ECLI:NL:RBNHO:2022:10973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
15/870478-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met illegale productie en handel in geneesmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die betrokken was bij de illegale productie en handel in geneesmiddelen, waaronder anabolen en erectie-bevorderende middelen. De officier van justitie had op 29 september 2022 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 642.915,- werd gevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de verkoop van illegale geneesmiddelen en dat de vordering van de officier van justitie op basis van de ontnemingsrapportage voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 1.285.831,-, maar heeft dit bedrag voor de veroordeelde beperkt tot 50% van het totaal, resulterend in een te betalen bedrag van € 642.915,-. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafzaak waarin de veroordeelde eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder het zonder vergunning bereiden en verhandelen van geneesmiddelen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar dat deze overschrijding voldoende was gecompenseerd door de eerder opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870478-18 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum : 8 december 2022
Tegenspraak
vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 29 september 2022strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats] .
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.De vordering

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, Sr zal vaststellen op
€ 642.915,-en dat aan [veroordeelde] de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op de strafbare feiten waarvoor [veroordeelde] is gedagvaard om op 1, 2 en 4 november 2022 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank (artikel 36e, tweede lid, Sr).

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van [veroordeelde] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 1, 2 en 4 november 2022.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 1 en 2 november 2022. Daarbij zijn gehoord [veroordeelde] , zijn raadsman mr. P.E. van Zon, advocaat te Eindhoven en de officier van justitie mr. J.J. van Bree.
Vervolgens is het onderzoek gesloten op 24 november 2022 en is de uitspraak bepaald op 8 december 2022.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering voorgedragen en de hoogte van de vordering bijgesteld tot een bedrag van € 771.498,60.

4.Het standpunt van [veroordeelde] en zijn raadsman

De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen. Op grond van het dossier kan volgens de raadsman worden gesteld dat alleen in de zeventien onderschepte postpakketten verboden middelen zaten. Er is geen bewijs dat de overige verzonden (en niet onderzochte) postpakketten ook verboden middelen bevatten. De extrapolatieberekening in de ontnemingsrapportage is onvoldoende onderbouwd en kan niet worden toegepast. Daarom moet de vordering worden afgewezen.
Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de verklaring van [veroordeelde] dat hij de helft van wat hij met de handel verdiende heeft moeten afstaan aan de laborant die voor hem de anabolen bereidde, dat hij een vergoeding van 7,5% heeft moeten betalen om geld naar China over te laten maken teneinde de goederen te bestellen en te verzenden en dat hij kosten heeft moeten maken ten behoeve van de verpakking.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Grondslag van de vordering
Bij gelijktijdig gewezen vonnis van deze rechtbank van 8 december 2022 is [veroordeelde] in de zaak met bovengenoemd parketnummer veroordeeld voor - kort gezegd -:
het medeplegen van het meerdere malen zonder registratie invoeren van werkzame stoffen die vallen onder de Geneesmiddelenwet in de periode van 9 januari 2014 tot en met 18 juni 2018;
het medeplegen van het meerdere malen zonder vergunning bereiden en in voorraad hebben van andere geneesmiddelen dan geneesmiddelen voor onderzoek in de periode van 9 januari 2014 tot en met 31 januari 2019;
het zonder registratie in voorraad hebben van werkzame stoffen die vallen onder de Geneesmiddelenwet in de periode van 15 juni 2018 tot en met 31 januari 2019;
primair: het medeplegen van het meerdere malen zonder handelsvergunning van de Europese Unie in het handelsverkeer brengen van geneesmiddelen in de periode van 9 januari 2014 tot en met 18 juni 2018;
het aanwezig hebben van hoeveelheden 4-fluoramfetamine, MDMA en 2C-B in de periode van 15 juni 2018 tot en met 31 januari 2019;
het aanwezig hebben van een hoeveelheid GHB op 18 juni 2018;
het witwassen van hoeveelheden geld in de periode van 9 januari 2014 tot en met 18 juni 2018.
Op grond van deze veroordeling kan [veroordeelde] worden verplicht de Staat een bedrag te betalen ter ontneming van wederrechtelijk voordeel, verkregen door middel van of uit baten van het ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten.
