ECLI:NL:RBNHO:2022:10620

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
9943895 \ EJ VERZ 22-199
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van executeur en testamentair bewindvoerder in nalatenschapszaak met minderjarige erfgenaam

In deze zaak verzoekt verzoekster, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon, om ontslag van verweerder uit zijn functie als executeur van de nalatenschap van erflater en als testamentair bewindvoerder. De verzoekster stelt dat verweerder zijn verplichtingen niet nakomt, zoals het opstellen van een boedelbeschrijving en het verstrekken van noodzakelijke informatie over de afwikkeling van de nalatenschap. De kantonrechter heeft op 24 november 2022 de zaak behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De feiten van de zaak zijn als volgt: erflater, de vader van de minderjarige zoon, is op 1 december 2020 overleden. Voor zijn overlijden heeft hij een testament opgemaakt waarin hij zijn zoon als enige erfgenaam benoemt en verweerder als executeur aanstelt. Na het overlijden heeft verweerder de auto van erflater op zijn naam gezet, wat door verzoekster als onrechtmatig wordt beschouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verweerder zijn taken als executeur heeft volbracht en dat er geen gewichtige redenen zijn om hem te ontslaan als testamentair bewindvoerder. De verzoeken van verzoekster worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 9943895 \ EJ VERZ 22-199 WD
Uitspraakdatum: 24 november 2022 (bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[zoon verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
verder ook te noemen: [verzoekster] en [verzoekster q.q.] ,
gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd,
inzake
de nalatenschap van [erflater],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [datum van overlijden] ,
laatstelijk gewoond hebbende te [plaats 1] ,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M. Sliphorst-Dekker.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster q.q.] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 15 juni 2022.
1.2.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 10 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verweerder] op 13 oktober 2022 en [verzoekster q.q.] op 3 en 4 november 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[zoon verzoekster] is de minderjarige zoon van [erflater] ( [erflater] ) en [verzoekster] . De affectieve relatie tussen [erflater] en [verzoekster] is sedert mei 2019 verbroken.
2.2.
[verweerder] ( [verweerder] ) en [erflater] zijn broers. Samen hebben zij een loonwerkersbedrijf geëxploiteerd. Hiertoe participeerden zij middels hun persoonlijke holdingvennootschappen ( [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] ) ieder voor 50% in [bedrijfsnaam 3]
2.3.
Begin september 2020 is bij [erflater] een hersentumor geconstateerd. [verweerder] heeft op enig moment [erflater] in huis genomen en de verzorging van hem op zich genomen.
2.4.
Medio september 2020 heeft [verweerder] zich gewend tot mr. [notaris 1] , kandidaat-notaris te [plaats 2] , met het verzoek om voor [erflater] een testament op te maken. Voornoemde kandidaat-notaris heeft dit geweigerd omdat zij [erflater] wilsonbekwaam achtte.
2.5.
Hierna heeft [verweerder] zich gewend tot notaris mr. [notaris 2] te [plaats 3] met het verzoek om voor [erflater] een testament op te maken.
2.6.
Ten overstaan van deze notaris is bij akte van 7 oktober 2020 het testament van [erflater] verleden. In dit testament heeft [erflater] , kort gezegd:
(i) [zoon verzoekster] tot enig erfgenaam benoemd;
(ii) zijn aandelen in [bedrijfsnaam 1] gelegateerd aan [verweerder] tegen inbreng door [verweerder] van een bedrag van € 450.000,00, zulks onder de last van [verweerder] om de aandelen aan [zoon verzoekster] aan te bieden wanneer deze 22 jaar wordt tegen een koopsom van € 450.000,00, te vermeerderen met opgebouwde maar niet uitgekeerde winstreserves;
(iii) [verweerder] benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder;
(iv) al hetgeen [zoon verzoekster] uit de nalatenschap verkrijgt onder bewind gesteld en [verweerder] en [verzoekster] benoemd tot bewindvoerders.
2.7.
[erflater] is op 1 december 2020 overleden.
2.8.
Kort na het overlijden van [erflater] heeft [verweerder] de op naam van [erflater] staande auto op zijn eigen naam gezet.
2.9.
Op 25 mei 2022 heeft [verzoekster] als wettelijk vertegenwoordiger van [zoon verzoekster] [verweerder] gedagvaard en daarbij gevorderd dat de rechtbank, kort gezegd, voor recht verklaart dat (i) het testament van 7 oktober 2020 nietig is en (ii) de auto niet door [erflater] aan [verweerder] is geschonken. Deze procedure is nog bij de rechtbank aanhangig. [verweerder] is in dat geding verschenen en heeft tegen de vordering verweer gevoerd. De mondelinge behandeling in die zaak is gepland op 13 januari 2023.
2.10.
[verzoekster q.q.] heeft bij de Kamer voor het Notariaat in het ressort Amsterdam een klacht ingediend tegen mr. [notaris 2] voornoemd. In haar uitspraak van 3 november 2022 heeft deze Kamer de klacht van [verzoekster q.q.] gegrond verklaart. De uitspraak bevat de volgende passage:

De kamer verklaart de klacht gegrond. De kamer heeft niet kunnen vaststellen dat de notaris er niet aan hoefde te twijfelen dat erflater wilsbekwaam was en ervan kon uitgaan dat nader onderzoek op grond van het Stappenplan niet noodzakelijk was. Dit betekent dat niet gebleken is dat de notaris op goede gronden heeft kunnen besluiten de wilsbekwaamheid van erflater niet volgens het Stappenplan te beoordelen. Dit brengt de kamer tot het oordeel dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij het beoordelen van de wilsbekwaamheid van de erflater.”

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster q.q.] verzoekt dat de kantonrechter, kort samengevat:
(i) [verweerder] ontslaat uit zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater] ;
(ii) [verweerder] ontslaat uit zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder.
3.2.
[verzoekster q.q.] voert hiertoe, kort gezegd, als volgt aan. [verweerder] komt de aan de executeursbenoeming voortvloeiende verplichtingen niet na. Zo heeft hij tot op heden geen boedelbeschrijving opgesteld. Ook blijft hij in gebreke om [verzoekster] te voorzien van de door haar benodigde en door haar verzochte informatie aangaande de afwikkeling van de nalatenschap van [erflater] en de verkrijging daaruit voor [zoon verzoekster] . [verweerder] legt evenmin rekening en verantwoording af, hoewel hij verplicht is dit jaarlijks te doen.
Daarbij komt dat de verhoudingen tussen [verweerder] en [verzoekster] ernstig verstoord zijn. [verzoekster] rekent het [verweerder] aan dat hij, nadat mr. [notaris 1] ministerie had geweigerd wegens wilsonbekwaamheid van [erflater] , mr. [notaris 2] heeft aangezocht om het testament van [erflater] te verlijden. Hierbij heeft [verweerder] nagelaten om mr. [notaris 2] in te lichten over de ministerieweigering van mr. [notaris 1] . [verweerder] heeft dit alles gedaan met het doel om ten koste van [zoon verzoekster] de aandelen van [erflater] in [bedrijfsnaam 1] op een zo goedkoop mogelijke manier te verkrijgen.
Ook heeft [verweerder] zonder enige grond de op naam van [erflater] staande personenauto kort na het overlijden op zijn naam gezet.
3.3.
[verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoekster q.q.] verzoekt dat [verweerder] wordt ontslagen uit zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater] . Dit verzoek ligt voor afwijzing gereed bij gebrek aan belang. Ter zitting is komen vast te staan dat [verweerder] zijn taak als executeur reeds heeft volbracht. De schulden van [erflater] zijn betaald en aan het legaat is uitvoering gegeven, nu de aandelen aan [verweerder] zijn geleverd. Dat, zoals ter zitting is gebleken, de hiervoor door [verweerder] te betalen vergoeding nog niet aan [zoon verzoekster] is uitbetaald, doet aan het voorgaande niet af, nu deze betaling niet deel uitmaakt van de executele. Opgemerkt wordt dat van de zijde van [verzoekster q.q.] ter zitting desgevraagd expliciet is verklaard dat het verzoek niet ziet op ontslag van [verweerder] als afwikkelingsbewindvoerder.
4.2.
[verzoekster q.q.] verzoekt tevens dat [verweerder] wordt ontslagen uit zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder. Het verzoek is gebaseerd op twee grondslagen: (i) het niet voldoen aan de op [verweerder] rustende (informatie)verplichtingen en (ii) de verstoorde verstandhouding tussen [verzoekster] en [verweerder] . De kantonrechter overweegt als volgt.
4.3.
Voor ontslag van [verweerder] uit zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder is slechts grond indien sprake is van een gewichtige reden. Met gewichtige redenen wordt bedoeld de situatie dat [verweerder] in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen. Onder omstandigheden kan een ernstig gebrek aan vertrouwen in [verweerder] dat niet aanstonds weggenomen kan worden, een gewichtige reden voor ontslag vormen. Dit wantrouwen moet wel ernstig, gemeend (concreet) en op feiten zijn gebaseerd. Bij een verzocht ontslag vanwege een verstoring in de onderlinge verhouding of een gebrek aan vertrouwen moet in aanmerking worden genomen dat de mogelijkheid van onderlinge moeilijkheden en wrijvingen onlosmakelijk is verbonden aan de situatie dat in het testament twee testamentair bewindvoerders worden benoemd. Daarin kan op zich geen grond voor ontslag zijn gelegen. Dit is slechts anders, indien betrokkenen er niet in slagen om de verstandhouding zodanig te houden dat deze de adequate gezamenlijke uitoefening van het te voeren bewind niet in de weg staat. Met inachtneming van het voorgaande overweegt de kantonrechter als volgt.
4.4.
Tussen partijen staat ter discussie of het testament van [erflater] van 7 oktober 2020 rechtsgeldig is. Deze vraag kan niet in deze procedure niet worden beantwoord. Het rechterlijk oordeel daarover kan desgevorderd worden gegeven in de bij de handelskamer van deze rechtbank aanhangig zijnde dagvaardingsprocedure.
