ECLI:NL:RBNHO:2022:10593

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
15-049324-22 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving met zwaar lichamelijk letsel en eigenrichting door minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een medeverdachte een beroving heeft gepleegd met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De verdachte deed zich voor als een zeventienjarig meisje en lokte het slachtoffer naar een afgesproken plek om hem aan te spreken op zijn vermeende pedofiele gedrag. Tijdens deze confrontatie werd het slachtoffer door de verdachte en de medeverdachte geschopt, geslagen en beroofd, wat resulteerde in een gebroken kaak en andere verwondingen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een strafbare gedraging door het slachtoffer en dat het gebruik van eigenrichting onacceptabel is binnen het rechtssysteem. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand op, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, en dat eigenrichting niet getolereerd kan worden. De uitspraak is gedaan in het kader van de jeugdstrafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-049324-22 (P)
Uitspraakdatum: 21 november 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 7 november 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres,
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.R. Ploeger, advocaat te Schagen en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te Schagen, op de openbare weg, te weten op/bij het (NS-)station en/of op/aan het Schip, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of een fles drank (Whisky) en/of een hoeveelheid wiet en/of een oplader en/of een koptelefoon (Bose) en/of een tas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat hij een pedo was en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) chatgesprekken en/of foto’s zou(den) doorsturen en/of
- tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), geld wilde(n) hebben en/of dat die [benadeelde partij] geld moest overmaken en/of
- (daarbij) een mes te tonen en/of
- die [benadeelde partij] een of meermalen in/tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- die [benadeelde partij] een of meermalen op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen
ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsoverweging zwaar lichamelijk letsel
Het door verdachte en de medeverdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel, kan naar het oordeel van de rechtbank, worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Hiertoe neemt de rechtbank het volgende in overweging.
Het staat de rechtbank vrij om buiten de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht opgesomde gevallen lichamelijk letsel als zwaar aan te merken wanneer het aangebrachte letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Verdachte en de medeverdachte hebben fors geweld gebruikt bij het beroven van het slachtoffer. Het slachtoffer is onder andere meerdere keren in zijn gezicht gestompt. Het slachtoffer is na de beroving in het ziekenhuis onderzocht. Uit de medische verklaring van 5 juli 2022 (aparte bijlage in het dossier) blijkt dat bij het slachtoffer twee botbreuken in het aangezicht zijn geconstateerd: een breuk in zijn onderkaak (links) en een breuk in zijn jukbeen (links). Uit de medische verklaring blijkt onder meer dat voor de breuk in het jukbeen een medische ingreep noodzakelijk is. Het slachtoffer is op 2 maart 2022 geopereerd aan deze breuk, waarna hij 4 tot 6 weken slechts zacht voedsel mocht eten. Uit de medische verklaring blijkt verder dat er aanwijzingen zijn voor zenuwletsel aan een zenuw in het aangedane gebied (het linker aangezicht). De verwachting is dat dit traag maar volledig zal herstellen, maar dat is niet zeker.
Gelet op de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, de noodzaak van medisch ingrijpen en de onzekerheid voor het slachtoffer of volledig herstel van het zenuwletsel zal volgen, is de rechtbank van oordeel dat het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 februari 2022 te Schagen, op de openbare weg, te weten bij het (NS-)station en het Schip, tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon en een fles drank (Whisky) en een hoeveelheid wiet en een oplader en een koptelefoon (Bose) en/een tas, toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat hij een pedo was en dat hij, verdachte en zijn mededader chatgesprekken en foto’s zouden doorsturen en
- tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat hij, verdachte en zijn mededaders geld wilden hebben en dat die [benadeelde partij] geld moest overmaken en
- daarbij een mes te tonen en
- die [benadeelde partij] meermalen in het gezicht, te slaan en te stompen en
- die [benadeelde partij] meermalen tegen het lichaam te schoppen
ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van het voorarrest, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld aan de openbare weg met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte heeft zich voorgedaan als minderjarig meisje en is in die hoedanigheid een chatgesprek begonnen met het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer naar de afgesproken plek gelokt om hem samen met de medeverdachte aan te spreken over het feit dat hij met een minderjarig meisje wilde afspreken. Het slachtoffer is vervolgens uitgescholden voor pedofiel en verdachte heeft een mes getoond aan het slachtoffer, waarbij is gezegd dat hij geld moest overmaken. Vervolgens is het slachtoffer met (bedreiging van) geweld beroofd door verdachte en zijn mededader. Verdachte heeft daarbij het initiatief genomen tot het afnemen van spullen en heeft ook als eerste fysiek geweld gebruikt. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Het slachtoffer heeft als gevolg van het door verdachte en de medeverdachte gebruikte geweld zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte verklaart dat hij en zijn mededader het slachtoffer wilden confronteren met zijn gedrag en hem wilden laten weten dat het niet goed was dat hij had afgesproken met een minderjarig meisje. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het slachtoffer heeft misleid met de bedoeling voor eigen rechter te gaan spelen en vervolgens het slachtoffer, die door zijn kwetsbare positie mogelijk niet snel naar de politie zou gaan, heeft beroofd. Nog los van de omstandigheid dat geen sprake was van een strafbare gedraging door het slachtoffer acht de rechtbank het zich bedienen van eigenrichting binnen ons rechtssysteem niet acceptabel, juist omdat daarin officiële instanties zijn aangewezen om strafbare feiten op te sporen en te vervolgen, met de daarbij behorende rechtswaarborgen. Omdat die waarborgen bij eigenrichting ontbreken is er een groot risico op fouten en extreme uitwassen, wat in deze zaak ook gebeurd is. Wanneer niet stevig wordt opgetreden tegen eigenrichting is uiteindelijk chaos het gevolg en delft de rechtsstaat het onderspit.
