ECLI:NL:RBNHO:2022:11025

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
8077587 \ CV EXPL 19-14630
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Hong Kong via Zurich op 28 juni 2017. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder vluchtrapporten en slotgeschiedenis, waaruit blijkt dat de vertraging inderdaad veroorzaakt werd door doorwerking van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging niet te wijten was aan zijn handelen en dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de strikte voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen kunnen worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8077587 \ CV EXPL 19-14630 (RH)
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Bazel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 mei 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 28 juni 2017 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Zurich Airport, Zwitserland, naar Hong Kong International Airport, China.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Zurich, met vluchtnummer LX735 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 17 uur en 58 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 326,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging is veroorzaakt door (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Hong Kong, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievluchten Valencia – Zurich – Amsterdam – Zurich. Alle vluchten zijn met hetzelfde toestel uitgevoerd. De vervoerder voert verder aan dat de voorafgaande vluchten (vlucht LX2143 en vlucht LX734) vertraagd zijn uitgevoerd wegens opgelegde slotrestricties van de luchtverkeersleiding.
5.5.
Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer de “slot history” en het vluchtrapport overgelegd van vlucht LX2143. Uit dit vluchtrapport volgt dat de vertraging het gevolg is van meerdere oorzaken. De vervoerder doet alleen een beroep buitengewone omstandigheden ten aanzien van de vertraging voor de duur van 44 minuten die is ontstaan wegens vertragingscode 84, zijnde restricties die door de luchtverkeersleiding zijn opgelegd wegens de weersomstandigheden op de luchthaven van aankomst. De vertraging van 13 minuten als gevolg van vertragingscode 93 is van ondergeschikt belang, aldus de vervoerder.
5.6.
De passagiers stellen zich op het standpunt dat de vertraging voor de duur van 44 minuten niet is ontstaan door een restrictie van de luchtverkeersleiding wegens vertragingscode 84, maar wegens vertragingscode 81. Vertragingscode 81 kan volgens de passagiers geen buitengewone omstandigheid opleveren, nu deze vertragingscode duidt op ‘drukte op de route dan wel gebrek aan capaciteit’. Dit zijn omstandigheden waar de vervoerder direct invloed op kon uitoefenen, aldus de passagiers. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding (meerdere malen) een nieuw slot heeft opgelegd aan vlucht LX2143 vanwege vertragingscode 84 en vertragingscode 81. De vervoerder verwijst voor de betekenis van deze codes naar de overgelegde “Standard IATA Delay Codes” van Eurocontrol. In tegenstelling tot de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat de nieuwe ‘slot’-tijden in dit geval een buitengewone omstandigheid opleveren, ongeacht de daaraan door de luchtverkeersleiding ten grondslag gelegde reden. Wanneer een vlucht een nieuw ‘slot’ (NEWCTOT of CTOT) krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw ‘slot’ moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de nieuwe ‘slot’-tijden wegens code 84 dan wel code 81 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Voorts acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat de vertraging van vlucht LX2143 wegens code 93 niet relevant is geweest, nu deze vertraging nog niet aan de orde was op het moment dat de eerste slotwijziging door de luchtverkeersleiding werd afgegeven. Er was dus sprake van een ‘overlapping’ van vertragingsoorzaken. Daarnaast is deze vertraging tijdens de vlucht ingehaald. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de aankomstvertraging van vlucht LX2143 voor de duur van 39 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de aansluitende vlucht (met vluchtnummer LX734) en de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de vlucht LX734, welke als productie 2 bij de conclusie van antwoord is overgelegd, volgt dat de vertrekvertraging van 40 minuten is ontstaan wegens vertragingscode 93. Volgens de vervoerder staat vertragingscode 93 voor de verlate aankomst van de vorige vlucht (in dit geval vlucht LX2143). Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht, welke als productie 3 bij conclusie van antwoord is overgelegd, volgt voorts dat de vertrekvertraging van 53 minuten is veroorzaakt door de verlate aankomst van de voorgaande vlucht (vertragingscode 93). Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LX2143 direct effect heeft gehad op de uitvoering van de voorafgaande en de onderhavige vlucht. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom de vertrekvertraging van vlucht LX734 1 minuut meer bedraagt dan de aankomstvertraging van vlucht LX2143. Evenmin heeft de vervoerder toegelicht waarom de vertrekvertraging wegens code 93 van de onderhavige vlucht 13 minuten meer bedraagt dan de aankomstvertraging van vlucht LX734. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LX2143 werkt in dit geval dan ook door naar de voorgaande vlucht LX734 en de onderhavige vlucht voor de duur van 39 minuten.
5.8.
Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt voorts dat de vertrekvertraging van 28 minuten is veroorzaakt wegens een door de luchtverkeersleiding afgegeven restrictie, waarbij vertragingscode 84 is genoemd. De passagiers betwisten dat de vertraging van de vlucht hierdoor is ontstaan. De vervoerder heeft zelf zijn “Estimated Off Block Time” (hierna: EOBT) gewijzigd van 18:00 uur (UTC) naar 19:00 uur (UTC), waarna de vervoerder pas om 19:21 uur (UTC) mocht vertrekken, aldus de passagiers. Nu de vervoerder zelf een EOBT voor een later moment heeft aangevraagd, kan volgens de passagiers niet gesteld worden dat de langdurige vertraging van de onderhavige vlucht is veroorzaakt door een besluit van de luchtverkeersleiding. De vervoerder heeft hier tegen ingebracht dat hij de EOBT heeft gewijzigd in verband met de vertraagde uitvoering van de voorgaande vluchten. Toen het voor de vervoerder duidelijk werd dat hij de vooraf geplande EOBT van 18:00 uur (UTC) vanwege deze vertraging niet zou halen, heeft hij – met de kennis van dat moment omtrent de voorzienbare aankomstvertraging van de voorafgaande vlucht en de benodigde rotatietijd te [plaats 3] – een EOBT van 19:00 uur (UTC) opgegeven bij de luchtverkeersleiding. Na de EOBT te hebben doorgegeven, kreeg de vervoerder van de luchtverkeersleiding een (aanzienlijk latere) CTOT van 19:54 uur (UTC), aldus de vervoerder. Om 18:54 uur meldde de vervoerder van de vlucht middels een “
Ready to depart message” (hierna: REA) aan de luchtverkeersleiding dat het toestel klaar stond voor vertrek, aldus nog steeds de vervoerder. Volgens de vervoerder kan de luchtverkeersleiding na een REA een “
Slot Cancellation Message” (hierna: SLC) aan de vlucht afgeven om de vlucht te informeren als er toch een mogelijkheid bestaat om eerder (dus vóór de afgegeven CTOT) te vertrekken. De onderhavige vlucht ontving om 19:11 uur UTC een dergelijke SLC, waarna het toestel om 19:21 uur (UTC) van de blokken (
offblock) is gegaan en om 19:33 uur (UTC) is opgestegen (
airborne), aldus de vervoerder. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat hij niet vrij is om te bepalen wanneer hij van de blokken gaat, maar moet wachten totdat ‘pushback’ van de luchthavenfaciliteiten wordt verleend. De vervoerder heeft met deze onderbouwing naar het oordeel van de kantonrechter gemotiveerd weerlegd dat de luchtverkeersleiding de restrictie wegens code 84 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder en dat de vertraging van 28 minuten van de vlucht het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter verwijst hierbij tevens naar hetgeen hiervoor onder 5.6 is overwogen ten aanzien van het opleggen van een CTOT.
5.9.
De vlucht zou volgens de planning om 21:30 uur (lokale tijd) aankomen te Zurich. De passagiers zijn uiteindelijk om 22:46 uur (lokale tijd) aangekomen met een aankomstvertraging van 1 uur en 16 minuten, waarvan 1 uur en 7 minuten vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Zonder (doorwerking van) de buitengewone omstandigheid van 1 uur en 7 minuten zou de onderhavige vlucht om 21:39 uur (lokale tijd), dus met een vertraging van 9 minuten, te Zurich arriveren. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers de aansluitende vlucht evengoed hadden gemist indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden en dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist ten gevolge van de 9 minuten vertraging die niet door een buitengewone omstandigheid is veroorzaakt. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.10.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen zich op het standpunt dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken, nu reeds om 15:20 uur (lokale tijd) bekend was dat vlucht LX2143 vertraging had opgelopen en zodoende duidelijk was dat de passagiers de aansluitende vlucht zouden missen. De passagiers hadden kunnen worden omgeboekt naar andere vluchten met eindbestemming Hong Kong, waardoor zij hun eindbestemming sneller en zonder langdurige vertraging hadden kunnen bereiken, aldus de passagiers. De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijke omboeking op dat tijdstip een onaanvaardbaar offer voor de vervoerder zou betekenen, aangezien de gevolgen van de vertraging van vlucht LX2143 om 15:20 uur (lokale tijd) voor de vervoerder ten aanzien van de passagiers nog niet was te overzien. Zodoende kan niet van de vervoerder worden verwacht dat hij reeds op dat tijdstip de passagiers zou omboeken naar een alternatieve vlucht met als eindbestemming Hong Kong.
5.11.
Daarnaast heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter de stelling van de passagiers dat een reservetoestel beschikbaar had moeten staan op de luchthaven van Zurich om de vlucht te vervangen, voldoende weersproken. Daarbij neemt de kantonrechter in zijn overweging mee dat niet is komen vast te staan dat de vertraging met de inzet van een reservetoestel had kunnen worden voorkomen.
5.12.
Voor zover de passagiers menen dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. De kantonrechter overweegt in dat verband dat de luchtvaartmaatschappij ingevolge het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder tussen de twee aansluitende vluchten onvoldoende reservetijd heeft ingepland. Daarnaast zijn de passagiers volgens de vervoerder omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar de eindbestemming en de passagiers hebben dit niet weersproken. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter