ECLI:NL:RBNHO:2022:10975

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
15/860113-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van illegale handel in geneesmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, hierna aangeduid als [veroordeelde]. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie op 29 september 2022, betrof een bedrag van € 257.166,-. Dit bedrag was gebaseerd op de illegale productie en handel in geneesmiddelen, waaronder anabolen, die [veroordeelde] zou hebben verricht tussen 23 november 2016 en 18 juni 2018. De rechtbank heeft de vordering behandeld op zittingen op 1 en 2 november 2022, waarbij zowel de veroordeelde als zijn raadsman, mr. H. Blaauw, en de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontnemingsrapportage, opgesteld door de FIOD, een totaal aan wederrechtelijk voordeel van € 1.285.831,- berekende, waarvan 1/5e, zijnde € 257.166,-, aan [veroordeelde] werd toegerekend. Echter, de rechtbank oordeelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kon worden ontleend aan de ontnemingsrapportage. De rechtbank heeft zelf een berekening gemaakt en kwam tot de conclusie dat het door [veroordeelde] verkregen voordeel in werkelijkheid € 1.980,34 bedroeg. Dit bedrag was gebaseerd op de financiële vergoedingen die [veroordeelde] ontving voor het regelen van opslagplaatsen en het verpakken van anabolen.

De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen tot het bedrag van € 1.980,34 en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar dat deze overschrijding was gecompenseerd door een eerdere matiging van de straf in de samenhangende strafzaak. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de vordering voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860113-18 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum : 8 december 2022
Tegenspraak
vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 29 september 2022strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.De vordering

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, Sr zal vaststellen op
€ 257.166,-en dat aan [veroordeelde] de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op de strafbare feiten waarvoor [veroordeelde] is gedagvaard om op 1, 2 en 4 november 2022 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank (artikel 36e, tweede lid, Sr).

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van [veroordeelde] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 1, 2 en 4 november 2022.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 1 en 2 november 2022. Daarbij zijn gehoord [veroordeelde] , zijn raadsman mr. H. Blaauw, advocaat te Haarlem en de officier van justitie mr. J.J. van Bree.
Vervolgens is het onderzoek gesloten op 24 november 2022 en is de uitspraak bepaald op 8 december 2022.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op de zitting de vordering voorgedragen en gepersisteerd bij de vordering.

