ECLI:NL:RBNHO:2022:10877

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
C/15/333514 / JU RK 22-1675
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting omgangsregeling tussen kinderen en pleegvader tot veilig contact mogelijk is

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 november 2022 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen twee minderjarige kinderen en hun pleegvader. De kinderen, die beide extra zorgbehoeften hebben, zijn in een kwetsbare situatie terechtgekomen na het uiteengaan van hun pleegouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de omgang met de pleegvader moet worden opgeschort totdat uit observaties en hulpverlening blijkt dat de kinderen in staat zijn om het contact op een veilige manier aan te kunnen. De gezinsvoogdijinstantie (GI) heeft aangegeven dat eerdere pogingen om de omgang te begeleiden zijn mislukt, omdat de kinderen veel weerstand vertoonden. Dit leidde tot de conclusie dat er eerst deskundige hulpverlening nodig is voordat de omgang kan worden hervat.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de situatie van de kinderen zorgwekkend is en dat de dynamiek tussen de pleegouders schadelijk is voor hun ontwikkeling. De kinderrechter heeft de verzoeken van de pleegvader om de omgangsregeling te handhaven afgewezen, omdat het belang van de kinderen voorop staat. De kinderrechter heeft besloten dat de omgangsregeling wordt opgeschort tot er meer duidelijkheid is over de emotionele en psychologische toestand van de kinderen, en dat er een veilige basis moet zijn voor contactherstel. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
locatie Haarlem
zaaknummer: C/15/333514 / JU RK 22-1675
datum uitspraak: 23 november 2022
Beschikking van de kinderrechter over de omgangsregeling
in de zaak van
Jeugdbescherming (Regio Amsterdam),
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] , en
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[pleegvader 1],
hierna te noemen: [pleegvader 1] ,
wonende te [plaats] ,
[pleegvader 2],
hierna te noemen: [pleegvader 2] ,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. A.M. Stam, kantoorhoudende te Zaandam,
[partner van pleegvader 1],
hierna te noemen: [partner van pleegvader 1] /de partner van [pleegvader 1] ;
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de GI van 3 november 2022, ingekomen bij de griffie op 4 november 2022;
- het verweerschrift, met bijlagen, van [pleegvader 2] van 16 november 2022;
- het e-mailbericht van de advocaat van [pleegvader 2] van 18 november 2022.
1.2
Op 23 november 2022 is de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waarbij zijn verschenen en gehoord:
- [pleegvader 1] en zijn partner [partner van pleegvader 1] ;
- [pleegvader 2] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2017 zijn [pleegvader 1] en [pleegvader 2] gezamenlijk belast met de voogdij over [de minderjarige 1] .
2.2
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2017 zijn [pleegvader 1] en [pleegvader 2] gezamenlijk belast met de voogdij over [de minderjarige 2] .
2.3
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven sinds december 2019 bij [pleegvader 1] .
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 september 2020 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna is verlengd en nog voortduurt tot 16 maart 2023.
2.5
[pleegvader 1] en [pleegvader 2] zijn op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan te Amsterdam, waarvan de ontbinding is uitgesproken bij beschikking van deze rechtbank van 2 december 2020.
2.6
Bij laatstgenoemde beschikking van 2 december 2020 is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld tussen [pleegvader 1] en [pleegvader 2] .
2.7
Bij spoedbeschikking van deze rechtbank van 18 augustus 2021 is bepaald dat de zorgregeling tussen de kinderen en [pleegvader 2] wordt opgeschort voor de duur van twee weken.
Bij beschikking van 6 september 2021 is die zorgregeling gewijzigd, in die zin dat de regeling werd stopgezet voor wat betreft het verblijf van de kinderen bij [pleegvader 2] .
2.8
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 7 juni 2022
is de gezamenlijke voogdij van [pleegvader 2] en [pleegvader 1] over de kinderen beëindigd, en is [pleegvader 1] belast met het eenhoofdig gezag over hen.
2.9
Bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2022 (met zaaknummer 200.3030.562/01) is de beschikking van deze rechtbank van 6 september 2021 vernietigd. Het hof heeft, met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van
2 december 2020, een contactregeling tussen [pleegvader 2] en de kinderen vastgesteld van één uur eenmaal per twee weken, onder professionele begeleiding en vooralsnog op een neutrale locatie, welke regeling binnen zes weken na deze beschikking moet worden opgestart en waarbij de regie over eventuele uitbreiding (na evaluatie van deze regeling door de GI) bij de GI ligt.