5.2
De ontnemingsrapportage
Op 1 april 2019 hebben de rapporteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren bij de FIOD, een rapport opgesteld betreffende het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel. [2] Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage. De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
In de ontnemingsrapportage wordt het totaal aan wederrechtelijk voordeel berekend dat is verkregen met de illegale productie en handel in geneesmiddelen, waaronder anabolen en erectie-bevorderende middelen. Het wederrechtelijk voordeel is berekend op basis van de 217 postpakketten die in de periode van 9 januari 2014 tot en met 13 april 2018 vanaf twee adressen in Azië zijn verzonden naar zes adressen in de Haarlemmermeer en één adres in [plaats 4] . Bij de berekening wordt ervan uitgegaan dat deze pakketten steeds illegale geneesmiddelen bevatten. Het voordeel dat volgens de berekening door [veroordeelde] en diens medeverdachten in de strafzaak, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , is genoten bestaat uit de gerealiseerde opbrengsten uit de verkoop van de handel in illegale geneesmiddelen, waaronder anabolen en erectie-bevorderende middelen, verminderd met de kosten die in directe relatie staan met het plegen van dat strafbare feit. Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op € 1.285.831,-.
Op 12 oktober 2020 is met betrekking tot [betrokkene 2] een rapport opgesteld betreffende het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. [3] Dit rapport gaat uit van dezelfde berekening als het rapport van 1 april 2019, alleen de verdeling van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel wijkt af. In dit rapport wordt 2/5e gedeelte van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten € 514.332,50, aan [veroordeelde] toegerekend.
De officier van justitie is op grond van het dossier en het verhandelde op de zitting ten aanzien van de rol die [veroordeelde] in het geheel van de productie en de handel heeft vervuld tot een aangepaste verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel gekomen. De officier van justitie rekent [veroordeelde] een gedeelte toe van 60% (ofwel 3/5e deel) van het totaalbedrag. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat aan [veroordeelde] kan worden toegerekend wordt door de officier van justitie daarmee geschat op € 771.498,60.
5.3
De beoordeling
Naar aanleiding van de behandeling ter zitting is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen uit de baten van de in de strafzaak onder feiten 1, 2, en 4 primair bewezenverklaarde feiten. De rechtbank grondt dit oordeel verder op de feiten en omstandigheden die in de ontnemingsrapportage zijn opgenomen en ontleent aan de inhoud daarvan, met inachtneming van het navolgende, tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Blijkens de ontnemingsrapportage heeft de Douane in totaal 17 postpakketten met herkomst Azië gecontroleerd. [4] Gezien het feit dat in de 17 gecontroleerde postpakketten grondstoffen voor het produceren van geneesmiddelen waaronder anabolen en erectie-bevorderende middelen zijn aangetroffen en deze postpakketten allemaal dezelfde afzenders uit Azië en dezelfde verhullende goederenomschrijvingen bezaten als de 217 afgeleverde postpakketten, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van deze 217 postpakketten. [5]
Deze methode van extrapolatie is toegestaan om het verkregen voordeel te berekenen, mits is voldaan aan bepaalde voorwaarden. Niet alleen moeten de onderzochte feiten van waaruit wordt geëxtrapoleerd voldoende zijn onderbouwd, ook moeten die feiten representatief zijn voor de gehele periode op grond waarvan de extrapolatie wordt uitgevoerd. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat dit in deze zaak het geval is.
In de ontnemingsrapportage is de wijze van berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de FIOD uitgebreid toegelicht en onderbouwd. Uitgangspunt daarbij is dat bij aanvang van het onderzoek 17 postpakketten met grondstoffen voor het produceren van geneesmiddelen waaronder anabolen en erectie-bevorderende middelen zijn aangetroffen en inbeslaggenomen. Daarnaast zijn bij de diverse doorzoekingen nagenoeg uitsluitend handelshoeveelheden eindproducten (anabolen en erectie-bevorderende middelen) en verpakkingsmateriaal van het merk Euro Pharmaceuticals (EP) aangetroffen en inbeslaggenomen. Tevens zijn bij deze doorzoekingen industriële machines aangetroffen die gebruikt werden voor de productie van de anabolen en illegale geneesmiddelen. Na de doorzoekingen en inbeslagnames is vastgesteld dat op de diversen webshops die anabolen verkopen de producten van EP niet meer voorradig waren vanwege leveringsproblemen in heel Nederland.
Gezien de overeenkomst tussen de aangetroffen stoffen in de door de Douane geopende
pakketten en de gebruikte grondstoffen voor de inbeslaggenomen geneesmiddelen en
anabolen is de FIOD er terecht vanuit gegaan dat de 17 postpakketten gezien kunnen worden als een aselecte steekproef van een populatie van in totaal 217 afgeleverde postpakketten en dat de inhoud van de 17 inbeslaggenomen postpakketten een gemiddelde inhoud en waarde
vertegenwoordigt ten opzichte van de in totaal 217 afgeleverde postpakketten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de methode van extrapolatie geenszins onvoldoende onderbouwd, zoals door de raadsman gesteld. De rechtbank verwerpt dit verweer.
5.3.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Algemene uitgangspunten
Het wederrechtelijk voordeel bestaat uit de gerealiseerde opbrengsten verminderd met kosten
die in directe relatie staan met het plegen van het delict/de delicten. Hiertoe zal eerst de bruto verkoopmarge bepaald worden aan de hand van de 17 inbeslaggenomen postpakketten. Voordat deze bruto verkoopmarge berekend kan worden dient eerst de productieomvang en de verkoopopbrengst bepaald te worden die met deze postpakketten behaald kon worden. [6]
Om de bruto verkoopmarge te bepalen, moeten vervolgens de directe en indirecte kosten op de verkoopopbrengst in mindering worden gebracht. Nadat de bruto verkoopmarge van de 17 pakketten is geëxtrapoleerd naar de 217 verzonden pakketten, zullen de niet-gerealiseerde brutomarge van de inbeslaggenomen goederen, de kosten van de inbeslaggenomen verpakkingsmaterialen en de indirecte kosten daarop in mindering worden gebracht.
Productieomvang
Blijkens de ontnemingsrapportage kon uit de aangetroffen grondstoffen in totaal 3.050 vials á 10 ml aan vloeibare anabolen/injectables en 4.491 potjes met 96.080 tabletten/pillen
aan anabolen en erectie-bevorderende middelen worden geproduceerd. [7]
Verkoopopbrengst van de 17 postpakketten
Naar het oordeel van de rechtbank is het aannemelijk dat [veroordeelde] € 15,- per vial of potje anabolen of erectie-bevorderende middelen van het merk EP rekende als groothandelsprijs voor de afnemende detaillisten en € 125,- per doosje van 10 vials á 10 ml eindproduct Somatropine. [8] Hieruit volgt dat de verkoopopbrengst van de 17 postpakketten in totaal
€ 134.990,-bedraagt. [9]
Kosten van grondstoffen
Gelet op de omstandigheid dat [veroordeelde] geen verklaring heeft afgelegd over het inkoopproces van de grondstoffen en de daarmee gepaard gaande kosten, sluit de rechtbank wat betreft de in dit verband gemaakte kosten aan bij de berekening in de ontnemingsrapportage die is ontleend aan informatie afkomstig van het internet. De verklaring van [veroordeelde] dat hij 7,5% heeft moeten betalen om geld naar China over te laten maken teneinde de goederen te bestellen en te verzenden, is niet met nadere stukken onderbouwd. De rechtbank acht deze verklaring bovendien onvoldoende nauwkeurig - zo heeft [veroordeelde] niet toegelicht om welke bedragen het dan zou gaan - om daarop de gemaakte kosten te kunnen waarderen. Met inachtneming van de in de ontnemingsrapportage vermelde wisselkoersen, bepaalt de rechtbank de totale kosten van grondstoffen voor de producten van EP en van het eindproduct Somatropine op
€ 24.587,-. [10]
Kosten van verpakking
De kosten van verpakking zijn onderverdeeld in de kosten per vial en plastic potje en de kosten voor het plakken van etiketten en verpakken in doosjes. De totale kosten van verpakking schat de rechtbank op
€ 984,-. [11]
Kosten van pakketontvangers
De personen die op hun woonadres de pakketten met grondstoffen en eindproducten ontvingen, hebben daarvoor een vergoeding ontvangen. De hiermee verband houdende kosten voor [veroordeelde] kunnen worden gebaseerd op de verklaringen van [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] . De rechtbank bepaalt deze kosten in het voordeel van [veroordeelde] op € 100,- per ontvangen pakket. Dit betekent dat de kosten van de pakketontvangers in totaal (17 x € 100,- =)
€ 1.700,-bedragen. [12]
Brutomarge op basis van de 17 gecontroleerde en de 217 verzonden postpakketten
Gelet op het voorgaande is het aannemelijk dat de brutomarge, te weten de verkoopopbrengst minus de directe kosten, als de 17 gecontroleerde postpakketten waren afgeleverd, omgezet tot eindproducten en vervolgens verkocht aan detaillisten, in totaal (€ 134.990,- minus € 24.587,- minus € 984,- minus € 1.700,- =)
€ 107.719,-bedraagt. Dit betekent dat de brutomarge van de 217 verzonden postpakketten uitkomt op een bedrag van in totaal
(€ 107.719,- : 17 x 217 =)
€ 1.375.001,-.