4.Het standpunt van [veroordeelde] en zijn raadsman

De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen omdat in de samenhangende strafzaak vrijspraak is bepleit ten aanzien van de feiten die betrekking hebben op de illegale handel in geneesmiddelen, waaronder anabolen.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van € 2.489,34. Volgens de raadsman is de betrokkenheid van [veroordeelde] veel kleiner geweest dan het Openbaar Ministerie heeft geschetst. In dit verband heeft de raadsman een alternatieve berekening van het mogelijk door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen vermogen gemaakt, onderbouwd met verwijzingen naar het onderliggende strafdossier. Die berekening wordt hierna onder 5.3 besproken.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Grondslag van de vordering
Bij gelijktijdig gewezen vonnis van deze rechtbank van 8 december 2022 is [veroordeelde] in de zaak met bovengenoemd parketnummer veroordeeld voor - kort gezegd -:
het medeplegen van het meerdere malen zonder vergunning bereiden en afleveren van andere geneesmiddelen dan geneesmiddelen voor onderzoek in de periode van 23 november 2016 tot en met 18 juni 2018;
subsidiair: het medeplegen van het meerdere malen in voorraad hebben en/of te koop aanbieden en/of afleveren van geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt in de periode van 23 november 2016 tot en met 18 juni 2018;
het aanwezig hebben van 9 tabletten 4-fluoramfetamine op 18 juni 2018.
Op grond van deze veroordeling kan [veroordeelde] worden verplicht de Staat een bedrag te betalen ter ontneming van wederrechtelijk voordeel, verkregen door middel van of uit baten van het ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten.
5.2
De ontnemingsrapportage
Op 12 oktober 2020 hebben de rapporteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren bij de FIOD, een rapport opgesteld betreffende het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel. [2] Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage. De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
In de ontnemingsrapportage wordt het totaal aan wederrechtelijk voordeel berekend dat is verkregen met de illegale productie en handel in geneesmiddelen, waaronder anabolen en erectie-bevorderende middelen. Het wederrechtelijk voordeel is berekend op basis van de 217 postpakketten die in de periode van 9 januari 2014 tot en met 13 april 2018 vanaf twee adressen in Azië zijn verzonden naar zes adressen in de Haarlemmermeer en één adres in [plaats 2]. Bij de berekening wordt ervan uitgegaan dat deze pakketten steeds illegale geneesmiddelen bevatten. Het voordeel dat volgens de berekening door [veroordeelde] en diens medeverdachten in de strafzaak, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , is genoten bestaat uit de gerealiseerde opbrengsten uit de verkoop van de handel in illegale geneesmiddelen, waaronder anabolen en erectie-bevorderende middelen, verminderd met de kosten die in directe relatie staan met het plegen van dat strafbare feit. Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op € 1.285.831,-. In dit rapport wordt 1/5e gedeelte van het totaal aan wederrechtelijk voordeel, te weten € 257.166,-, aan [veroordeelde] toegerekend.
5.3
De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat [veroordeelde] in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak is vrijgesproken van het hem in die zaak onder feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen van het meerdere malen zonder handelsvergunning in het handelsverkeer brengen van geneesmiddelen. Hoewel [veroordeelde] wel is veroordeeld voor het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van het meerdere malen in voorraad hebben, te koop aanbieden en afleveren van illegale geneesmiddelen, volgt uit het vonnis in de strafzaak dat niet kan worden vastgesteld dat zijn betrokkenheid zich verder uitstrekte dan de illegale geneesmiddelen die in de box, behorende bij de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] zijn aangetroffen en het gegeven dat hij incidenteel wel eens zelf anabolen heeft verkocht.
Gelet op voornoemd vonnis in de strafzaak is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] reeds vanaf 2014 actief betrokken is geweest bij de productie van en handel in illegale geneesmiddelen, zoals in de ontnemingsrapportage tot uitgangspunt is genomen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden ontleend aan de inhoud van de ontnemingsrapportage.
De rechtbank is van oordeel dat het op geld waardeerbare wederrechtelijk voordeel voor [veroordeelde] er allereerst in heeft bestaan dat hij een financiële vergoeding ontving voor het regelen van een opslagplaats voor (verpakkingsmateriaal van) de geneesmiddelen, te weten de berging aan de [adres 1] te [plaats 1] . Daarnaast ontving [veroordeelde] een financiële vergoeding voor het verpakken en stickeren van anabolen. Bovendien heeft [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel genoten van het incidenteel verkopen van anabolen. Aan de hand van deze uitgangspunten zal de rechtbank op basis van het dossier in de strafzaak en hetgeen ter zitting door [veroordeelde] is verklaard en door de raadsman is aangevoerd hierna de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel schatten.
5.3.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
[veroordeelde] heeft ter zitting verklaard dat hij in opdracht van een onbekend gebleven persoon de berging aan de [adres 1] te [plaats 1] heeft geregeld om stickers en doosjes voor anabolen op te slaan. Gedurende de gehele bewezen verklaarde periode ontving hij hiervoor een vergoeding van € 100,- per maand. Uitgaande van 19 maanden heeft [veroordeelde] aldus
€ 1.900,-verdiend.
Nadat [veroordeelde] de berging aan de [adres 1] had geregeld en verpakkingsmaterialen aldaar waren opgeslagen werd er later door [veroordeelde] , in samenwerking met [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , ook verpakt en gestickerd. [3] Voor het stickeren en in een doosje verpakken van een flesje anabolen ontving [veroordeelde] € 0,35 en voor alleen het stickeren van een potje ontving hij € 0,15.