Evenmin kan de kantonrechter bij de beoordeling van het verzoek tot ontslag vooruitlopen op het in de dagvaardingsprocedure te verwachten oordeel. Vooralsnog moet bij de beoordeling van het ontslagverzoek worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van het testament.
4.5.
Uitgaande van de rechtsgeldigheid van het testament, kan in dit geval uit de gang van zaken waaronder dit testament tot stand is gekomen, onvoldoende concrete en ernstige feiten worden afgeleid om te komen tot het oordeel dat het bij [verzoekster] aanwezige wantrouwen het ontslag van [verweerder] als (mede)bewindvoerder rechtvaardigt.
Dat mr. [notaris 2] als ministerie verlenende notaris in de ogen van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam in haar uitspraak van 3 november 2022 ten onrechte de toepassing van het ʺStappenplan beoordeling wilsbekwaamheidˮ achterwege heeft gelaten en daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld, maakt dit niet anders. Dat [verweerder] tegenover mr. [notaris 2] zou hebben verzwegen dat mr. [notaris 1] ministerie had geweigerd, leidt evenmin tot een ander oordeel.
4.6.
Bij het hiervoor onder 4.5. gegeven oordeel neemt de kantonrechter als zwaarwegende factor in aanmerking dat het niet evident is dat (i) de in het testament bepaalde regeling inzake de aandelen in [bedrijfsnaam 1] nadelig is voor [zoon verzoekster] en voordelig voor [verweerder] en (ii) de eventuele bevoordeling van [verweerder] ten nadele van [zoon verzoekster] doel op zichzelf is geweest bij de redactie van het testament.
4.7.
Wat [verzoekster q.q.] heeft aangevoerd over de weigering van [verweerder] om haar van informatie te voorzien, kan evenmin bijdragen tot het oordeel dat [verweerder] moet worden ontslagen als testamentair bewindvoerder. [verzoekster q.q.] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [verweerder] niet bereid zou zijn om haar de aan haar toekomende informatie te verschaffen. Het feit dat zij thans nog niet de beschikking heeft over (bijvoorbeeld) de jaarstukken over de periode 2019 tot en met 2021 en ʺhet taxatierapport inventarisˮ is naar de overtuiging van de kantonrechter eerder gelegen in miscommunicatie tussen betrokkenen, mede ingegeven door het moment van het uitbrengen van de dagvaarding in de andere procedure, dan aan onwil bij [verweerder] .
Bij dit alles komt dat [verweerder] bij monde van zijn gemachtigde zich ter zitting bereid heeft verklaard om [verzoekster] de gevraagde informatie te verschaffen en antwoord te geven op vragen.
4.8.
Het voorgaande overziende, is de kantonrechter niet van oordeel dat de thans aanwezige verstoring in de onderlinge verhoudingen het ontslag van [verweerder] als (mede)bewindvoerder rechtvaardigt. De kantonrechter wijst hierbij ten eerste op het feit dat het de wil van [erflater] is geweest dat [verzoekster] en [verweerder] gezamenlijk het bewind over dit vermogen van [zoon verzoekster] zouden voeren. Hieraan mag in een zaak als onderhavige niet zonder meer worden voorbijgegaan. Daarbij komt dat niet gebleken is van concrete geschillen tussen [verzoekster] en [verweerder] aangaande de uitvoering van het bewind. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de thans bestaande verstoring in de verhoudingen een adequate uitoefening van het gezamenlijke bewind in de weg staat.
4.9.
Voorts acht de kantonrechter van belang dat, gezien de getoonde bereidheid van [verweerder] om aan [verzoekster] alsnog de verzochte informatie te verstrekken, de mogelijkheid dat de onderlinge verhouding in de toekomst zullen verbeteren, niet denkbeeldig is. Deze mogelijke verbetering in de verhoudingen is in het belang van [zoon verzoekster] . Dat de gezamenlijke uitoefening van het bewind hieraan een bijdrage kan leveren, vormt voor de kantonrechter daarom ook een reden om [verweerder] als medebewindvoerder te handhaven.
4.10.
Ook hetgeen [verzoekster q.q.] heeft aangevoerd over de kort na het overlijden op naam van [verweerder] gezette auto, leidt niet tot het ontslag van [verweerder] als (mede)bewindvoerder. Gelet op de stelling van [verweerder] dat vanwege de omzetting van de tenaamstelling van de auto financiële verrekening in de administraties van de vennootschappen heeft plaatsgevonden kan niet zonder meer worden geoordeeld dat [verweerder] zich ten koste van [zoon verzoekster] heeft bevoordeeld. Nader debat en onderzoek dient in de reeds aanhangige dagvaardingsprocedure plaats te vinden, nu [verzoekster q.q.] hierover een vordering jegens [verweerder] heeft ingesteld.
4.11.
De verzoeken liggen voor afwijzing gereed. De kantonrechter zal gelet op de familiaire relatie tussen betrokkenen, de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en bij vervroeging op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter