ECLI:NL:RBNHO:2022:10903

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
9511640 \ CV EXPL 21-7237
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeloosstelling na instapweigering door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een reiziger, en gedaagde, de luchtvaartmaatschappij ELAL Israel Airlines Ltd. Eiser had een vervoersovereenkomst gesloten met ELAL voor een vlucht van Tel Aviv naar Amsterdam op 29 augustus 2021. Vanwege coronamaatregelen werd eiser de toegang tot de vlucht geweigerd, ondanks dat hij de benodigde documenten had overlegd. Eiser heeft vervolgens een nieuw vliegticket aangeschaft en vordert nu schadevergoeding van ELAL voor de kosten van het nieuwe ticket en taxikosten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis op 30 maart 2022 al een aantal zaken vastgesteld, waaronder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. In deze uitspraak heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake is van een schikkingsovereenkomst tussen partijen, waarbij ELAL zich heeft verplicht om de kosten van het nieuwe ticket en de taxikosten te vergoeden. De kantonrechter heeft ELAL veroordeeld tot betaling van € 795,14 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 september 2021, en heeft ELAL ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser op basis van onrechtmatige daad niet kan slagen, omdat de instapweigering op redelijke gronden was gebaseerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om zich aan de geldende wet- en regelgeving te houden, en bevestigt dat schikkingsovereenkomsten rechtsgeldig zijn, mits aan de voorwaarden voor totstandkoming is voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9511640 \ CV EXPL 21-7237
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: B. Kamphuijs
tegen
de rechtspersoon naar buitenland recht
ELAL Israel Airlines Ltd.
gevestigd te Tel Aviv (Israël)
gedaagde
verder te noemen: El Al
gemachtigde: mr. A. van Reek

1.Het procesverloop

1.1.
Op 30 maart 2022 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Voor het procesverloop tot en met 30 maart 2022 wordt naar dit tussenvonnis verwezen.
1.2.
[eiser] heeft een akte genomen, waarop El Al heeft gereageerd.
1.3.
Op 8 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan hij door El Al zou worden vervoerd van Tel Aviv naar Amsterdam-Schiphol Airport op 29 augustus 2021, hierna: de vlucht.
2.2.
In verband met de coronamaatregelen waren documenten verplicht om gedurende de pandemie van en naar Israël te kunnen reizen. Deze documenten betreffen; een geldig paspoort, een Corona vaccinatie bewijs, een negatieve PCR test, een positieve serologische test en een brief van het Israëlische ministerie van Volksgezondheid, waarin het Ministerie verklaart dat [eiser] niet (meer) verplicht was om in quarantaine te verblijven.
2.3.
[eiser] heeft voor de vlucht zijn boarding pass overhandigd gekregen, maar is op een later moment geweigerd voor de vlucht.
2.4.
[eiser] heeft een nieuw vliegticket aangeschaft en is alsnog op 30 augustus 2021 met Turkish Airlines via Istanbul naar Amsterdam-Schiphol Airport gereisd.
2.5.
Bij e-mail van 8 oktober 2021 van 10:01 uur heeft [betrokkene] namens El Al onder andere het volgende aan [eiser] geschreven:
“Good morning [naam]
Can you send me the invoices – for the purchase of the ticket of 713.14 eur+ 300nis of taxi? – so I can take care of reimbursement?
Which alternative would you prefer for the flight on the 21/12?KLM?”
2.6.
Op 8 oktober 2021 om 14:25 uur heeft [eiser] hierop gereageerd, waarbij hij onder andere het volgende heeft geschreven:
“Hereby attached am sending you a scan of the taxi receipts (2xILS 150.00) and the replacing flight. The amount paid was USD 825.00 and from the credit card the equivalent was debited, as mentioned before EUR 713,14. Your compensation shall be paid to my bank account, with the following details (…)”.
2.7.
Bij e-mail van 12 oktober 2021 heeft [betrokkene] namens El Al aan [eiser] geschreven:

I have investigated the issue further- and could not trace any phone call from one of our supervisors Advising you that we were wrong to deny boarding on the 29/08. It’s clearly marked in your booking that per border force you did not complete the isolation time as required.-and you need to complete an extra day.
However as you are a gold member and the fact we have cancelled your flight on the 21/12- as an exception and gesture of good will we will reimburse the cost of the ticket Of Turkish Airlines and the cost of the taxi as well
And we will reroute you to KLM on economy on the 21/12 from Tel Aviv to Amsterdam
Please let me know if it is acceptable and will take care as agreed”.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter EL Al, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van € 795,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021 en de proceskosten, waaronder ook begrepen de nakosten.
3.2.
[eiser] legt (in de dagvaarding) aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat El Al onrechtmatig tegenover hem heeft gehandeld door hem te weigeren op de oorspronkelijk vlucht naar Amsterdam-Schiphol Airport. El Al is dan ook aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade, een nieuw vliegticket ter hoogte van € 713,14 en tweemaal taxikosten ter hoogte van € 82,00. [eiser] heeft El Al op 29 september 2021 in gebreke gesteld, vanaf deze datum is El Al dan ook de wettelijke rente verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
EL Al betwist de vordering. Hij voert - samengevat - aan dat op grond van artikel 2.4.3. van de van de overeenkomst tussen partijen deel uitmakende Vervoersvoorwaarden Israëlisch recht van toepassing is. Aangezien [eiser] zijn vordering baseert op het Nederlandse recht dient de vordering alleen hierom al te worden afgewezen.
4.2.
Voor zover het Nederlandse recht wel van toepassing zou zijn is een instapweigering de feitelijke grondslag voor de door [eiser] gestelde onrechtmatige daad. Op grond van artikel 2 sub j van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) is een instapweigering een weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor het instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3 lid 2 van de Verordening, zonder dat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid, beveiliging of ontoereikende reisdocumenten. In het onderhavige geval was de instapweigering gebaseerd op redelijke gronden. Er was geen instapweigering in de zin van de Verordening. Op grond van artikel 7.1. van de vervoersvoorwaarden had El Al het recht om [eiser] te weigeren op de vlucht. Er is dan ook geen sprake van een doen of nalaten van El Al in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt. Voor zover hier wel sprake van zou zijn, is sprake van een rechtvaardigingsgrond. Derhalve is geen sprake van een onrechtmatige daad en heeft [eiser] geen recht op schadevergoeding.
4.3.
Ook indien [eiser] beschikte over de benodigde documentatie dient El Al de instructies van de Israëlische overheid op te volgen. Zelfs dan zou er geen sprake zijn van een aan El Al toerekenbare onrechtmatige daad.