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verzocht omgangsregeling tussen de kinderen en [pleegvader 2] , zoals vastgesteld bij de beschikking van het hof Amsterdam van 12 juli 2022, te wijzigen.
De GI verzoekt te bepalen dat de regeling tijdelijk wordt opgeschort, totdat uit observaties en hulpverlening van Zodiak (of een soortgelijke hulpverlener) blijkt dat de kinderen voldoende in staat zijn het contact op een veilige manier aan te kunnen.
Vervolgens zal dan worden toegewerkt naar een contact per twee weken, onder professionele begeleiding.
3.2
Als onderbouwing van het verzoek is naar voren gebracht dat het de bedoeling was
de omgangsregeling te starten die het Hof heeft vastgesteld op 6 september 2022.
Omdat Zodiak wachtlijsten heeft, heeft de GI zelf de omgang begeleid. Nog voor de omgang hadden de kinderen erg veel weerstand. Bij aankomst weigerden zij uit de auto te stappen en [de minderjarige 2] gaf schreeuwend aan [pleegvader 2] niet te willen zien, terwijl [de minderjarige 1] angstig om zich heen keek. Sinds dat moment geven [pleegvader 1] en [partner van pleegvader 1] aan dat de kinderen erg onrustig en ontregeld zijn. De kinderen zouden niet naar [pleegvader 2] willen en bang zijn. Vooral [de minderjarige 2] vertoont sinds 6 september 2022 heftig gedrag: hij eet slecht, slaat en bijt zichzelf en zit erg in zijn eigen wereld. Ook [de minderjarige 1] laat een gedragsverandering zien; zo slaapt hij door nachtmerries slecht, is tegendraads en drukker dan normaal.
Gelet hierop is de GI van mening dat begeleiding door de GI niet volstaat, dat de contact-momenten tijdelijk niet kunnen plaatsvinden en dat deskundige hulpverlening nodig is voor deze kinderen. De omgang kan pas starten zodra uit het traject bij Zodiak duidelijk is geworden of de kindsignalen voortkomen uit loyaliteitsconflict, trauma en/of traumagere-lateerde problematiek. Zo nodig zal dan eerst behandeling of een interventie voor de kinderen moeten worden ingezet, voordat de omgang veilig kan worden opgestart.
De GI vindt het verder nodig te werken aan contactherstel, voordat de omgangsregeling uitgevoerd kan worden. Dit kan mogelijk via de module ‘contactherstel’ van Arkin, die gemiddeld zes tot negen maanden duurt. Voor het traject is volgens Arkin nodig dat de GI de situatie bij beide ouders veilig genoeg inschat, en dat de kindsignalen voortkomen uit ernstige loyaliteitsproblematiek.
Vanwege de zorgelijke kindsignalen en de onduidelijkheid over de oorzaak daarvan,
kan Arkin nu nog niet starten. Verder kunnen de trajecten van Arkin en Zodiak niet parallel lopen. Tijdens de hulp van Arkin moet de veiligheid gewaarborgd zijn en kunnen er geen onderzoeken lopen naar trauma of trauma-gerelateerde problematiek.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1
[pleegvader 1] en [partner van pleegvader 1] steunen het plan van de GI de contactregeling op te schorten.
[pleegvader 1] is echter niet tevreden over het optreden van de gezinsvoogd. Verder is hij van mening dat de kinderen hard hulp nodig hebben en dat het veel te lang heeft geduurd om passende hulp op te starten.
[pleegvader 1] is het niet met [pleegvader 2] eens dat [de minderjarige 1] minder weerstand heeft tegen de omgang. Verder heeft hij alle punten uit het verweerschrift van [pleegvader 2] betwist en is hij van mening dat diens verzoeken moeten worden afgewezen.
4.2
[pleegvader 2] heeft verzocht het verzoek van de GI af te wijzen.
Subsidiair heeft hij verzocht een Raadsonderzoek te bevelen naar de gewenste hulpverlening of -instantie, de woonsituatie van de kinderen en naar de vraag of zij uithuisgeplaatst moeten worden. Meer subsidiair is verzocht de omgang voor maximaal zes maanden op te schorten, in afwachting van het onderzoek van Zodiak.
[pleegvader 2] geeft aan zijn kinderen al ruim 14 maanden niet te hebben gezien, terwijl hij een vertrouwde hechtingsfiguur voor hen is. Sinds de procedure om het geregistreerd partnerschap te ontbinden, is voor hem duidelijk dat [pleegvader 1] hem uit het leven van de kinderen wil krijgen. Doordat ze inmiddels emotioneel van [pleegvader 2] zijn ‘losgeweekt’, is veel schade ontstaan bij deze kwetsbare kinderen. [pleegvader 2] verwacht dat het voor hen als medicijn zal werken als ze weer contact met hem hebben.
[pleegvader 2] stelt verder dat de GI is tekortgeschoten in de hulpverlening. De hulp van Zodiak Prinsenstichting is volgens hem niet passend, omdat de psycholoog kinderen van 17 à 18 jaar begeleidt en geen jonge kinderen.
[pleegvader 2] verzoekt dan ook de omgangsregeling zoals vastgesteld door het hof, te handhaven.
Hij voorziet dat als deze druk wegvalt, er de komende maanden of jaren niets zal gebeuren en de kinderen nog verder van hem verwijderd raken. Uit de stukken blijkt daarnaast dat vooral [de minderjarige 2] heftig reageert, terwijl [de minderjarige 1] minder last heeft. [pleegvader 2] ziet daarom niet in waarom de omgang tussen hem en [de minderjarige 1] niet zou kunnen beginnen.
[pleegvader 2] is van mening dat de GI het contactherstel meteen heeft opgegeven na 6 september 2022, terwijl de GI ook had kunnen kiezen voor een andere benadering. Hij vindt het kwalijk dat de kinderen nog bij [pleegvader 1] en diens partner wonen: ze hadden al lang in een neutraal pleeggezin geplaatst moeten zijn, zodat de strijd niet voortgezet kon worden.
Het contactherstel dient per direct plaats te vinden. Als de kinderrechter van oordeel is dat de kinderen eerst onderzocht moeten worden, dan meent [pleegvader 2] dat dit alleen zin heeft
als ze niet meer onder invloed staan van [pleegvader 1] en [partner van pleegvader 1] – en dus in een ander pleeggezin geplaatst worden.