Niet-gerealiseerde brutomarge van de inbeslaggenomen voorraden
Omdat er handelshoeveelheden anabolen en erectie-bevorderende middelen in beslag zijn genomen, hebben deze in beslag genomen goederen niet bijgedragen aan het wederrechtelijk verkregen voordeel. De waarde hiervan moet daarom in mindering worden gebracht op de hiervoor vermelde brutomarge. Op twee locaties zijn handelshoeveelheden anabolen en erectie-bevorderende middelen aangetroffen en inbeslaggenomen, namelijk de berging en de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] en de opslagruimten aan de [adres 2] te [plaats 2] . Aan de hand van de aantallen producten die in beslag zijn genomen, bepaalt de rechtbank het bedrag waarmee de brutomarge gecorrigeerd dient te worden op ( [adres 1] € 22.099,- + [adres 2] € 35.738,- =)
€ 57.837,-. [13]
Kosten van in beslag genomen verpakkingsmateriaal
Bij de doorzoeking in de bedrijfshal aan de [adres 3] te [plaats 3] zijn bovendien handelshoeveelheden verpakkingsmateriaal inbeslaggenomen. Aan de hand van de waarde van de verpakkingsmaterialen is in de ontnemingsrapportage een berekening gemaakt met hoeveel de brutomarge gecorrigeerd dient te worden. De rechtbank bepaalt deze waarde op
€ 8.176,-. [14]
Indirecte kosten van opslag
De kosten die zijn gemaakt ten behoeve van het aanhouden van de opslagruimten waar voorraden gereed product van anabolen, erectie-bevorderende middelen en verpakkingsmaterialen zijn aangetroffen, kunnen in beginsel als directe kosten op het wederrechtelijk verkregen vermogen in mindering worden gebracht.
De kosten die [veroordeelde] heeft moeten maken voor de opslagruimte aan de [adres 1] te [plaats 1] kunnen worden gebaseerd op de verklaring van [betrokkene 6] . Op grond hiervan schat de rechtbank deze kosten op € 50,- per maand. In de ontnemingsrapportage wordt ervan uitgegaan dat [veroordeelde] daarvoor van een andere, soortgelijke opslagruimte gebruik heeft gemaakt. In het voordeel van [veroordeelde] stelt de rechtbank deze kosten daarom voor de gehele bewezen verklaarde periode van 4,5 jaar vast op (€ 50,- x 12 maanden x 4,5 =) € 2.700,-. [15]
De kosten die [veroordeelde] heeft moeten maken voor de opslagruimte aan de [adres 3] te [plaats 3] kunnen worden gebaseerd op de verklaring van [betrokkene 7] . Op grond hiervan schat de rechtbank deze kosten op € 300,- per maand. In het voordeel van [veroordeelde] stelt de rechtbank deze kosten voor de gehele bewezen verklaarde periode van 4,5 jaar vast op (€ 300,- x 12 maanden x 4,5 =) € 16.200,-. [16]
De kosten die betrekking hebben op de opslagboxen aan de [adres 2] te [plaats 2]
staan naar het oordeel van de rechtbank niet in directe relatie tot de bewezen verklaarde strafbare feiten. Omdat de onderneming van [veroordeelde] , [vennootschap 1] (een webshop die voedingssupplementen verkoopt), aan de [adres 2] te [plaats 2] is gevestigd, zou [veroordeelde] de huurkosten van de opslagboxen aan dit adres ook hebben moeten voldoen als hij geen strafbaar feit zou hebben begaan. Hierdoor komen de huurkosten voor deze opslagruimten niet in aanmerking voor aftrek.
Gelet op het voorgaande bedragen de indirecte kosten van het aanhouden van de opslagruimten in totaal (€ 2.700,- + € 16.200,- =)
€ 18.900,-.