Op basis van het dossier [4] en de verklaring van [veroordeelde] ter zitting neemt de rechtbank als uitgangspunt dat [veroordeelde] :
  • in de periode 9 mei 2018 tot 12 mei 2018 een hoeveelheid van 700 flesjes anabolen heeft gestickerd en verpakt;
  • op 22 mei 2018 een hoeveelheid van 600 potjes heeft gestickerd;
  • op 27 mei 2018 een hoeveelheid van 340 flesjes anabolen heeft gestickerd en verpakt;
  • in de periode 3 juni 2018 tot 5 juni 2018 een hoeveelheid van 870 potjes heeft gestickerd en 503 flesjes anabolen heeft gestickerd en verpakt.
[veroordeelde] heeft hiermee in totaal een bedrag van:
700 x € 0,35 = € 245,-
600 x € 0,15 = € 90,-
340 x € 0,35 = € 119,-
870 x € 0,15 = € 130,50
503 x € 0,35 = € 176,05
€ 760,55verdiend.
Net als de raadsman leidt de rechtbank uit de verklaring van [betrokkene 3] [5] af dat hij [veroordeelde] vijf keer heeft geholpen met stickeren en verpakken van telkens 300 flesjes anabolen en dat [veroordeelde] dit daarnaast ook twee keer zelf heeft gedaan. Aldus heeft [veroordeelde] hiermee (7 x 300 x € 0,35 =)
€ 735,-verdiend.
Tot slot heeft [veroordeelde] verklaard dat hij incidenteel wel eens anabolen heeft verkocht aan vrienden en bekenden. Uitgaande van vijf verkopen van telkens vier producten voor een prijs van € 10,- per product, komt dit neer op een verdienste van
€ 200,-in totaal.
Op basis van het voorgaande bedraagt het door [veroordeelde] verkregen voordeel een bedrag van in totaal (€ 1.900,- + € 760,55 + € 735,- + € 200,- =)
€ 3.595,55.
5.3.2
Voor aftrek in aanmerking komende kosten
Op grond van het dossier acht de rechtbank het aannemelijk dat [veroordeelde] kosten heeft moeten maken voor het regelen van de berging aan de [adres 1] en de samenwerking met [betrokkene 3] en [betrokkene 4] bij het stickeren en verpakken van de anabolen. Ook voor wat betreft deze kosten sluit de rechtbank aan bij hetgeen hierover door [veroordeelde] is verklaard en door de raadsman is aangevoerd.
Ten behoeve van het gebruik van de berging aan de [adres 1] heeft [veroordeelde] gedurende de gehele bewezen verklaarde periode een bedrag van € 50,- per maand aan [betrokkene 3] betaald. Uitgaande van 19 maanden heeft [veroordeelde] aldus
€ 950,-betaald.
[veroordeelde] betaalde aan [betrokkene 4] een bedrag van € 0,17 voor het stickeren en in een doosje verpakken van een flesje anabolen en een bedrag van € 0,07 voor het stickeren van een potje anabolen. Uitgaande van de hiervoor onder 5.3.1 genoemde aantallen van 1.543 flesjes anabolen die zijn gestickerd en in een doosje verpakt alsmede van 1.470 potjes anabolen die zijn gestickerd, heeft [veroordeelde] aldus (1543 x € 0,17 + 1470 x € 0,07 =)
€ 365,21aan [betrokkene 4] betaald.
[veroordeelde] betaalde aan [betrokkene 3] een bedrag van € 20,- per uur om flesjes anabolen te stickeren. [6] De rechtbank gaat ervan uit dat [betrokkene 3] [veroordeelde] vijf keer met het stickeren van flesjes anabolen heeft geholpen en dat hij daar telkens drie uur mee bezig is geweest. Aldus heeft [veroordeelde] aan [betrokkene 3] een bedrag van (5 x 3 x € 20,- =)
€ 300,-betaald.
Op basis van het voorgaande schat de rechtbank de voor aftrek in aanmerking komende kosten op een bedrag van (€ 950,- + € 365,21 + € 300,- =)
€ 1.615,21.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd en stelt de omvang van het totale door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
(€ 3.595,55 - € 1.615,21 =)
€ 1.980,34.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door [veroordeelde] te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
Ook in ontnemingszaken kan op het in artikel 6, lid 1 van het EVRM gewaarborgde recht van de betrokkene op een beslissing in zijn strafzaak binnen een redelijke termijn inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen van het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig gemaakt zou worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval als aanvangsmoment van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn aan te merken het moment waarop het onder de verdachte gelegde conservatoir beslag (ter zekerheidstelling van de voldoening van een eventueel te betalen ontnemingsbedrag) aan de verdachte is betekend, te weten 18 september 2020.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen.
De rechtbank doet uitspraak op 8 december 2022. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn weliswaar is overschreden, maar dat deze (beperkte) overschrijding al voldoende is gecompenseerd door matiging van de in de strafzaak aan [veroordeelde] opgelegde straf wegens schending van de redelijke termijn. De rechtbank vindt daarin aanleiding in onderhavige ontnemingszaak te volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door [veroordeelde] te betalen bedrag vaststellen op
€ 1.980,34.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op
€ 1.980,34(éénduizend negenhonderdtachtig euro en vierendertig eurocent).
Legt aan [veroordeelde] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 1.980,34(éénduizend negenhonderdtachtig euro en vierendertig eurocent), ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 39 dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2022.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Rapport inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behorende bij de strafrechtelijke onderzoeken Icarus/Daedalus/Naucrate, Ontnemingsdossier [veroordeelde] , pagina's 3 tot en met 34, met bijlagen.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] , pagina 1557. Proces-verbaal van verhoor verdachte A. Schutte, pagina 1569.
4.Een geschrift inhoudende een notitie, pagina 2587. Een geschrift inhoudende een whatsapp chatgesprek, pagina 2570 e.v. De hiervoor onder voetnoot 3 vermelde processen-verbaal.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] , pagina 1557 e.v..
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] , pagina 1562.