5.De beoordeling

5.1
De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Gebleken is dat de GI een start heeft proberen te maken met de omgangsregeling zoals opgelegd door het hof, in afwachting van passende hulpverlening en onderzoek.
Begeleiding van de omgang bleek echter voor de GI te zwaar, vanwege grote weerstand van de kinderen. Sinds de poging tot omgang laten die (heftige) kindsignalen en gedrags-veranderingen zien.
Dit is een wijziging van de omstandigheden sinds het hof in juli 2022 heeft bepaald dat de omgang met [pleegvader 2] moet worden opgestart.
5.2
Overwogen wordt dat wanneer een stel zegt dat zij ‘Kinderen hebben genomen’,
de reactie vaak is dat je kinderen krijgt, niet neemt. Dat geldt echter niet voor [pleegvader 1] en [pleegvader 2] : zij hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bewust opgenomen in hun gezin, en dat in de wetenschap dat het kinderen betreft met een meer dan gemiddelde zorgbehoefte. [de minderjarige 2] is immers verslaafd geboren en heeft forse ontwikkelingsproblematiek, terwijl ook [de minderjarige 1] een ontwikkelingsachterstand heeft. [pleegvader 1] en [pleegvader 2] hebben een hele periode [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] heel goed verzorgd en opgevoed.
Tot [pleegvader 2] met het sturen van naaktfoto’s van de kinderen aan een derde, een grens vér heeft overschreden.
De affectieve relatie tussen hem en [pleegvader 1] is vervolgens beëindigd. Wanneer de kinderen toen naar hun wensen was gevraagd, zouden zij waarschijnlijk hebben gezegd dat er wat hen betreft niets hoefde te veranderen, en dat ze in ieder geval met zowel Remco als [pleegvader 2] contact wilden houden.
Die wens is niet vervuld.
Wanneer ouders/verzorgers met ruzie uit elkaar gaan, lukt het hun (jonge) kinderen feitelijk nooit die kloof te overbruggen. Het is de taak van de ouders voor hen te regelen dat zij contact met beiden kunnen houden, zo nodig met hulp van professionals.
In dit geval heeft Levvel echter al in juni 2021 het volgende gerapporteerd:

Het lukt de hulpverleners al geruime tijd niet om constructief het gesprek aan te gaan met de pleegoudervoogden over de ontwikkeling van de kinderen, zonder te belanden in de destructieve dynamiek van de vechtscheiding waar de kinderen onderwerp van de strijd geworden zijn. En waar de pleegoudervoogden met name het beklag over de ander met de hulpverlening willen delen.”Levvel heeft geconcludeerd dat die dynamiek leidt tot een beschadigend klimaat voor de ontwikkeling van deze kwetsbare kinderen.
Zeventien maanden later bleek ter zitting, dat aan die situatie in het geheel niets is veranderd.
Als ouders zo volhardend de strijd blijven aangaan, lukt het de hulpverlening evenmin de kloof tussen hen te overbruggen. Van een hulpverlener kan ook niet verwacht worden hierin te gaan investeren; dat is trekken aan een dood paard.
Besproken is dat wanneer de beide vaders invulling willen geven aan het ‘commitment’ aan hun zonen en aan de zorg die zij hen willen geven, de verandering van hén moet komen. Hoe het niet werkt, is de afgelopen jaren overduidelijk geworden. Hoe het anders kan en welke hulp daarbij nodig is, kunnen de vaders, zolang de ondertoezichtstelling loopt, van de GI horen.
Duidelijk is wel dat doorgaan op dezelfde manier, zeker niet het belang dient van deze kinderen. Gegeven hun beperkingen zullen zij nog meer dan het gemiddelde kind, nadeel
ondervinden van deze situatie waar het hun ontwikkeling betreft. In de gegeven omstandig-heden kan van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dan ook niet gevergd worden dat ze contact hebben met [pleegvader 2] .
De GI, en ook [pleegvader 1] , hebben verder niet onderschreven dat [de minderjarige 1] geen kindsignalen laat zien. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de wijziging van omstandigheden geldt voor beide kinderen en ziet daarom geen ruimte de omgang tussen [de minderjarige 1] en [pleegvader 2] op te starten vóórdat de nodige observaties en hulp hebben plaatsgevonden.
Het zou buitengewoon te betreuren zijn als [pleegvader 2] gelijk heeft waar hij zegt dat de kinderen wordt ingefluisterd dat hij slecht is. Maar ook in dat geval wordt het voor déze kinderen te belastend geacht contact met hem te hebben.
5.3
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de GI worden toegewezen.
De omgang tussen [pleegvader 2] en de kinderen zal worden opgeschort, tot uit observaties en hulpverlening van een passende instantie is gebleken dat zij dit aankunnen en de omgang voor hen veilig voelt.
5.4
De verzoeken van [pleegvader 2] zullen, als niet op de wet gebaseerd, worden afgewezen. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de GI ter zake heeft gesteld dat het voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] schadelijk zou zijn hen uit huis te plaatsen, omdat hen daarmee de zekerheid van een jarenlange vaste thuisplek wordt ontnomen.
Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.6. De beslissing

De kinderrechter:
6.1
Bepaalt, met wijziging van de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van
12 juli 2022, dat de omgangsregeling tussen de minderjarigen
- [de minderjarige 1] ;
- [de minderjarige 2] ,
en [pleegvader 2] wordt opgeschort, tot uit observaties en hulpverlening van Zodiak – of een soortgelijke hulpverlener – blijkt dat de omgang voor de kinderen voldoende veilig is en zij deze aankunnen;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst de verzoeken van [pleegvader 2] af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022 door mr. A.L. Diender, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 6 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.