ECLI:NL:RBNHO:2022:10802
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vaststelling of sprake is van schenking of geldlening afgewezen wegens onvoldoende bewijs
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde met de stelling dat een bedrag van € 1.312,00 dat op 7 mei 2021 aan gedaagde is overgemaakt, een geldlening betrof. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 15 juni 2022 eiseres opgedragen bewijs te leveren van deze stelling. Eiseres heeft op 10 november 2022 één getuige gehoord, terwijl de tweede getuige om medische redenen niet kon verschijnen. Eiseres heeft een schriftelijke verklaring van deze tweede getuige overgelegd.
Gedaagde heeft aangegeven geen contra-enquête te willen houden en heeft gereageerd op het getuigenverhoor. De kantonrechter heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld. De eerste getuige verklaarde dat er een telefoongesprek was waarin gedaagde zou hebben aangegeven gebruik te willen maken van een aanbod van eiseres om geld te lenen. Deze verklaring werd echter als weinig geloofwaardig beschouwd, omdat deze in strijd was met de stellingen van eiseres in de dagvaarding. De tweede getuige verklaarde dat er op een verjaardagsfeest over de lening was gesproken, maar ook deze verklaring werd als ongeloofwaardig beoordeeld.
Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat eiseres niet in het bewijs was geslaagd en wees de vordering af. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die op € 561,00 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. S.N. Schipper op 28 december 2022.