5.De verdere beoordeling

5.1.
In zijn akte na het tussenvonnis van 30 maart 2022 heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat de grondslag van zijn vordering niet alleen onrechtmatige daad is, maar ook de gemaakte afspraken met El Al. Volgens El Al is in het tussenvonnis van 30 maart 2022 een bindende eindbeslissing gegeven over de grondslag van de vordering en dient de grondslagwijziging van [eiser] in zijn laatste akte te worden gepasseerd. De kantonrechter volgt El Al niet in zijn standpunt dat in het tussenvonnis een eindbeslissing zou zijn gegeven over de grondslag van de vordering. Dit zou in strijd zijn met artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waaruit volgt dat zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen, de eisende partij bevoegd is haar eis en de grondslag daarvan te vermeerderen of te wijzigen. Alleen indien de eisvermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde, kan deze buiten beschouwing worden gelaten. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter hier niet het geval. [eiser] heeft in de conclusie van repliek al melding gemaakt van de vermeende schikkingsovereenkomst en El Al heeft hierop in de conclusie van dupliek gereageerd door te betwisten dat [eiser] hieraan rechten kan ontlenen. Los daarvan heeft [eiser] in ieder geval in de akte uitlaten na het tussenvonnis de grondslag gewijzigd, in die zin dat de vordering ook is gegrond op (nakoming van) een door [eiser] gestelde schikkingsovereenkomst. El Al had de gelegenheid hierop te reageren in de antwoordakte en ter zitting, hetgeen El Al ook heeft gedaan.
5.2.
Het is de kantonrechter echter niet geheel duidelijk welke grondslag [eiser] primair aan zijn vordering ten grondslag legt. Voor zover [eiser] primair onrechtmatige daad aan de vordering ten grondslag legt, moet hieruit naar het oordeel van de kantonrechter volgen dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6, aanhef en onder e Rv niet bevoegd is. Hierbij wordt verwezen naar hetgeen onder 5.4. van het tussenvonnis van 30 maart 2022 is overwogen. In zijn akte na het tussenvonnis, noch ter zitting heeft [eiser] voldoende aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit moet worden afgeleid dat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan. Dat het ging om een reis naar Nederland, is onvoldoende. Voorts is bij het bepalen van de plaats van het schadebrengende feit niet van belang waar [eiser] vermogensschade heeft geleden. Het schadebrengende feit bestaat uit het door [eiser] gestelde schadebrengende handelen van El Al (het weigeren van [eiser] op de vlucht). Dit handelen van El Al heeft plaatsgevonden in Israël, waar El Al haar statutaire vestiging heeft, zodat de Nederlandse rechter niet bevoegd is op grond van artikel 6, aanhef en onder e Rv.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de Nederlandse rechter echter ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en sub a Rv wel bevoegd met betrekking tot de andere grondslag, te weten nakoming van de vermeende schikkingsovereenkomst, nu de gestelde betalingsverbintenis uitgevoerd moet worden in Nederland.
5.4.
Vervolgens komt aan de orde welk recht van toepassing is op het onderhavige geschil.
5.5.
De vermeende schikkingsovereenkomst tussen partijen is gesloten na 17 december 2009, zodat de regels van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I) gelden. Artikel 10 lid 1 Rome I bepaalt dat het bestaan en de geldigheid van de overeenkomst of van een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge deze verordening toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn. Dit is van belang omdat El Al stelt dat de overeenkomst niet tot stand is gekomen met een beroep op artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW).
5.6.
Vast staat dat partijen bij hun overeenkomst geen rechtskeuze hebben gemaakt. Artikel 3 Rome I vindt daarom geen toepassing. Voor dit geval schrijft artikel 4 lid 2 Rome I voor hoe het op de overeenkomst toepasselijke recht wordt vastgesteld. Dit artikel bepaalt dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie verricht, haar gewone verblijfplaats heeft. De kenmerkende prestatie van de vermeende schikkingsovereenkomst is betaling door El Al. El Al is gevestigd in Tel Aviv, zodat in beginsel Israëlisch recht dient te worden toegepast. De kantonrechter ziet echter aanleiding om op grond van artikel 4 lid 3 Rome I een uitzondering te maken op de hoofdregel van artikel 4 lid 2 Rome I. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat als onbetwist vast staat dat het een in Nederland, naar Nederlands recht gesloten overeenkomst betreft tussen de directeur van de Nederlandse vestiging van El Al en [eiser] , nadat [eiser] de Nederlandse vestiging van El Al in gebreke heeft gesteld. De stelling van El Al dat op de schikkingsovereenkomst de vervoersvoorwaarden van El Al van toepassing zijn en dat daaruit volgt dat Israëlisch recht van toepassing is, slaagt niet. Zoals in het tussenvonnis van 30 maart 2022 in deze zaak reeds is overwogen, zien de vervoersvoorwaarden enkel op de vervoersovereenkomst. Nergens blijkt uit dat deze vervoersvoorwaarden ook van toepassing zijn op de schikkingsovereenkomst.
5.7.
Het voorgaande betekent dat de vraag of de overeenkomst waarop [eiser] zich beroept tot stand is gekomen, eveneens moet worden beoordeeld op grond van Nederlands recht. De vervoerder meent dat [eiser] het aanbod niet heeft aanvaard als bedoeld in artikel 6:217 BW, nu hij op de e-mail van 12 oktober 2021 heeft gereageerd door de dagvaarding uit te brengen. Dit kan volgens El Al niet als een aanvaarding worden aangemerkt. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.8.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Of sprake is van een aanbod enerzijds en aanvaarding daarvan anderzijds, moet worden bepaald aan de hand van de zogeheten wilsvertrouwensleer (artikel 3:33 en 3:35 BW). Dat wil zeggen dat het antwoord op de voorgaande vraag afhangt van wat partijen hebben verklaard en wat partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het is niet vereist dat op alle onderdelen van de overeenkomst overeenstemming is bereikt: voldoende is dat vast is komen te staan dat partijen overeenstemming hadden over de hoofdzaken (essentialia) van de overeenkomst. Dit zijn de onderwerpen die de kern van de prestatie raken. Wat in een concreet geval de essentialia zijn waarover wilsovereenstemming dient te bestaan, hangt verder af van de omstandigheden van het geval.
5.9.
Uit hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs hebben afgeleid en hebben mogen afleiden, volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat partijen op 8 oktober 2021 overeenstemming hadden bereikt met betrekking tot de schadeloosstelling van het ticket van Turkish Airlines en de taxikosten. [eiser] heeft immers de door El Al verzochte gegevens (de facturen/bonnen en zijn bankgegevens) verstrekt, zodat niets meer in de weg stond aan betaling van de betreffende kosten. Dat El Al in de mail van 12 oktober 2021 de schadeloosstelling bestempelt als “
an exception and gesture of good will”kan er niet aan afdoen dat El Al aan [eiser] heeft toegezegd de betreffende kosten te betalen. De kantonrechter oordeelt dat daarnaast niet aannemelijk is geworden dat de vraag naar welke klasse [eiser] zou worden omgeboekt bij de vlucht van KLM op 21 december 2021 (economy dan wel business), voor El Al van dermate essentieel belang was, dat zonder overeenstemming op dit punt van totstandkoming van de overeenkomst geen sprake kon zijn. El Al heeft ook onvoldoende gesteld waaruit blijkt dat [eiser] dit had moeten begrijpen.
5.10.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat er sprake is van een schikkingsovereenkomst tussen partijen met betrekking tot schadeloosstelling en dat El Al gehouden is deze na te komen. Niet in geschil is dat de hoogte van de gevorderde hoofdsom overeenstemt met de overeengekomen schadeloosstelling. De gevorderde hoofdsom is daarom toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.11.
El Al zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de [eiser] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt El Al tot betaling aan [eiser] van € 795,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt El Al tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,09
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 310,00;
6.3.
veroordeelt El Al tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door [eiser] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter