ECLI:NL:RBNHO:2022:10654

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
C/15/332808 / FA RK 22-4778
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van vaderschap op verzoek van meerderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van het vaderschap van de man over de meerderjarige [verzoekster]. Het verzoek is ingediend op grond van artikel 1:205 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de erkenner, de man, niet de biologische vader van [verzoekster] is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de biologische vader [biologische vader] is, en dat de erkenning door de man op 8 juni 2006 niet rechtsgeldig kan blijven staan. De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder, de man en de biologische vader in overweging genomen, die allemaal bevestigen dat [biologische vader] de biologische vader is en dat de man na de echtscheiding geen contact meer heeft gehad met [verzoekster]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van [verzoekster] om de erkenning te vernietigen moet worden toegewezen, nu alle betrokkenen hiermee instemmen en dit in het belang van [verzoekster] wordt geacht. De rechtbank heeft de erkenning van de man als vader van [verzoekster] vernietigd, waardoor de juridische situatie weer wordt zoals vóór de erkenning. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
vernietiging erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/332808 / FA RK 22-4778
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 9 november 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. A.E. Koster, kantoorhoudende te Den Helder,
--tegen--
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de man.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van [verzoekster] , ingekomen op 12 oktober 2022.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de moeder is op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] geboren:
- [verzoekster] .
2.2.
[verzoekster] is op 8 juni 2006 met toestemming van de moeder erkend door de man. Zij heeft daarbij de geslachtsnaam [geslachtsnaam moeder] behouden.
2.3.
De moeder en de man zijn gehuwd geweest, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
3. Verzoek
3.1.
[verzoekster] verzoekt op grond van artikel 1:205 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) de door de man op 8 juni 2006 gedane erkenning, te vernietigen.
3.2.
[verzoekster] stelt dat de man haar tijdens haar minderjarigheid heeft erkend, maar dat hij niet haar biologische vader is. De heer [naam biologische vader] (hierna: [biologische vader] ) is haar biologische vader. [verzoekster] heeft sinds de echtscheiding van de moeder en de man nog nauwelijks contact met de man gehad en de laatste jaren is er helemaal geen contact meer. [verzoekster] heeft wel al een heel lange tijd contact met [biologische vader] en een warme vader-dochter band met hem opgebouwd. [verzoekster] wenst daarom dat de erkenning wordt vernietigd.

4.Verweer

4.1.
De man heeft in een door hem opgestelde verklaring verklaard dat hij tijdens het huwelijk met de moeder [verzoekster] heeft opgevoed en verzorgd alsof zij zijn eigen dochter was. Na de echtscheiding is het contact echter verwaterd. [verzoekster] heeft daarna steeds meer contact gekregen met [biologische vader] , haar biologische vader. [verzoekster] heeft aan de man laten weten dat zij wil dat [biologische vader] haar juridische vader wordt. De man staat achter het verzoek van [verzoekster] om de erkenning te vernietigen.
4.2.
De moeder heeft in een door haar opgestelde verklaring verklaard dat [biologische vader] de biologische vader is van [verzoekster] . Het is na de geboorte van [verzoekster] niet tot een erkenning door [biologische vader] van [verzoekster] gekomen. De man is geëmigreerd naar Australië en de moeder is later met de man gehuwd. De man heeft [verzoekster] erkend. Na de echtscheiding is er geen contact meer geweest tussen de man en [verzoekster] . [biologische vader] is altijd betrokken gebleven en heeft een goed contact met de moeder. Hij is meerdere keren naar Nederland gekomen om [verzoekster] te zien. Ook heeft hij financieel bijgedragen. [verzoekster] en [biologische vader] hebben een sterke emotionele band. De moeder staat achter het verzoek van [verzoekster] om de erkenning te vernietigen.
4.3.
Uit de overgelegde verklaring van [biologische vader] blijkt dat hij niets liever wil dan de juridische vader worden van [verzoekster] , omdat hij haar biologische vader is. Het is destijds niet gelukt om [verzoekster] te erkennen. Er is echter altijd goed en liefdevol contact gebleven en [biologische vader] en zijn familie zien [verzoekster] ook als zijn dochter. [biologische vader] ondersteunt [verzoekster] volledig in haar wens om de erkenning te laten vernietigen.

5.Beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:205 lid 1 sub a BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind worden ingediend op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, tenzij de erkenning tijdens de meerderjarigheid van het kind heeft plaatsgevonden
5.2.
Het verzoek van [verzoekster] is binnen de termijn van artikel 1:205 lid 4 BW ingediend.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken, waaronder de verklaringen van de moeder, de man en [biologische vader] , is komen vast te staan dat niet de man, maar [biologische vader] de biologische vader van [verzoekster] is. Deze verklaringen worden ondersteund door het feit dat [biologische vader] als aangever op de geboorteakte van [verzoekster] staat vermeld. De rechtbank zal het verzoek van [verzoekster] om de erkenning te vernietigen toewijzen, nu alle betrokkenen daarmee instemmen en toewijzing van het verzoek in het belang van [verzoekster] wordt geacht.
5.4.
Uit artikel 1:206 BW volgt dat de erkenning, nadat deze beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, geacht wordt nimmer gevolg te hebben gehad. [verzoekster] staat dan alleen in een familierechtelijke betrekking tot haar moeder en draagt van rechtswege haar geslachtsnaam.
Dat betekent dat de juridische situatie weer wordt zoals vóór de erkenning. [verzoekster] heeft juridisch alleen een moeder en draagt haar achternaam. Die achternaam heeft [verzoekster] ook bij de erkenning behouden, dus daar verandert niets aan. Doordat de man niet langer de juridische vader zal zijn van [verzoekster] ontstaat de mogelijkheid om juridisch het vaderschap van [biologische vader] tot stand te brengen.
5.5.
Nu de aard van de zaak zich verzet tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking, zal de rechtbank het hiertoe strekkend verzoek afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
vernietigt de erkenning door [verweerder] gedaan op 8 juni 2006 van het kind [verzoekster] , geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte;
6.3.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.