4.1.[eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van de schuur
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de door de rechtbank Noord-Holland in het vonnis van 19 juni 2019 in 5.1 opgelegde last, dat [gedaagde] voor eigen rekening en risico het overblijvende deel van de schuur deugdelijk dient te herstellen en alle noodzakelijke bouwkundige voorzieningen te treffen, bestaande uit in elk geval het tegen de perceelgrens bouwen van een nieuwe stenen muur en een deugdelijke dakoplegging, aanheling en aansluiting van een dakgoot op de hemelwaterafvoer;
althans om in lijn met het gevorderde een zodanige verklaring voor recht uit te spreken als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
II.
primair:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 4.950,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot en met de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen althans te gelasten binnen een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis alsnog op juiste wijze uitvoering te geven aan de door de rechtbank Noord-Holland in het vonnis van 19 juni 2019, hersteld bij vonnis van 17 juli 2019, in 5.1 opgelegde last, inhoudende dat [gedaagde] voor eigen rekening en risico de schuur van [eiser] dient te laten herstellen door een deskundige aannemer op de wijze van de in de offertes van Chris Willemse Bouwbedrijf van 7 november 2019 en 21 december 2020 opgenomen omschrijving “Uit te voeren werkzaamheden”, en [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, zulks tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
althans om in lijn met het gevorderde daar een zodanige dwangsom aan te verbinden als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
ten aanzien van het voetpad en de verlichting
III. voor recht te verklaren dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de door de rechtbank Noord-Holland in het vonnis van 19 juni 2019, hersteld bij vonnis van 17 juli 2019, in 5.5 en 4.9 opgelegde voorwaarden, te weten dat de breedte van het pad minimaal 120 cm dient te zijn, dat het pad met flauwe bochten moet worden uitgevoerd, dat de schuur van [gedaagde] zodanig wordt verplaatst dat het pad de breedte van 120 cm houdt tot op het punt waarop de doorgang van dit pad tussen beide schuren aansluit op het erf van [eiser] en dat het pad wordt voorzien van verlichting die door een bewegingssensor wordt geactiveerd;
IV. [gedaagde] te veroordelen althans te gelasten binnen een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis alsnog op juiste wijze uitvoering te geven aan de door de rechtbank Noord-Holland in het vonnis van 19 juni 2019, hersteld bij vonnis van 17 juli 2019, in 5.5 en 4.9 opgelegde voorwaarden, inhoudende (1) het over de totale lengte verbreden van het pad tot minimaal 120 cm breed en de bestaande bochten te wijzigen in flauwe bochten, met de bepaling dat [gedaagde] daartoe haar schuur dient te verplaatsen of (gedeeltelijk) dient af te breken, de schuttingen dient te verplaatsen en de boom op het pad dient te kappen en te verwijderen en (2) de huidige lampen dient te vervangen door deugdelijke lampen met bewegingssensoren, aangesloten op het elektriciteitsnet (220V) van [gedaagde], en [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, zulks tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
althans om in lijn met het gevorderde daar een zodanige dwangsom aan te verbinden als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
ten aanzien van de zijgevel
V. [gedaagde] te veroordelen althans te gelasten binnen een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis door een erkende aannemer alle in de zijgevel van [adres 1] aangebrachte loodloketten te verwijderen en na verwijdering de sleuven deugdelijk dicht te zitten met metsel- en voegspecie en [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, zulks tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
althans om in lijn met het gevorderde daar zodanige dwangsommen aan te verbinden als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
proceskosten
VI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen als die moeten worden gemaakt, en de nakosten in het vonnis te begroten, een en ander onder de bepaling dat als de gedingkosten niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zullen zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente verschuldigd zal zijn.