ECLI:NL:RBNHO:2022:10687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
C/15/333409 / JU RK 22-1656
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling in de zorgregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 november 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake meer is van een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, waardoor de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. De ouders hebben de zorgregeling, die al geruime tijd goed wordt uitgevoerd, positief doorlopen en er zijn geen ernstige communicatieproblemen meer tussen hen. De moeder en haar partner hebben actief gewerkt aan hun situatie en de hulpverlening is positief afgesloten. De school van de minderjarige heeft ook geen zorgen meer en ziet een vrolijk kind. De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:261 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn en heeft het verzoek tot opheffing toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het indienen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/333409 / JU RK 22-1656
Datum uitspraak: 17 november 2022
beschikking opheffing ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Haarlem,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI ontvangen op 1 november 2022.
1.2.
Op 17 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder,
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De vader is, alhoewel goed opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot wijziging van de zorgregeling (zaaknummer: C/15/333408 / JU RK 22-1655).

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder, maar verblijft week-op-week-af bij de vader en de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 10 juli 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 31 maart 2023.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] op te heffen.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd. De ondertoezichtstelling kan opgeheven worden zodra de nieuwe zorgregeling is vastgesteld. Deze zorgregeling wordt al geruime tijd goed uitgevoerd en de ouders hebben onderling goed contact in het belang van [de minderjarige] . De zorgen die er aan het begin van de ondertoezichtstelling waren, zijn niet meer aanwezig althans niet in die mate dat een gedwongen kader nodig is. Als blijkt dat de zorgen toenemen weten de ouders welke stappen ze moeten nemen richting het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De school van [de minderjarige] zal ook het één en ander volgen om te kijken hoe het met [de minderjarige] gaat. De gronden voor de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] zijn daarom niet meer aanwezig.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de moeder en haar partner [partner] tijdens de ondertoezichtstelling hard gewerkt hebben en alle hulpverlening aanvaard. Gezien wordt dat de moeder en haar partner [partner] gelukkig zijn met elkaar en dat ze het goed doen voor de kinderen, waaronder [de minderjarige] . De hulpverlening aan de moeder is positief afgesloten en er loopt geen andere hulpverlening meer. Het inzicht bij beide ouders is gegroeid. De school is erg betrokken bij [de minderjarige] en ziet een heel vrolijk meisje. De GI was in de afgelopen periode meer op de achtergrond aanwezig en in die periode zijn er ook geen nieuwe meldingen van Veilig Thuis geweest. De GI heeft het volle vertrouwen dat beide ouders in het belang van [de minderjarige] kunnen handelen.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
De moeder staat achter het verzoek van de GI. Alles verloopt nu normaal en rustig. Zo hebben de vader en de partner van de moeder geregeld contact met elkaar en ook het contact tussen de vader en de familie van de moeder verloopt goed. De moeder kan een beroep doen op haar netwerk als dat nodig is.
4.2.
De vader is niet ter zitting verschenen maar uit de stukken en de toelichting van de GI ter zitting volgt dat de vader graag ziet dat de ondertoezichtstelling gehandhaafd blijft. Op de vraag van de GI voor welke gevallen hij dat nodig vindt is geen reactie gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:261 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling opheffen, indien de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, BW niet langer is vervuld.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er geen sprake meer is van een dusdanige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] , dat een ondertoezichtstelling nog langer noodzakelijk is. Zo staan de ouders achter de door de GI verzochte zorgregeling en voeren zij deze regeling feitelijk al geruime tijd uit. De zorgregeling verloopt positief en beide ouders houden zich ook aan de afspraken. Ook de hulpverlening aan de moeder is positief afgesloten en er zijn geen zorgen meer vanuit de school van [de minderjarige] . De kinderrechter gaat er verder vanuit dat de moeder als dat nodig is hulp inroept van haar eigen netwerk zoals zij ter zitting heeft aangegeven. Tot slot blijkt dat van ernstige communicatieproblemen tussen de ouders inmiddels geen sprake meer is. De ouders hebben belcontact en doen soms ook iets gezamenlijks.
Gelet op het voorgaande is geen sprake meer van gronden voor ondertoezichtstelling. Het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling zal daarom toegewezen worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
heft de ondertoezichtstelling op van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 29 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.