ECLI:NL:RBNHO:2022:1073

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
315154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming bij zandwinning en de rol van CAR-verzekering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, staat de vraag centraal of de gedaagde partij, een besloten vennootschap, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een overeenkomst met de eiseres, Zandexploitatie Drenthe B.V. De eiseres heeft de gedaagde opdracht gegeven om zand te winnen op een locatie in Beilen, waarbij specifieke voorwaarden en dieptes waren vastgesteld in een ontgrondingsvergunning. Tijdens de werkzaamheden is er een bres ontstaan in de oever van de oude put, wat heeft geleid tot schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Zandexploitatie Drenthe op basis van de CAR-verzekering faalt, omdat de werkzaamheden geen bouwwerk betreffen. De rechtbank heeft behoefte aan nader deskundigenonderzoek om de oorzaak van de schade vast te stellen en om te bepalen of de gedaagde zich aan de voorwaarden van de overeenkomst heeft gehouden. De zaak is complex, met verschillende producties en argumenten van beide partijen over de uitvoering van de werkzaamheden en de aansprakelijkheid. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor aktewisseling en verdere beoordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/315154 / HA ZA 21-198
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZANDEXPLOITATIE DRENTHE B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.W. Aartsen te Harderwijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Zandexploitatie Drenthe en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 maart 2021;
  • de akte overlegging producties van Zandexploitatie Drenthe met 12 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 19 producties;
  • het tussenvonnis van 28 juli 2021;
  • de akte overlegging producties tevens conclusie van antwoord in reconventie met de producties 13 - 31;
  • de akte overlegging producties van [gedaagde] met de producties 20 en 21;
  • de akte wijziging van eis in reconventie;
  • de mondelinge behandeling op 14 december 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van pleitnotities en deze aan de rechtbank overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zandexploitatie Drenthe exploiteert een zandwinningslocatie in Beilen (hierna: de zandwinningslocatie). Deze bestaat uit een oude put en een nieuwe put (ook wel aangeduid als oude plas en nieuwe plas). Krachtens een ontgrondingsvergunning van oktober 2011 (hierna: de ontgrondingsvergunning), bij besluit van 11 december 2018 op naam van Zandexploitatie Drenthe gesteld, mag Zandexploitatie Drenthe op deze locatie zand winnen.
In de ontgrondingsvergunning zijn, onder meer, de volgende bijzondere voorschriften opgenomen:
“(…)
A.7 De ontgronding mag niet dieper worden uitgevoerd dan NAP - 11,0 m (ca. 20 m beneden het peil van de plas)
A.8. De wijze van aanleg van de taluds dient te gebeuren met inachtneming van het bij de aanvraag overlegde zuigplan. Er wordt gezogen in banen van hoogstens 25 meter breed en een laagdikte van 1,5 á 2 m dik. Het talud wordt aangelegd onder een helling van 1 : 5 of flauwer.
A.9. Onverminderd het bepaalde in de voorwaarden A.6 tot en met A.8 dienen de taluds een zodanige stabiliteit te bezitten dat buiten de belopen, zoals vermeld in de voorschriften A.6 tot en met A.8, geen verzakking of erosie optreedt. Zo nodig moet door de vergunninghouder een boordvoorziening worden aangebracht zulks ter beoordeling (erosie, golfwerking en/of zwak ontwikkelde rietkraag) van de in voorschrift A.4 genoemde manager. De aard en de wijze van uitvoering behoeven de goedkeuring van deze manager.
(…)”
2.2.
Op of omstreeks 18 maart 2019 heeft Zandexploitatie Drenthe aan [gedaagde] opdracht gegeven om zowel in de nieuwe als in de oude put zand te winnen. De overeenkomst vermeldt, onder meer:
“Werkzaamheden en uitgangspunten:
- Hoeveelheden worden bepaald d.m.v. in- en uitmeting in depot. Metingen te verrichten in bijzijn van onze uitvoerder;
(…)
- Maximale zuigdiepte ca 23 m tav. waterspiegel in de “oude” put;
- Maximale zuigdiepte ca 20 m t.o.v waterspiegel in de “nieuwe” put;
- Gegevens zijn gebaseerd op uitgevoerde peiling dd. 18-5-2018;
(…)
- CAR verzekering op dit werk door [gedaagde] te verzorgen;
- Vergunningen en toestemmingen in de ruimste zin van het woord door en voor rekening opdrachtgever, het conformeren en werken conform de afgegeven gunningen is voor rekening en risico van [gedaagde] ;
(…)”
2.3.
Op 14 juni 2019 is [gedaagde] begonnen met zandwinningswerkzaamheden in de oude put. Zij heeft daarbij gebruik gemaakt van de zandzuiger Nelly. Dit is van oorsprong een zogenaamde cutterzuiger die is omgebouwd tot een profielzuiger.
2.4.
Op 18 juni 2019 is een bres geconstateerd in de westelijke oever van de oude put. Op 24 juni 2019 zijn de werkzaamheden van [gedaagde] op last van de Provincie stilgelegd. In opdracht van de Provincie en in overeenstemming met de ontgrondingsvergunning heeft Zandexploitatie Drenthe een deskundige, [bedrijfsnaam] (hierna: [xxx] ), opdracht gegeven een analyse van de bres te maken en een hersteladvies op te stellen. Op 5 december 2019 heeft [xxx] haar rapport uitgebracht. Op 18 september 2020 heeft [xxx] een herstelplan uitgebracht.
2.5.
Bij brieven van 14 augustus 2019 en van 6 oktober 2020 heeft Zandexploitatie Drenthe [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de geleden schade ten gevolge van het ontstaan van de bres en haar de gelegenheid gegeven de schade zelf te herstellen. [gedaagde] heeft haar aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.6.
Zandexploitatie Drenthe heeft ten laste van [gedaagde] conservatoire derdenbeslagen doen leggen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft de gelegde beslagen bij vonnis van 5 juli 2021 opgeheven.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Zandexploitatie Drenthe vordert, samengevat, dat de rechtbank:
(i) voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met Zandexploitatie Drenthe gesloten overeenkomst;
(ii) [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de schade die Zandexploitatie Drenthe heeft geleden als gevolg van de onder (i) bedoelde toerekenbare tekortkoming, waarbij de schadevergoeding nader moet worden opgemaakt bij staat en vereffenend volgens de wet,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Zandexploitatie Drenthe legt aan haar vorderingen, kort gezegd, ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. [gedaagde] is bij de uitvoering van haar werkzaamheden afgeweken van de overeenkomst door dieper te zuigen dan volgens de ontgrondingsvergunning was toegestaan en door niet in banen zand te zuigen. Bovendien heeft [gedaagde] nagelaten een CAR-verzekering af te sluiten. Indien [gedaagde] wel, zoals overeengekomen, een CAR-verzekering voor het werk had afgesloten, zou de schade hoe dan ook gedekt zijn. Ook als [gedaagde] de werkzaamheden wel op de juiste wijze had uitgevoerd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert na eiswijziging, samengevat, dat de rechtbank:
1. voor recht verklaart dat Zandexploitatie Drenthe aansprakelijk is jegens [gedaagde] voor de schade die [gedaagde] heeft geleden en nog lijdt door de door Zandexploitatie Drenthe gelegde beslagen;
2. voor recht verklaart dat de opgedragen werkzaamheden in onvoltooide staat zijn beëindigd;
3. Zandexploitatie Drenthe veroordeelt tot vergoeding van de schade die [gedaagde] heeft geleden en nog lijdt als gevolg van de door Zandexploitatie Drenthe gelegde beslagen alsmede tot betaling van de vergoeding conform artikel 7:764 Burgerlijk Wetboek (BW) en/of artikel 11 van de AVA 1992, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
met veroordeling van Zandexploitatie Drenthe in de proceskosten.
3.6.
[gedaagde] legt aan haar vorderingen ten grondslag, kort gezegd, dat het gelegde beslag onrechtmatig is omdat Zandexploitatie Drenthe geen vordering op haar heeft. Voor het geval Zandexploitatie Drenthe wel een vordering op [gedaagde] zou hebben, is het onrechtmatig van Zandexploitatie Drenthe dat zij niet akkoord is gegaan met de vervangende zekerheid die [gedaagde] heeft aangeboden. Wat betreft de werkzaamheden uit de overeenkomst heeft [gedaagde] het volgende aangevoerd. Zandexploitatie Drenthe heeft de werkzaamheden van [gedaagde] (in de nieuwe put) geschorst c.q. stilgelegd in onvoltooide staat. Dit heeft meer dan een maand geduurd. Kennelijk bedoelt Zandexploitatie Drenthe de overeenkomst te hebben opgezegd. Op grond van artikel 7:764 BW dient Zandexploitatie Drenthe de voor het werk geldende prijs, minus de besparingen van [gedaagde] door de opzegging, aan [gedaagde] te betalen. Subsidiair dient Zandexploitatie Drenthe krachtens artikel 11 van de algemene voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf 1992 (AVA 1992) de ten gevolge van de stillegging/schorsing door [gedaagde] geleden schade te vergoeden.
3.7.
Zandexploitatie Drenthe voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De zaken in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst met Zandexploitatie Drenthe. Daartoe stelt Zandexploitatie Drenthe in de eerste plaats dat door de onjuiste wijze van uitvoering van de opdracht in de oude put van de zandwinningslocatie een bres is ontstaan met alle schade van dien. Ten tweede verwijt Zandexploitatie Drenthe [gedaagde] dat zij in strijd met haar verplichtingen uit de overeenkomst geen CAR-verzekering heeft afgesloten. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom het tweede verwijt aan [gedaagde] geen hout snijdt. Over het eerste verwijt komt de rechtbank tot het oordeel dat zij behoefte heeft aan nader onderzoek door een of meer deskundigen.
De CAR-verzekering
4.3.
Partijen twisten over de vraag of zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een CAR-verzekering voor het werk zou afsluiten. In de overeenkomst staat vermeld dat [gedaagde] dit zou doen. Volgens [gedaagde] staat dit ten onrechte in de overeenkomst. Daartoe voert zij - onder verwijzing naar e-mailcorrespondentie - aan dat zij voorafgaand aan het ondertekenen van de overeenkomst hier expliciet bezwaar tegen heeft gemaakt en aan Zandexploitatie Drenthe heeft meegedeeld dat slechts de aov-verzekering van [gedaagde] toepasselijk zal zijn. Zij heeft de polis ook naar Zandexploitatie Drenthe gestuurd. Zandexploitatie Drenthe is hiermee akkoord gegaan. Dat [gedaagde] een CAR-verzekering zou afsluiten, is per ongeluk in de overeenkomst terecht gekomen en [gedaagde] heeft daar overheen gelezen, aldus nog steeds [gedaagde] .
Volgens Zandexploitatie Drenthe is er voorafgaand aan de totstandkoming over de CAR-verzekering gesproken en is toen expliciet afgesproken dat [gedaagde] toch een CAR-verzekering zou afsluiten.
4.4.
De rechtbank laat in het midden wat partijen hierover hebben afgesproken. Dit omdat, anders dan Zandexploitatie Drenthe stelt, de hier aan de orde zijnde schade niet valt te verzekeren onder een CAR-verzekering. Althans, Zandexploitatie Drenthe heeft hiervoor onvoldoende aangevoerd. Een CAR-verzekering betreft immers een verzekering voor een bouwwerk. De overeengekomen werkzaamheden van [gedaagde] hebben echter geen betrekking op een bouwwerk. Omdat er geen sprake is van een te verzekeren werk in het kader van een CAR-verzekering, ziet de rechtbank niet in waarom een CAR-verzekering toch dekking zou geven voor de schade, zoals Zandexploitatie Drenthe onder verwijzing naar een e-mailbericht van haar assurantietussenpersoon (productie 27) wil doen geloven. Voor zover de vordering van Zandexploitatie Drenthe hierop is gegrond, faalt dat.
