 8] te Spaarndam in dezelfde nacht), in combinatie met hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het aangetroffen DNA-materiaal in dat zaaksdossier, stelt de rechtbank allereerst vast dat de verdachte de betreffende nacht aanwezig is geweest in de directe omgeving van de [adres 2] , namelijk op de [adres 8] te Spaarndam. Bij de woning op nummer 11 is in een deur een gat geboord. Op de door aangever verstrekte camerabeelden is een persoon te zien die bij een kozijn van de woning aan de [adres 2] bewegingen maakt die duiden op het boren van (een) gat(en). De kleding van deze persoon op de beelden is vergeleken met de kleding die de verdachte droeg tijdens zijn aanhouding (zie het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 483 e.v.). De kleding, waaronder de broek, komt op kenmerkende punten overeen.
Op grond van bovengenoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte niet alleen in de woning aan de [adres 8] (zaaksdossier 12) heeft ingebroken maar diezelfde nacht heeft getracht ook bij de buren aan de [adres 2] in te breken. De rechtbank wijst er daarbij nog op dat in beide gevallen dezelfde zogenaamde modus operandi gebruikt is van het boren van (een) gat(en) in kozijnen van een raam dan wel een deur.
Feiten 1 en 2 – zaaksdossiers 8 en 10
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen voldoende om de aan de verdachte ten laste gelegde feiten met betrekking tot zaaksdossiers 8 en 10 wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De herkenning van de verdachte als de dader van de (poging) woninginbraak op (stills van) camerabeelden van de betreffende woningen, acht de rechtbank bruikbaar voor het bewijs. Gelet op de omschrijving van de lichaamskenmerken waaraan de betreffende verbalisant de verdachte herkent, in combinatie met de toelichting van verbalisant [verbalisant 6] dat zij aanwezig was bij de DNA-afname en een verhoor van de verdachte waarbij zij de verdachte in persoon heeft gezien, acht de rechtbank deze herkenningen voldoende solide om voor het bewijs te gebruiken.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 17 oktober 2021, te Amsterdam en Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, en Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde(n) aan een ander of anderen dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en/of inklimming,
- zich naar de betreffende woning heeft begeven en
- met een boor een of meer gaatje(s) heeft geprobeerd te boren/geboord bij/onder het slot van een deur van de betreffende woning en/of bij/in het kozijn van een raam van de betreffende woning, en deze vervolgens heeft geprobeerd te openen/geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
zo heeft hij conform voornoemde:
(Zaaksdossier 09)
- op 17 oktober 2021, uit een woning, gelegen aan de [adres 2] te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 2] , en
(Zaaksdossier 08)
- op 29 september 2021, uit een woning, gelegen aan de [adres 3] te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 3] , en
(Zaaksdossier 06)
- in de periode van 13 september 2020 tot en met 14 september 2020, uit een woning, gelegen aan de [adres 4] te Spaardam, gemeente Haarlemmermeer, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 4] , en
(Zaaksdossier 02)
- op 24 augustus 2020, uit een woning, gelegen aan de [adres 5] te Amsterdam, gepoogd geld en/of goederen weg te nemen dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 5] ;
2.
(Zaaksdossier 10)
hij op 6 november 2021, te Velsen-Zuid, gemeente Velsen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning, gelegen aan de [adres 7] te Velsen-Zuid, gemeente Velsen, 1565 euro (in een envelop) en een autosleutel en een geldkistje heeft weggenomen, dat/die toebehoorde(n) aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ;
en
2.
hij op 20 oktober 2019, te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning geld en goederen, dat/die toebehoorde(n) aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,
zo heeft hij conform voornoemde:
(Zaaksdossier 04)
- op 20 oktober 2019, uit een woning, gelegen aan de [adres 11] te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, 102 euro en drie pakken koek en een Canada Goose jas en een rubberen hamer en een sporttas weggenomen, die toebehoorden aan [slachtoffer 13] ;
en
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode 12 augustus 2021 tot en met
17 oktober 2021 te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer en Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, telkens uit een woning geld en/of goederen dat/die toebehoorde(n) aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak door met een boor een of meer gaatje(s) te boren bij/onder het slot van een deur van de betreffende woning en/of bij/in het kozijn van een raam van de betreffende woning, en (vervolgens), met behulp van een voorwerp en/of de (originele) sleutel die nog in het slot/de sluiting zit, het slot van die deur en/of de raamsluiting van dat raam, te openen,
zo heeft hij conform voornoemde:
(Zaaksdossier 12)
- op 17 oktober 2021, uit een woning, gelegen aan de [adres 8] te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, een spaarpot/spaarvarken met daarin ongeveer 200 euro en een ander(e) spaarpot/spaarvarken (met inhoud) en een Swarovski armband en twee setjes gouden oorbellen en een paar Nike schoenen en een (namaak) Rolex en een (namaak) Cartier en een Seiko weggenomen, die toebehoorden aan [slachtoffer 10] , en
(Zaaksdossier 05)
- in de periode van 12 augustus 2021 tot en met 13 augustus 2021, uit een woning, gelegen aan de [adres 9] te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, ongeveer 3437 euro en (ongeveer) 1000 euro muntgeld en een blik met daarin ongeveer 5 tot 10 euro aan muntgeld en bonnen van betalingsbewijzen en een envelop met daarin vier valse briefjes van 50 euro en een handtas (met daarin onder andere een portemonnee met inhoud (ongeveer 75 euro en pasjes) en sleutels) en een knijpportemonnee met inhoud (ongeveer 20 euro) en een plastic zak met daarin lege sealbag zakjes weggenomen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 11] ;
3.
(Zaaksdossier 03)
hij op 22 februari 2016 te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, een geldbedrag van vijfenvijftig euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 14] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 14] , en
- met dat mes stekende bewegingen te maken in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 14] , en
- daarbij in gebrekkig Nederlands tegen die [slachtoffer 14] te zeggen: “Niet doen... niet doen... steek... steek”.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat als pleegmaand is ten laste gelegd ‘februari’ in plaats van ‘maart’. Hier heeft de raadsman terecht op gewezen tijdens zijn pleidooi. Nu uit de onderliggende stukken in het dossier duidelijk blijkt welk verwijt de verdachte wordt gemaakt, gaat de rechtbank uit van een kennelijke verschrijving van de opsteller van de tenlastelegging. Deze en ook andere in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toeging tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Diefstal;
en
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toeging tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
en
diefstal waarbij de schuldige zich de toeging tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd;
Feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toeging tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit dat, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, aan de verdachte hooguit een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden zou kunnen worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich binnen een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan acht diefstallen uit woningen of pogingen daartoe. De meeste van die diefstallen en die pogingen daartoe gingen gepaard met braak. Een aantal jaar daarvoor heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij hij, toen hij werd overlopen, de bewoner bedreigd heeft met een mes. Door dergelijke feiten wordt niet alleen schade toegebracht aan de eigendommen van de gedupeerden, maar worden ook gevoelens van ernstige onveiligheid veroorzaakt, bij de bewoners in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
20 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen de oriëntatiepunten van het LOVS.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (zaaksdossier 9)
Vordering [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 450,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit herstel van een houten kozijn van de woning. De benadeelde partij heeft ook verzocht de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit een bedrag te schatten, omdat de gaten in het kozijn gemakkelijk te repareren zijn en deze reparatie niet meer dan enkele tientjes kost. Meer subsidiair is gesteld de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De (omvang van de) schade is met de overlegging van de offerte voldoende onderbouwd en is onvoldoende betwist. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De verdachte moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging tot woningbraak) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5] (zaaksdossier 2)
Vordering [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.750,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade en affectieschade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de affectieschade van € 1.000,- en de materiële schade van € 750,-, bestaande uit herstel van het kozijn van de woning. De benadeelde partij heeft ook verzocht de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 950,-, bestaande uit € 450,- aan materiële schade en € 500,- aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente. Ten aanzien van het resterende deel heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering. De officier van justitie heeft tevens gevorderd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat deze niet is onderbouwd.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 450,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De schade is door een foto van de schade aan het kozijn voldoende onderbouwd en is onvoldoende betwist. De reparatiekosten schat de rechtbank op een bedrag van € 450,-. Met betrekking tot de gevorderde affectieschade, waarbij de rechtbank begrijpt dat immateriële schade wordt gevorderd, overweegt de rechtbank dat deze niet is onderbouwd, ook niet nadat het Openbaar Ministerie aanvullende informatie heeft opgevraagd.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat een totaalbedrag van € 450,- moet worden toegewezen voor de materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
De verdachte moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging tot woningbraak) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 57, 311 oud, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 450,- (vierhonderdvijftig euro), en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 450,- (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 450,-(vierhonderdvijftig euro) en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 450,-(vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. E.G. van Roest en mr. M.E. Olthof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2022.
Mr. M.E. Olthof en mr. E.G. van Roest zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.