ECLI:NL:RBNHO:2022:10686

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
C/15/330724 / HA ZA 22-484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in incident en hoofdzaak met betrekking tot proceskosten na intrekking vordering

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 7 december 2022 een eindvonnis uitgesproken in zowel het incident als de hoofdzaak. De eiser, vertegenwoordigd door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had eerder een vordering in de hoofdzaak ingetrokken. Dit vonnis betreft uitsluitend de proceskosten. De rechtbank had in een tussenvonnis op 16 november 2022 overwogen de zaak te verwijzen naar de kantonrechter, maar na de intrekking van de vordering door de eiser, was er geen grond meer voor deze verwijzing. De gedaagde, Solulever B.V., had aangevoerd dat de eiser de hoofdzaak nodeloos had aanhangig gemaakt en eiste vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat geen van de partijen als in het ongelijk gestelde partij kon worden aangemerkt in het incident, en compenseerde de proceskosten. In de hoofdzaak werd de eiser veroordeeld tot betaling van € 3.558,00 aan proceskosten aan Solulever B.V. De rechtbank verklaarde deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/330724 / HA ZA 22-484
Vonnis in incident en in de hoofdzaak van 7 december 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te [plaats 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARC HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Den Hoorn,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident tot voeging alsmede in het incident ex artikel 223 Rv,
verweerders in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOLULEVER B.V.,
gevestigd en zaakdoende te Schiphol-Rijk,
2.
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident tot voeging alsmede in het incident ex artikel 223 Rv,
eisers in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. T.B.M. Kersten te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en Solulever c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 16 november 2022
  • de akte intrekking procedure van [eiser] c.s.
  • de akte uitlating van Solulever c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
In het tussenvonnis van 16 november 2022 heeft de rechtbank overwogen dat zij voornemens is de zaak op grond van artikel 93 aanhef en sub c Rv te verwijzen naar de kantonrechter en partijen in de gelegenheid gesteld zich over dit voornemen uit te laten.
2.2.
[eiser] c.s. hebben daarop bij akte de hoofdzaak ingetrokken en verzocht om compensatie van de proceskosten. Zij hebben daarbij verklaard dat als gevolg van de reeds gegeven beslissingen van de kantonrechter reeds in een vroeg stadium duidelijkheid is ontstaan omtrent de rechtspositie van [eiser] jegens Solulever en dat zij het om proceseconomische redenen niet langer zinvol achten de procedure bij de rechtbank, sector handel, voort te zetten.
2.3.
Solulever c.s. hebben bij akte aangevoerd dat [eiser] c.s. de hoofdzaak nodeloos aanhangig hebben gemaakt en om die reden gehouden zijn de volledige proceskosten van Solulever c.s. in het incident ad € 5.606,23 aan haar te vergoeden, dan wel subsidiair de geliquideerde kosten in het incident en in de hoofdzaak moeten vergoeden. Zij hebben daarbij aangevoerd dat de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022 [eiser] c.s. al dringend in overweging had gegeven om de handelszaak in te trekken, maar dat [eiser] c.s. hieraan geen gevolg heeft gegeven. Verder hebben Solulever c.s. er op gewezen dat (1) steeds is aangevoerd dat de procedure bij de rechtbank sector civiel nodeloos is geëntameerd, (2) er onwaarheden worden gesteld hetgeen ex artikel 21 Rv tot een volledige proceskostenveroordeling dient te leiden en (3) de wijze waarop wordt geprocedeerd bij Solulever tot onnodig oplopende kosten heeft geleid.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de intrekking door [eiser] c.s. van de vorderingen in de hoofdzaak, bestaat er niet langer grond om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter.
2.5.
Omdat de rechtbank uiteindelijk ambtshalve heeft getoetst of zij bevoegd was om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak (Solulever c.s. hebben immers in hun petitum geen incidentele vordering ingesteld), wordt geoordeeld dat geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij in het incident kan worden aangemerkt. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding de kosten in het incident te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] c.s. hebben hun vorderingen in de hoofdzaak ingetrokken. Partijen wensen nog wel een beslissing over de proceskosten.
3.2.
Duidelijk is dat [eiser] c.s. door het aanhangig maken van twee zaken, één bij de kantonrechter en één bij de rechtbank, sector civiel recht over hetzelfde feitencomplex, feitelijk hun kansen hebben willen spreiden. Gelet op het door de rechtbank in het tussenvonnis uitgesproken voornemen tot verwijzing van de hoofdzaak en de daaropvolgende intrekking van de zaak, kan worden vastgesteld dat het aanbrengen van de zaak bij de rechtbank, sector civiel, nodeloos heeft plaatsgevonden. Om die reden worden [eiser] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Solulever c.s.
Aangezien Solulever c.s. in de hoofdzaak nog geen inhoudelijke proceshandelingen hebben verricht, acht de rechtbank een veroordeling op basis van het liquidatietarief passend.
3.3.
De proceskosten aan de zijde van Solulever c.s. worden tot op heden begroot op:
vastrecht € 2.837,00
salaris advocaat
€ 721,00
totaal € 3.558,00

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident:
4.1.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.2.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak:
4.3.
veroordeelt [eiser] c.s. tot betaling aan Solulever c.s. van € 3.558,00 ter zake van de proceskosten;
4.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155