Indirecte kosten van afschrijving industriële machines
In het strafrechtelijk onderzoek zijn bij de doorzoeking in de bedrijfshal aan de [adres 3] te [plaats 3] drie industriële machines aangetroffen en inbeslaggenomen. De afschrijvingskosten van deze machines moeten in mindering worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen vermogen. Bij de bepaling van de hoogte van de afschrijving baseert de rechtbank zich op de ontnemingsrapportage. De rechtbank stelt deze afschrijvingskosten voor de gehele bewezen verklaarde periode van 4,5 jaar vast op
€ 4.257,‑. [17]
Op basis van het voorgaande schat de rechtbank de voor aftrek in aanmerking komende kosten op een bedrag van (€ 57.837,- + € 8.176,- + € 18.900,- + € 4.257,- =)
€ 89.170,-.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd en stelt de omvang van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
(€ 1.375.001,- - € 89.170,- =)
€ 1.285.831,-.
De rechtbank is van oordeel dat het naar aanleiding van de vordering en het onderzoek ter terechtzitting voldoende aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] met anderen van de bewezen verklaarde strafbare feiten heeft geprofiteerd. Aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt echter geen indicatie te ontlenen voor de verdeling van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel. Evenmin kan worden vastgesteld met hoeveel mededaders het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal daarom een naar redelijkheid te bepalen gedeelte van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel aan [veroordeelde] toerekenen. Dit gedeelte wordt door de rechtbank vastgesteld op 50% van het totaalbedrag. [veroordeelde] was immers degene die de merken EP en UP exploiteerde en bij alle fasen in het proces was betrokken, van de invoer van grondstoffen tot de bereiding van de illegale geneesmiddelen en de verkoop daarvan. Het was zijn “onderneming”. De rechtbank is van oordeel dat met deze schatting in voldoende mate rekening is gehouden met de omstandigheden dat [veroordeelde] heeft verklaard dat hij een gedeelte van de opbrengst moest betalen aan een laborant die de anabolen bereidde en dat hij transferkosten heeft moeten maken om geld naar China over te laten boeken.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op een bedrag van
€ 642.915,-.
Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat [veroordeelde] nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door [veroordeelde] te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
Ook in ontnemingszaken kan op het in artikel 6, lid 1 van het EVRM gewaarborgde recht van de betrokkene op een beslissing in zijn strafzaak binnen een redelijke termijn inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen van het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig gemaakt zou worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval als aanvangsmoment van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn aan te merken het moment waarop de officier van justitie zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt een ontnemingsvordering aanhangig te zullen maken. De rechtbank gaat hierbij uit van de datum waarop de onder een derde ten laste van de verdachte gelegd conservatoir beslag (ter zekerheidstelling van de voldoening van een eventueel te betalen ontnemingsbedrag) aan de verdachte is betekend, te weten 3 juli 2018.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen.
De rechtbank doet uitspraak op 8 december 2022. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn weliswaar (ruimschoots) is overschreden, maar dat deze overschrijding al voldoende is gecompenseerd door matiging van de in de strafzaak aan [veroordeelde] opgelegde straf wegens schending van de redelijke termijn. De rechtbank vindt daarin aanleiding in onderhavige ontnemingszaak te volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door [veroordeelde] te betalen bedrag vaststellen op
€ 642.915,-.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op
€ 642.915,-(zeshonderdtweeënveertigduizend negenhonderdvijftien euro).
Legt aan [veroordeelde] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 642.915,-(zeshonderdtweeënveertigduizend negenhonderdvijftien euro), ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de (ter zitting aangepaste) vordering voor het overige af.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2022.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Rapport inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behorende bij de strafrechtelijke onderzoeken Icarus/Daedalus/Naucrate, SFO-dossier [veroordeelde] , pagina's 3 tot en met 26, met bijlagen.
3.Rapport inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behorende bij de strafrechtelijke onderzoeken Icarus/Daedalus/Naucrate, Ontnemingsdossier [betrokkene 2] , pagina's 3 tot en met 34, met bijlagen.
4.Ontnemingsrapportage, pagina 10.
5.Ontnemingsrapportage, pagina 12.
6.Ontnemingsrapportage, pagina 13.
7.Ontnemingsrapportage, pagina 14 en 15.
8.Ontnemingsrapportage, pagina 15.
9.Ontnemingsrapportage, pagina 16 en bijlage 2.
10.Ontnemingsrapportage, pagina 18 en bijlagen 3, 3a en 3b.
11.Ontnemingsrapportage, pagina 19 en bijlage 4.
12.Ontnemingsrapportage, pagina 19.
13.Ontnemingsrapportage, pagina 22.
14.Ontnemingsrapportage, pagina 23.
15.Ontnemingsrapportage, pagina 19.
16.Ontnemingsrapportage, pagina 20.
17.Ontnemingsrapportage, pagina 21.