Verder heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan bij de ingrijpende gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Het gemak waarmee het plan van verdachte is veranderd van het aanspreken van het slachtoffer op zijn gedrag naar een beroving met geweld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg is zorgelijk. Daar komt bij dat het feit, zeker nu dit in het openbaar en in aanwezigheid van anderen heeft plaatsgevonden, ook in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
4 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsadvies, gedateerd 1 november 2022, van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad. Dit advies houdt onder meer het volgende in:
De Raad adviseert verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke werkstraf. De Raad maakt zich geen zorgen over het functioneren van verdachte. In de thuissituatie lijkt er sprake te zijn van een pedagogisch verantwoorde opvoedsituatie waarbij verdachte goed in contact is met zijn ouders. Verdachte functioneert goed op school en bij zijn werkgever waar hij vier dagen in de week werkzaam is. In zijn vrije tijd gaat hij om met overwegend pro sociale vrienden waar zijn ouders positief over zijn en goed zicht op hebben. Een punt van zorg is zijn middelengebruik in de vorm van blowen, maar dit gebruik lijkt geen negatieve invloed op zijn algehele functioneren te hebben. Het algemeen recidiverisico (gebaseerd op het politiedossier) is midden en het dynamisch risicoprofiel (gebaseerd op de uitkomsten vanuit het onderzoek door de Raad), is (heel) laag. Dit betekent dat er vrijwel geen criminogene factoren in het leven van verdachte zijn die de kans op herhaling van zijn delictgedrag vergroten. Afgaande op het verder overwegend positieve functioneren van verdachte, lijkt zijn (delict)gedrag dan ook niet weloverwogen plaats te hebben gevonden. Gelet echter op de gevolgen voor het slachtoffer, is de Raad van mening dat er consequenties dienen te worden opgelegd aan verdachte. De Raad merkt daarbij op dat verdachte zich goed aan zijn schorsende voorwaarden heeft gehouden en dat verdachte daarmee heeft aangetoond verantwoordelijkheid te nemen voor zijn delictgedrag.
[naam] heeft ter terechtzitting voornoemd advies onderschreven en hieraan toegevoegd dat de Raad de door de rechtbank geuite zorg over het morele kompas van verdachte weliswaar onderschrijft, maar los ziet van het gevaar op herhaling. Er kunnen geen leerdoelen worden geformuleerd voor verdachte omdat er geen zorgen zijn over zijn ontwikkeling.
- het over verdachte uitgebrachte rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: LdH J&R), gedateerd 4 november 2022, van [jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder verbonden aan het LdH J&R. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte heeft zich gedurende zijn schorsing goed aan zijn schorsende voorwaarden gehouden. Daarnaast verloopt ook zijn schoolgang en werk goed. Verdachte houdt zich goed aan de afspraken met de hulpverlening (De Hoofdtrainer). Door deze afspraken is er beter zicht gekomen op verdachtes denkpatronen en zijn middelengebruik. Indien verdachte wordt veroordeeld is het LdH J&R van mening dat een Toezicht en Begeleiding niet noodzakelijk is. Verdachte en zijn ouders hebben het afgelopen half jaar laten zien dat zij zelf goed in staat zijn om de zaken te regelen die nodig zijn en het LdH J&R is van mening dat er thuis sprake is van een verantwoorde pedagogische omgeving, waarbij ouders in staat zijn om verdachte te sturen, ondersteunen en begeleiden. LdH J&R adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen, zodat verdachte een consequentie van zijn gedrag ervaart.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een diefstal met geweld bedraagt minimaal 60 uur werkstraf dan wel (dienovereenkomstig) één maand jeugddetentie waarbij iedere strafverzwarende omstandigheid, zoals de bedreiging met een wapen en de aard en ernst van het letsel, in beginsel telt voor 60 uur werkstraf dan wel (dienovereenkomstig) één maand jeugddetentie. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte initiatiefnemer is geweest in zowel het contact leggen met het slachtoffer als gedurende het delict. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het taakstrafverbod (artikel 77ma Sr), omdat het bewezenverklaarde feit een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad en artikel 312 lid 2 sub 4 Sr een maximumstraf van meer dan zes jaren kent.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte mee laten wegen dat het momenteel goed met hem gaat, dat hij zich gedurende lange tijd goed aan zijn schorsende voorwaarden heeft gehouden, dat hij open is geweest ter terechtzitting en dat hij spijt heeft betuigd.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, in afwijking van de eis van de officier van justitie van oordeel dat naast de op te leggen werkstraf ook een jeugddetentie voor de duur van één maand moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat deze jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd van één jaar verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank beoogt hiermee richting zowel verdachte als de samenleving duidelijk te maken dat eigenrichting onacceptabel is. In die zin doet de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht aan de ernst van het feit. Omdat verdachte zich nadien langdurig aan de schorsende voorwaarden heeft gehouden, acht de rechtbank een proeftijd van één jaar toereikend.
Daarnaast legt de rechtbank een werkstraf op voor de duur van 120 uren met aftrek van het voorarrest, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
één maand.
Beveelt dat deze jeugddetentie
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van één jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
60 (zestig) dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht, in totaal 8 uren.
beslissing over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Drenth, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. W.C. Oosterbroek, tevens kinderrechter en mr. T. Fuchs, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2022.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal voor dit feit worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 november 2022 afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] van 26 februari 2022 (procesdossier, paginanummers 22 t/m 30);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 7 april 2022 (procesdossier, paginanummers 186 t/m 194);
  • een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, Wetboek van Strafvordering, gedateerd 5 juli 2022, inhoudende een verslag van [forensisch arts] , forensisch arts bij de GGD, met betrekking tot het letsel van [benadeelde partij] (aanvullend stuk).