ECLI:NL:RBNHO:2022:10697

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
15/063370-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en voorbereidingshandelingen gericht op diefstal met geweld

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte op 13 maart 2022 in Hoorn werd aangetroffen in een auto met diverse voorwerpen, waaronder messen, bivakmutsen, en een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte voorbereidingshandelingen voor een diefstal met geweld hadden verricht, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen werd wel bewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen goederen en de verklaringen van de verdachte en medeverdachte, die als ongeloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met reclasseringstoezicht, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak, en besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/063370-22 (P)
Uitspraakdatum: 1 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.C. Smits en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Pothast, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Tevens waren ter zitting aanwezig mevrouw [naam 1] van de Raad voor de Kinderbescherming (verder de Raad), mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] namens Reclassering Nederland (verder te noemen reclassering) en de ouders van verdachte.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 13 maart 2022 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meanderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten de in artikel 312, eerste lid en tweede lid, onder 2° en 3°, van het Wetboek van Strafrecht omschreven
diefstal, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten balaclava's/bivakmutsen en/of bakstenen en/of handschoenen en/of inbrekerswerktuigen (waaronder een koevoet en een schroevendraaier) en/of messen en/of een vuurwapen en/of de sleutel van de te overvallen woning en/of zwarte/donkere kleding,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
hij op of omstreeks 13 maart 2022 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, inclusief patronen, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder feit 1 ten laste gelegde voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld en tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1Volgens vaste jurisprudentie [1] dient aan de hand van drie criteria te worden beoordeeld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat een voorwerp is bestemd tot het begaan van het beoogde misdrijf:
  • de uiterlijke verschijningsvorm;
  • het gebruik van het voorwerp;
  • het misdadige doel dat verdachte met het gebruik voor ogen had.
In het onderhavige geval zijn verdachte en medeverdachte door de politie aangetroffen in de auto van verdachte met daarin twee messen, bivakmutsen, bakstenen, handschoenen, harddrugs, softdrugs, een breekijzer, een schroevendraaier en diverse andere voorwerpen. Bovendien droeg de medeverdachte een vuurwapen bij zich en had hij een sleutelbos in zijn jaszak, waarvan is gebleken dat deze afkomstig was van een woning uit de straat waar de auto waarin verdachten zijn aangetroffen stond geparkeerd.
De auto is eigendom van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de bakstenen al een tijd in zijn auto had liggen als een soort souvenir, dat één bivakmuts van hem was, hij die droeg tijdens het voetballen, en dat de aangetroffen handschoenen door verdachte en zijn medeverdachte zijn gebruikt tijdens schoonmaakwerkzaamheden. Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wist dat de overige goederen, waaronder de messen en het gereedschap, in zijn auto lagen. Ook wist hij niet dat medeverdachte in zijn nektasje een vuurwapen met munitie bij zich droeg en in het bezit was van genoemde sleutelbos.
Beide verdachten hebben aangegeven dat zij in de [straat] in Hoorn waren beland nadat zij in Amsterdam twee meisjes met de auto een lift hadden gegeven naar Hoorn waar hun fietsen stonden. Zij kregen van de meisjes een adres aan de [straat] in Hoorn om daar weer bij elkaar te komen. Op dit adres hebben verdachten in de auto op de meisjes staan wachten maar de meisjes zijn niet komen opdagen. Tijdens het wachten zijn verdachten in de auto in slaap gevallen. Toen zij ’s ochtends wakker werden bleek dat de accu van de auto leeg was.
Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van alle aangetroffen goederen tezamen en de overige in het dossier weergegeven omstandigheden, waaronder de politiemelding inhoudende dat twee personen in de [straat] in geparkeerde auto’s keken, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachten op die 13e maart 2022 een misdadig doel voor ogen hadden. De rechtbank stelt vast dat, daargelaten dat de rechtbank de verklaringen van verdachte en medeverdachte niet geloofwaardig acht, voor die verklaringen noch in de inhoud van het dossier, noch anderszins, enige ondersteuning kan worden gevonden. De rechtbank schuift de door de verdachten afgelegde verklaringen dan ook als volstrekt ongeloofwaardig en niet-verifieerbaar terzijde.
Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden vastgesteld welk misdadig doel verdachte en medeverdachte voor ogen hebben gehad. Daarmee kan niet wettig en overtuigend worden bewezen wat verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, te weten voorbereidingshandelingen gericht op diefstal met geweld, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering feit 2
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat zijn medeverdachte een vuurwapen en munitie bij zich droeg in diens nektasje. Verdachte begrijpt niet hoe zijn DNA op dit wapen terecht kan zijn gekomen. Misschien is dit gebeurd door “overdacht”. Verdachte trok vaak met medeverdachte op, zoals ook op 13 maart 2022,en zij raakten veel dezelfde dingen aan. Het kan ook zijn dat zijn DNA is overgedragen door een boks die zij elkaar hebben gegeven.
Verdachte weet daarnaast niet hoe het kan dat die nacht op zijn telefoon is gezocht naar informatie over een soortgelijk vuurwapen als medeverdachte die nacht in zijn bezit had, en dat hierover vanaf zijn telefoon een snapchat bericht is verstuurd. Verdachte leent zijn telefoon vaak uit aan vrienden. Hij heeft niet gezien dat medeverdachte die nacht zijn telefoon heeft gebruikt maar misschien is hem dat ontgaan. Op het tijdstip dat op zijn telefoon naar informatie werd gezocht en het snapchat bericht werd verstuurd was verdachte alleen met zijn medeverdachte in de auto.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op basis van het dossier staat vast dat medeverdachte op 13 maart 2022, voorafgaand aan het moment van aanhouding door de politie, nagenoeg de hele avond en nacht in de onmiddellijke nabijheid van verdachte is geweest en dat medeverdachte al die tijd het nektasje, met daarin het vuurwapen, bij zich droeg. Daarnaast is sprake van een DNA-match van verdachte op de buitenzijde van de revolver met een likelihood ratio (bewijswaarde) van minimaal tienduizend en maximaal één miljoen. Ook is met de telefoon van verdachte gezocht naar gegevens over een type wapen dat exact overeenkomt met het wapen dat bij medeverdachte is aangetroffen en is hiermee een uitgaand bericht op Snapchat geplaatst over een zelfde type wapen.
Verdachte en zijn medeverdachte ontkennen die nacht de telefoon van verdachte hiervoor te hebben gebruikt en beiden verklaren dat zij niet weten wie er die nacht dan wél de telefoon van verdachte heeft gebruikt. Beide verdachten hebben verder verklaard dat zij op het tijdstip dat op de telefoon is gezocht naar informatie over het wapen en dat het snapchatbericht is verstuurd, er geen andere personen in de auto zaten.
De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte geen voldoende verifieerbare ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA sporen op het vuurwapen.
De verklaring die verdachte hiertegenover stelt, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Zelfs als DNA-overdracht van verdachte al via medeverdachte op het vuurwapen mogelijk zou kunnen zijn, is dit niet te verenigen met de verklaring van verdachte dat hij niet heeft gezien dat medeverdachte het wapen uit het nektasje heeft gehaald terwijl zij samen waren. Voor deze verklaring is bovendien ook geen enkele steun te vinden in het dossier.
De rechtbank stelt hiermee vast dat verdachte (noch zijn medeverdachte) een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de voornoemde belastende omstandigheden ten aanzien van het vuurwapen. Voor zover verdachte of zijn medeverdachte al een verklaring op dit punt heeft afgelegd schuift de rechtbank deze als onverifieerbaar en ongeloofwaardig terzijde.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in het nektasje van medeverdachte. Ook staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat hij beschikkingsmacht over dit vuurwapen heeft kunnen uitoefenen, gelet op voornoemde DNA-match en de telefoongegevens op zijn mobiele telefoon. De rechtbank acht om die reden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte tezamen en in vereniging het vuurwapen en de munitie in het nektasje van medeverdachte voorhanden hebben gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij omstreeks 13 maart 2022 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, zijnde een vuurwapen, inclusief patronen, voorhanden heeft gehad.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een cognitieve vaardigheidstraining. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om verdachte alleen te veroordelen tot een onvoorwaardelijke werkstraf. Indien de rechtbank toch een voorwaardelijke straf noodzakelijk acht, heeft de verdediging bepleit geen bijzondere voorwaarden aan deze straf te verbinden. De verdediging verzoekt rekening te houden met de aanknopingspunten die de Raad en de reclassering zien voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met medeverdachte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Het voorhanden hebben van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van vuurwapens regelmatig tot het gebruik daarvan leidt, met alle risico's van dien voor betrokkenen en voor toevallig aanwezige derden. Weliswaar is verdachte niet degene geweest die het vuurwapen in het nektasje bij zich droeg, maar het mede voorhanden hebben van een gebruiksklaar vuurwapen is zo gevaarzettend dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 oktober 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Wel is gebleken dat verdachte nog in een schorsing loopt vaneen andere nog openstaande strafzaak. Het gaat daarbij om verdenking van een soortgelijk strafbaar feit met een pleegdatum voorafgaand aan de onderhavige zaak.