Wat zijn partijen overeengekomen
4.5.
Partijen twisten ook over wat zij hebben afgesproken. Vast staat dat [gedaagde] wist dat de ontgrondingsvergunning toestaat het winnen van zand tot een diepte van 11 meter onder NAP. [gedaagde] heeft ook ontwerptekeningen van Zandexploitatie Drenthe ontvangen waarop de vergunde diepte stond vermeld. Volgens [gedaagde] hebben partijen desondanks afgesproken dat zij tot 23 meter onder de waterspiegel mocht zuigen. Dit zou blijken uit de tekst van de overeenkomst en zo zijn besproken met Zandexploitatie Drenthe.
4.6.
Voor de stelling dat [gedaagde] dieper mocht zuigen dan vergund (-11 meter NAP) heeft [gedaagde] onvoldoende aanknopingspunten gegeven. In de correspondentie voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst gaan beide partijen er steeds van uit dat zal worden gewerkt in overeenstemming met de vergunning. Dus ook waar het gaat om de diepte. Bovendien blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde ontwerptekeningen (productie 2) dat tot maximaal -11 meter NAP zand gewonnen mocht worden. Weliswaar vermeldt de overeenkomst een maximale zuigdiepte van circa 23 meter ten opzichte van de waterspiegel (wat zou neerkomen op ongeveer -14 NAP), maar daarvan mocht [gedaagde] , gelet op de overgelegde ontwerptekeningen niet zonder meer af gaan. Zij diende daarover in ieder geval navraag bij Zandexploitatie Drenthe te doen voordat zij dieper dan vergund zou werken. Wanneer, waar en met wie [gedaagde] de gestelde van de vergunning afwijkende afspraken zou hebben gemaakt, heeft [gedaagde] onvoldoende concreet gemaakt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [gedaagde] zand mocht winnen tot een diepte van maximaal -11 meter NAP, zoals vergund.
4.7.
Verder twisten partijen of zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] in stroken moest werken. De ontgrondingsvergunning vermeldt die verplichting onder vergunningsvoorschrift A8 (zie hiervoor onder 2.1). Ook het door Zandexploitatie Drenthe opgestelde zuigplan voor 2019 (onder meer productie 17 van Zandexploitatie Drenthe, hierna: het Zuigplan) vermeldt die verplichting.
Volgens Zandexploitatie Drenthe heeft [gedaagde] de ontgrondingsvergunning en het Zuigplan voorafgaand aan de start van de werkzaamheden ontvangen. Bovendien wordt de aannemer krachtens artikel 5 lid 5 van de toepasselijke AVA 1992 geacht bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van belang zijnde voorschriften en beschikkingen van overheidswege, zo betoogt zij.
[gedaagde] betwist dat zij de ontgrondingsvergunning en het Zuigplan voorafgaand aan het begin van de werkzaamheden heeft ontvangen. Deze heeft zij pas van [gedaagde] ontvangen op 19 juni 2019, dus na het ontstaan van de bres. Voorafgaand aan het werk heeft [gedaagde] alleen de ontwerptekeningen ontvangen. Die bevatten alle voor [gedaagde] relevante informatie, zoals de hoogte, breedte en diepte van het gebied waarin het zand moest worden gewonnen.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Dat Zandexploitatie Drenthe de ontgrondingsvergunning en het Zuigplan voorafgaand aan de start van de werkzaamheden aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld, is niet gebleken. Weliswaar heeft zij een e-mailbericht van 15 januari 2019 overgelegd waarbij een vergunning en een zuigplan naar [gedaagde] zijn gestuurd, maar [gedaagde] heeft hiervan, met bescheiden onderbouwd, aangevoerd dat het ging om een zuigplan 2018 voor de nieuwe put en om een omgevingsvergunning. Niet om de ontgrondingsvergunning. Het lag vervolgens op de weg van Zandexploitatie Drenthe om bescheiden te overleggen waaruit kan worden afgeleid dat zij wel de door haar gestelde stukken aan [gedaagde] heeft gestuurd. Dat heeft Zandexploitatie Drenthe echter niet gedaan, zodat zij haar stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd.
De bres
4.9.
Dan de bres. Voor gebreken ten gevolge van de werkzaamheden van [gedaagde] geldt geen risico-aansprakelijkheid. Vast zal moeten komen te staan dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Het is aan Zandexploitatie Drenthe, die zich op de rechtsgevolgen van haar stellingen beroept, om hiervoor voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen.
4.10.
Volgens Zandexploitatie Drenthe is de bres ontstaan door de werkwijze van [gedaagde] . In afwijking van de vergunningsvoorschriften (en het Zuigplan) en daarmee in strijd met de overeenkomst, heeft [gedaagde] (i) niet in lagen gewerkt, (ii) te lang op één locatie zand gezogen, (iii) te diep zand gezogen en (iv) niet in raaien gewerkt.
4.11.
[gedaagde] betwist dat de bres is ontstaan doordat zij de overeenkomst met Zandexploitatie Drenthe niet is nagekomen. Waar het gaat om de diepte waarop en locaties waar [gedaagde] zand heeft gewonnen, verwijst [gedaagde] naar de door haar overgelegde loggegevens van de zandzuiger.
4.12.
De rechtbank constateert dat uit de door [gedaagde] overgelegde loggegevens (productie 3) lijkt te volgen dat de zuiger op -10,90 NAP heeft gezogen. Uitgaande van een zuigbereik van 50 centimeter, zou [gedaagde] dan dieper hebben gezogen dan volgens de vergunning toegestaan. Daarvan is zeker sprake als een zuigbereik van 1 tot 1,5 meter zou moeten worden gehanteerd, zoals Zandexploitatie Drenthe doet.
4.13.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat de schade hierdoor is ontstaan. Het rapport van [xxx] biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Zo blijkt weliswaar dat de bres (waarschijnlijk) is ontstaan door de zandwinning, maar blijkt uit de bevindingen van [xxx] niet dat de bres is ontstaan doordat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan de vergunningsvereisten voor het zandzuigen en/of de overeenkomst. [xxx] vermeldt dat het moeilijk is naderhand aan te geven welke fenomenen een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de bres. [xxx] stelt daarbij dat er meestal sprake is van een samenloop van omstandigheden, “
zoals te diep steken van de zuigmond, te lang zuigen op één plak, van onderen naar boven werken, aanwezigheid van los gepakte zandlagen en fijnheid van het zand” (zie haar rapport van 5 december 2019, blad 20, laatste zin).
Dat de bres is ontstaan doordat [gedaagde] haar werkzaamheden ondeugdelijk of in strijd met de ontgrondingsvergunning/overeenkomst heeft uitgevoerd, blijkt ook niet uit de latere rapporten van [xxx] .
4.14.
Verder blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde loggegevens dat zij het zand niet in stroken heeft gewonnen, zoals vermeld in de vergunning. Weliswaar had dit volgens de ontgrondingsvergunning moeten gebeuren, maar vast staat dat [gedaagde] daarover voor het ontstaan van de bres niet beschikte. De rechtbank kan op basis van de voorliggende stellingen en deskundigenrapporten niet behoordelen of dit handelen van [gedaagde] heeft bijgedragen aan het ontstaan van de bres en in hoeverre het winnen van zand in stroken relevant is voor de kans op het ontstaan van een bres. Als dit wel relevant is, bracht de op [gedaagde] als aannemer rustende zorgplicht mee zelf nader onderzoek te doen op dit punt. Bijvoorbeeld door bij Zandexploitatie Drenthe te vragen naar vergunningsverplichtingen op dit punt.
4.15.
Om duidelijkheid te krijgen of de door Zandexploitatie Drenthe gemaakte verwijten aan [gedaagde] hebben geleid tot het ontstaan van de bres, heeft de rechtbank behoefte aan deskundige voorlichting. De rechtbank heeft in het bijzonder behoefte aan een deskundigenonderzoek naar en beantwoording van de volgende vragen:
  • i) kunt u vaststellen welke oorzaak of oorzaken hebben geleid tot het ontstaan van de bres in de oude put op 18 juni 2019 en, zo ja, wat is die oorzaak/zijn die oorzaken;
  • ii) in welke mate is waarschijnlijk dat de werkzaamheden van [gedaagde] , zoals die blijken uit de dieptekaarten en loggegevens (waaronder de producties 2 en 3 van [gedaagde] ) hebben bijgedragen aan het ontstaan van de bres? Kunt u uw antwoord toelichten,
  • iii) voor zover de onder (ii) bedoelde werkzaamheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van de bres, betreft het dan werkzaamheden van [gedaagde] waarbij zij is afgeweken van de wijze waarop zij volgens de overeenkomst met Zandexploitatie Drenthe moest werken? Zo ja, welke werkzaamheden zijn dat;
  • iv) voor zover de onder (ii) bedoelde werkzaamheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van de bres, betreft het dan werkzaamheden van [gedaagde] waarbij zij is afgeweken van de wijze waarop zij volgens de ontgrondingsvergunning en/of het Zuigplan Drenthe moest werken? Zo ja, welke werkzaamheden zijn dat;
  • v) indien u vraag (iii) of (iv) bevestigend beantwoordt, op welk bedrag begroot u de herstelkosten van de schade die daardoor is ontstaan;
  • vi) zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.16.
Voordat de rechtbank één of meer deskundigen benoemt, draagt zij partijen - eerst Zandexploitatie Drenthe - op om zich bij akte uit te laten over het aantal te benoemen deskundigen en een voorstel te doen over de persoon van de deskundige(n) en het specialisme van de deskundige(n). Voorts kunnen partijen zich uitlaten over de aan de deskundige(n) te stellen vragen. De rechtbank geeft partijen in overweging, na overleg over een en ander, tot een gezamenlijk voorstel te komen.
Partijen kunnen zich tevens uitlaten over de hoogte van het voorschot van de deskundige(n).
Bij gebreke van een dergelijke uitlating, zal de rechtbank in overleg met de te benoemen deskundige(n) de hoogte van het voorschot van laatstgenoemde(n) vaststellen.
Het conservatoire beslag
4.17.
[gedaagde] heeft haar vordering betreffende (de onrechtmatigheid van) het gelegde conservatoire beslag gewijzigd in die zin dat het een onvoorwaardelijke vordering is geworden. De rechtbank laat die wijziging toe omdat deze is gedaan voordat een eindvonnis wordt gewezen en deze wijziging niet in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
4.18.
Dat het beslag hoe dan ook onrechtmatig was, blijkt niet uit hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd. Als de vordering van [gedaagde] wordt afgewezen, is het uitgangspunt dat het beslag onrechtmatig was. Maar voor het geval wel vast komt te staan dat Zandexploitatie Drenthe een vordering op [gedaagde] heeft, heeft [gedaagde] onvoldoende aangevoerd waarom het leggen van conservatoir beslag onrechtmatig zou zijn. Zo heeft [gedaagde] niet inzichtelijk gemaakt welke zekerheden zij bereid was te verschaffen ter verzekering van de vordering van Zandexploitatie Drenthe. Dat het beslag voor 1,4 miljoen euro werd getroffen terwijl de schade van Zandexploitatie Drenthe eerder werd begroot op € 600.000,-, is onjuist. De voorzieningenrechter heeft verlof gegeven voor het leggen van conservatoir beslag en daarbij de vordering van Zandexploitatie Drenthe begroot op € 1.170.000,- (productie 12 van Zandexploitatie Drenthe). Dat het gelegde beslag vervolgens doel heeft getroffen voor 1,4 miljoen euro maakt niet zonder meer dat het gelegde beslag onrechtmatig was. Al was het maar omdat [gedaagde] niet inzichtelijk heeft gemaakt dat zij hierdoor (mogelijk) schade heeft geleden.
4.19.
Omdat nog niet duidelijk is of Zandexploitatie Drenthe een vordering op [gedaagde] heeft, zal de rechtbank iedere verdere beslissing hierover aanhouden.
De verdere uitvoering van de overeenkomst
4.20.
De overeenkomst tussen Zandexploitatie Drenthe en [gedaagde] had niet alleen betrekking op de oude put, maar ook op de nieuwe put. De vorderingen van [gedaagde] die hierop betrekking hebben gaan, primair, uit van de veronderstelling dat Zandexploitatie Drenthe de overeenkomst (stilzwijgend) heeft opgezegd, waardoor [gedaagde] krachtens artikel 7:764 BW aanspraak heeft op de resterende aanneemsom minus besparingen. Subsidiair, grondt [gedaagde] haar vordering op artikel 11 van de AVA 1992. Daartoe voert [gedaagde] aan dat Zandexploitatie Drenthe de werkzaamheden van [gedaagde] heeft geschorst. Die schorsing duurt al langer dan een maand. Voor zover Zandexploitatie Drenthe de overeenkomst niet stilzwijgend heeft opgezegd, heeft [gedaagde] op grond van artikel 11 lid 4 AVA 1992 de bevoegdheid het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Voor zover vereist, heeft [gedaagde] het werk beëindigd en maakt zij aanspraak op de in artikel 11 lid 5 AVA 1992 omschreven vergoeding.
4.21.
De rechtbank kan uit hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd niet afleiden dat Zandexploitatie Drenthe de overeenkomst met [gedaagde] (al dan niet stilzwijgend) heeft opgezegd. Ook [gedaagde] zelf heeft dit niet zo begrepen, zo blijkt uit een e-mailbericht van [gedaagde] aan Zandexploitatie Drenthe van 29 september 2021 (productie 29 van Zandexploitatie Drenthe). Uit dat bericht blijkt dat ook [gedaagde] zelf in de veronderstelling verkeert dat de werkzaamheden aan de nieuwe put zullen worden hervat.
4.22.
Wel staat vast dat [gedaagde] de haar opgedragen werkzaamheden in de nieuwe put niet kan en mag uitvoeren. Uit een e-mailbericht van de Provincie d.d. 25 augustus 2021 (productie 30 van Zandexploitatie Drenthe) blijkt dat er bressen en overdieptes zijn ontstaan in de nieuwe put, waarvoor een herstelplan d.d. 16 juli 2021 is opgesteld. Zo lang dat herstelplan niet is goedgekeurd en uitgevoerd, mag in de nieuwe put geen zandwinning plaatsvinden. Volgens Zandexploitatie Drenthe is het aan [gedaagde] te wijten dat er in de nieuwe put geen werkzaamheden mogen plaatsvinden omdat [gedaagde] ook in de nieuwe put niet heeft gewerkt volgens de vergunningsvoorschriften. [gedaagde] betwist dat.
4.23.
Partijen hebben maar summierlijk geprocedeerd over de situatie in de nieuwe put. Voordat de rechtbank verder beslist, wil zij van partijen nadere inlichtingen over de volgende punten:
  • waarop heeft het herstelplan van 16 juli 2021 betrekking;
  • hoe is de daarin genoemde schade ontstaan;
  • waaruit blijkt dat de schade is ontstaan doordat [gedaagde] de verplichtingen uit de ontgrondingsvergunning niet is nagekomen;
  • wat is de huidige stand van zaken rond de nieuwe put?
Voordat de rechtbank over dit punt verder beslist, dient Zandexploitatie Drenthe zich, onderbouwd met bescheiden, over deze punten uit te laten. [gedaagde] mag daar vervolgens op reageren.
4.24.
De conclusie is dat de zaak voor een aktewisseling wordt verwezen naar de rol.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 februari 2022voor het nemen van een akte door Zandexploitatie Drenthe over hetgeen is vermeld onder 4.16 en 4.23, waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JG