ECLI:NL:RBNHO:2022:1098

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
C/15/18/35 R
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toekenning van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling na de toeslagenaffaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een bodemzaak met betrekking tot de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, geboren op 12 april 1987. De rechtbank heeft eerder, op 30 januari 2018, de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De looptijd van deze regeling was vastgesteld op 42 maanden, eindigend op 30 juli 2021. Tijdens de schuldsaneringsregeling heeft de schuldenares een brief van de Belastingdienst ontvangen, waarin werd bevestigd dat zij gedupeerd was in de toeslagenaffaire. Op 20 september 2021 vond een verificatievergadering plaats, waarna de bewindvoerder verzocht om een eindzitting.

Tijdens de zitting op 18 januari 2022 heeft de schuldenares, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T van Uden, verzocht om beëindiging van de schuldsaneringsregeling met toekenning van de schone lei. De advocaat voerde aan dat de looptijd was verstreken en dat andere rechtbanken in vergelijkbare gevallen de schone lei hadden verleend. De bewindvoerder steunde dit verzoek, maar merkte op dat er mogelijk nog schuldeisers zouden kunnen opkomen na beëindiging van de regeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst nog niet had voldaan aan de vastgestelde vorderingen, maar dat de schuldenares in staat was om haar betalingen te hervatten. De rechtbank oordeelde dat de schone lei niet kon worden toegekend, omdat er geen slotuitdelingslijst zou worden opgemaakt. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de schuldenares en het advies van de bewindvoerder moest worden afgewezen, en beëindigde de toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 onder b van de Faillissementswet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
insolventienummer: C/15/18/35 R
vonnis van 1 februari 2022
in de zaak van:
[schuldenares],
geboren op 12 april 1987 te [plaats],
wonende te [plaats],
schuldenares.

1.De procedure

1.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 30 januari 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van schuldenares.
1.2.
Bij beschikking van de rechter-commissaris van 17 augustus 2018 is de looptijd van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 42 maanden te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing de van de schuldsaneringsregeling, derhalve tot 30 juli 2021.
1.3.
Op 30 april 2021 is in de schuldsaneringsregeling van schuldenares een brief ontvangen van de Belastingdienst waaruit blijkt dat schuldenares een gedupeerde is van de zogenaamde toeslagenaffaire.
1.4.
Op 20 september 2021 heeft de verificatievergadering plaatsgevonden. Vervolgens heeft de bewindvoerder verzocht om een eindzitting te bepalen.
1.5.
De rechtbank heeft de beëindiging van de schuldsaneringsregeling behandeld ter zitting van 18 januari 2022. Bij deze gelegenheid zijn verschenen: schuldenares en mr. T van Uden, advocaat te Amsterdam. Daarnaast is verschenen: de bewindvoerder [bewindvoerder].
1.6.
Schuldenares heeft bij monde van haar advocaat verzocht om de schuldsaneringsregeling te beëindigen met toekenning van de schone lei. Mr. Van Uden heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de looptijd inmiddels is verstreken en dat andere rechtbanken de schone lei in dat geval verlenen. Daarnaast heeft mr. Van Uden aangevoerd dat het nog maar de vraag is of de Belastingdienst nagekomen vorderingen zal voldoen.
1.7.
De bewindvoerder heeft zich bij het verzoek van schuldenares en haar advocaat aangesloten. De bewindvoerder heeft daarop aangevuld dat pas na het verstrijken van de reguliere looptijd een verificatievergadering heeft plaatsgevonden en dat deze werkwijze anders is dan ten tijde van het verstrijken van de looptijd gebruikelijk was binnen de rechtbank Noord-Holland, gelet op het beschikbare boedelsaldo. Tot slot heeft de bewindvoerder aangevoerd dat de mogelijkheid bestaat dat na beëindiging van de schuldsaneringsregeling zich nog schuldeisers melden, omdat niet alle schuldeisers hun vorderingen hebben ingediend, hoewel ze wel zijn aangeschreven voor de verificatievergadering.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank stelt op grond van de stukken vast dat de Belastingdienst nog niet de tijdens de verificatievergadering vastgestelde vorderingen aan de boedel heeft voldaan. De Belastingdienst heeft betaling wel gegarandeerd, zo blijkt uit de brief van de Belastingdienst van 30 april 2021. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat schuldenares in staat is de betaling van de schulden te hervatten. De schuldsaneringsregeling komt daarom voor beëindiging in aanmerking op grond van artikel 350 lid 3 onder b van de Faillissementswet (Fw).
2.2.
Over het verzoek van schuldenares en het advies van de bewindvoerder om aan schuldenares de schone lei toe te kennen, overweegt de rechtbank als volgt.
2.3.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad (waaronder ECLI:NL:HR:2010:BM2337) volgt dat het aflopen van de termijn van artikel 349a Fw niet als gevolg heeft dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege eindigt. Dat betekent dat een tussentijdse beëindiging zoals neergelegd in artikel 350 lid 3 onder b Fw ook dan nog aan de orde kan zijn. Voor zover de bewindvoerder heeft bedoeld dat artikel 350 lid 3 onder b Fw niet de grondslag van de beëindiging kan zijn, volgt de rechtbank dat betoog daarom niet.
Verder is van belang dat artikel 358 Fw bepaalt hoe de schone lei ontstaat. De schone lei ontstaat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 356 Fw; dus door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Dit betekent dat de schone lei niet ontstaat als er geen slotuitdelingslijst is. In artikel 350 lid 4 Fw is bepaald dat (onder meer) geen slotuitdelingslijst zal worden opgemaakt in de gevallen als bedoeld in het derde lid onder a en b (de vordering zijn voldaan en de schuldenaar is in staat zijn betalingen te hervatten). Er zijn dan geen schulden meer ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt die onvoldaan blijven of zullen blijven, waardoor er niets meer hoeft te worden uitgedeeld aan de schuldeisers.
2.4.
Omdat schuldenares in staat is haar betalingen te hervatten, zal er in deze schuldsanering geen slotuitdelingslijst worden gemaakt. Er hoeft immers niets meer te worden uitgedeeld aan de schuldeisers. De schone lei zal in deze schuldsanering dus niet op grond van de wet ontstaan.
2.5.
De Faillissementswet geeft de rechter niet de mogelijkheid om (toch) de schone lei
toe te kennen. De geuite vrees van de bewindvoerder dat er mogelijk nog schulden opkomen in de nabije toekomst en de onwenselijke situatie dat schuldenares de vordering dan eerst zelf zal moeten indienen bij de Belastingdienst (Loket Private Schulden van de Sociale Banken Nederland), kunnen dus niet tot toewijzing van de verzochte schone lei leiden.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de Belastingdienst, zoals uit de hiervoor aangehaalde brief van de Belastingdienst volgt, heeft toegezegd alle schulden die onder de werking van de schuldsanering vallen te zullen betalen.
2.6.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van schuldenares en het advies van de bewindvoerder moet worden afgewezen.
2.7.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding de toepassing van de
schuldsaneringsregeling gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 onder b Fw te
beëindigen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
3.2.
wijst het verzoek van schuldenares om daarbij de schone lei toe te kennen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 1 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.