- het over verdachte uitgebrachte rapport van 9 juni 2022 en het voortgangsverslag gedateerd 14 november 2022 van Reclassering Nederland. Door de reclassering is hierin - kort en zakelijk weergegeven - het volgende vermeld:
De reclassering adviseert volwassenenstrafrecht toe te passen en verdachte te veroordelen tot een straf zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte maakt een leeftijdsadequate en
zelfstandige indruk. Hij wordt in staat geacht de gevolgen van zijn handelen te overzien. Het is onwenselijk om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf, omdat hij daardoor zijn baan verliest. Verdachte is in staat een werkstraf uit te voeren en kan een geldboete betalen. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. De reclassering constateert geen risico verhogende factoren. Verdachte maakt deel uit van een steunend netwerk en streeft maatschappelijk geaccepteerde doelen na. Verdachte houdt zich aan alle afspraken van het
schorsingstoezicht. De reclassering vindt het belangrijk dat verdachte meedoet aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden (hierna ook: cova-training), zodat hij inzicht krijgt in zijn denken en handelen in moeilijke situaties. Hij heeft in gesprekken aangegeven dat hij niet heeft ingezien dat wat hij deed, strafbaar was en heeft daardoor de gevolgen van zijn handelen niet goed overzien. Hierin speelt ook loyaliteit naar zijn vrienden een rol. Verder reclasseringstoezicht is na het succesvol afronden van de gedragsinterventie niet noodzakelijk.
Mevrouw [naam 3] heeft ter terechtzitting het advies namens de reclassering onderschreven en hieraan toegevoegd dat verdachte nog niet was aangehouden voor de openstaande Amsterdamse strafzaak toen het rapport van 9 juni 2022 werd opgesteld. Dit maakte dat de reclassering destijds geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk achtte en dat volwassenenstrafrecht is geadviseerd. Uit de nog openstaande strafzaak kan echter mogelijk een patroon worden afgeleid waardoor de reclassering bij nader inzien toch een cova-training als bijzondere voorwaarde adviseert. Deze cova-training is overigens ook als schorsingsvoorwaarde in de openstaande strafzaak opgelegd en hij staat daarvoor al op de wachtlijst.. De reclassering ziet verder dat verdachte pedagogisch begeleidbaar is en nog thuis bij zijn ouders woont. Ook zijn er zorgen over zijn beïnvloedbaarheid. Op zichzelf zijn dit, bij nader inzien, indicaties voor het toepassen van adolescentenstrafrecht. Voor een gedegen advies zou er echter een nieuw wegingskader moeten plaatsvinden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte ten tijde van de pleegdatum slechts achttien jaar oud was. Hoewel daarmee in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is en dat ook door de reclassering is geadviseerd, zal de rechtbank bij de strafoplegging toch aansluiting zoeken bij de richtlijnen zoals die zouden gelden bij toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank neemt hierbij mee dat door de reclassering ter zitting is aangegeven dat er bij nader inzien toch omstandigheden zijn die zouden kunnen wijzen in de richting van het adolescentenstrafrecht. Dit maakt dat de rechtbank tot een lagere strafoplegging komt dan door de officier van justitie is geëist. In het nadeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven over wat er op 13 maart 2022 is voorgevallen. Hiermee laat verdachte zien geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. De rechtbank acht dit zorgelijk, en in tegenspraak met de rapportage van de reclassering waarin een zeer rooskleurig beeld van verdachte wordt geschetst.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van het voorarrest op zijn plaats is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 48 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een cova-training als bijzondere voorwaarde aan voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf te verbinden. Deze door de reclassering geadviseerd training is al als schorsingsvoorwaarde in het kader van de andere strafzaak opgelegd en verdachte staat in dat verband al op de wachtlijst voor deze training. De rechtbank acht reclasseringstoezicht echter wel noodzakelijk, zodat een bijzondere voorwaarde van die strekking aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden verbonden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 80 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de hoogte van de te bepalen taakstraf rekening gehouden met de fulltime baan van verdachte.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder feit 2 bewezen verklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 48 (achtenveertig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, gevestigd te [vestigingsadres] , zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
80 (tachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. J.J. Veldheer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2022.
mr. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van feit 2:
- Een proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2022 (pagina’s 14 tot en met 17). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [1] en [2] dan wel een van hen:
Op 13 maart 2022 reden wij in Hoorn en kregen wij de melding om te gaan naar de [straat] . Wij zagen dat twee personen in een Volkswagen zaten. De persoon achter het stuur bleek te zijn genaamd [verdachte] . Ik heb het nektasje dat de bijrijder droeg van hem afgehaald. Collega [3] vroeg mij of ik in het tasje van de bijrijder wilde komen kijken. Ik zag dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het tasje zat. Ik zag de trekker, trekkerbeugel en de trommel van een revolver.
- Een proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2022 (pagina’s 32 en 33). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [3] en [4] dan wel een van hen:
De passagier bleek later te zijn: [medeverdachte] . Ik zag dat collega [2] de nektas bij [medeverdachte] af deed. Ik opende de tas en haalde de doek van het voorwerp af. Ik zag dat er een zwartkleurige revolver in zat. Ik zag dat daar verschillende patronen in zaten.
- Een proces-verbaal van onderzoek naar een ombouw gas/alarm vuurwapen met munitie van 12 april 2022 (pagina’s 45 tot en met 56). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [5] :
Op 13 maart 2022 is een ombouw gas/alarmvuurwapen met munitie aangetroffen. Na onderzoek is naar voren gekomen dat kamers 1, 6, 7 en 8 van dit wapen geladen waren. Dit wapen is aangetroffen in een voor direct gebruik zijnde toestand.
Ik zie dat het wapen een vuistvuurwapen betreft in de vorm van een revolver.
Deze productie van een non-ferro metallische legering is mogelijk omdat dit van oorsprong bestemde gas-/alarmvuurwapen bedoeld is om knalpatronen te verschieten met een lage gasdruk. Van oorsprong zijn de kamers aan het eind voorzien van een halve sper. Ik zie dat deze sperren bij alle kamers deels zijn verwijderd. Ik heb na opmeten vastgesteld dat de kamer een centraal-vuur .22 kort of een .22 long rifle patroon kan laden. De kamers zijn geschikt gemaakt om projectielen te verschieten.
Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 lid 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Ik zie vier scherpe randvuur projectielpatronen. Ik zie dat het hier .22 long rifle kaliber randvuur projectiel patronen betreffen die in goede staat zijn en geschikt zijn om met bovenbeschreven ombouw gas-/alarmvuurwapen te kunnen afvuren.
Dit is munitie in de zin van artikel 1 lid 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
- Een schriftelijk bescheid van 23 mei 2022 (pagina’s 61 tot en met 64), inhoudende een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering. Dit bescheid houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in het forensisch DNA-onderzoek door [deskundige] (forensisch DNA-deskundige) namens The Maastricht Forensic Institute:
Ontvangen sporenmateriaal:
AAPC4604NL: Bemonstering buitenzijde gehele revolver.
Ontvangen referentiemateriaal:
Wangslijm van [medeverdachte] en [verdachte] .
AAPC4604NL: DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. De additionele DNA-kenmerken van de minder prominent aanwezige donoren zijn geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon. Mogelijke donor van celmateriaal:
Verdachte [medeverdachte] (DNA-hoofdprofiel) en verdachte [verdachte] (additionele DNA-kenmerken).
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonstering AAPC4604NL is de likelihood-ratiomethode toegepast:
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van verdachte [medeverdachte] , verdachte [verdachte] en een onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van verdachte [medeverdachte] en twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Er wordt gebruik gemaakt van de volgende waarschijnlijkheidstermijn met bijbehorende likelihood-ratio-interval:
Zeer veel waarschijnlijk = 10.000 – 1.000.000.
- Een proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2022 (pagina’s 92 en 93). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [6] :
Op 13 maart 2022 werd in de Volkswagen van verdachte [verdachte] op de bijrijdersstoel een smartphone aangetroffen. Uit onderzoek kwam naar voren dat dit toestel was van [verdachte] . In de aanwezige gegevens zag ik:
- dat er op de telefoon op 13 maart 2022 om 03.16 uur op internet was gezocht op de zoekterm “cal 22”. Ik zag dat om 03.18 uur de website [link] bezocht was. Ik zag dat dit een website was waar je wapens kon kopen en ik zag dat genoemde link was voor een alarmwapen Bruni Olympic black 6 mm plus 50 patronen. Bij verdachte [medeverdachte] werd een vuurwapen aangetroffen van het merk Bruni Olympic.
- dat er op 13 maart 2022 om 03:23 uur via Snapchat een uitgaand bericht was verstuurd met als onderwerp: “BRUNI OLYMPIC black 6mm”.