ECLI:NL:RBNHO:2022:10579

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
C/15/333750 / KG ZA 22-570
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake co-ouderschapsregeling en straat- en contactverbod na beëindiging geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die eerder een geregistreerd partnerschap hadden. De vrouw vorderde dat de man de zorgregeling uit het ouderschapsplan zou nakomen en dat er een straat- en contactverbod zou worden opgelegd. De partijen hebben een minderjarige zoon, die bij de man woont. De vrouw stelt dat de man de afspraken uit het ouderschapsplan niet nakomt en haar bedreigt. De man betwist dit en verwijt de vrouw dat zij niet eerlijk is geweest over haar nieuwe partner.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt en dat de man zich bedreigend heeft uitgelaten. De primaire vordering van de vrouw om de zorgregeling na te komen is afgewezen, omdat de uitvoering van de intensieve co-ouderschapsregeling op dat moment niet haalbaar is. Wel is de subsidiaire vordering om een opbouwregeling naar de zorgregeling toe te wijzen, geaccepteerd. De rechter heeft ook het gevorderde contactverbod toegewezen, met een afkoelingsperiode van vier maanden, en een straatverbod voor zes maanden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen ouders voor het welzijn van hun kind en de noodzaak om conflicten te vermijden die de ontwikkeling van het kind kunnen beïnvloeden. De rechter heeft de partijen aangespoord om hun verantwoordelijkheden als ouders serieus te nemen en samen te werken aan een oplossing die in het belang van hun zoon is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/333750 / KG ZA 22-570
Vonnis in kort geding van 30 november 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. T. de Deugd te Warmenhuizen,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. F. Riezebos te Heerhugowaard.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • het verzoek van de zijde van de man om de zoon van partijen te horen, welk verzoek door
de voorzieningenrechter is afgewezen
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 24 november 2022 zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. De Deugd voornoemd en de man, bijgestaan door mr. Riezebos voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een geregistreerd partnerschap bestaan. De relatie is medio 2022 geëindigd en het geregistreerd partnerschap is ontbonden op 9 augustus 2022 door inschrijving van de ontbindingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2022.
2.2.
Uit de relatie tussen partijen is één, thans nog minderjarige, zoon geboren, te weten [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [plaats]. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige]. [minderjarige] heeft zijn gewone verblijfplaats bij de man.
2.3.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. Dit ouderschapsplan, houdt onder meer een co-ouderschapsregeling in volgens het volgende schema:
Oneven week/dag
ma
di
wo
do
vr
za
zo
ochtend
M
V
M
M
V
M
V
middag
V
V
M
M
V
V
V
avond
V
M
M
M
M
V
V
nacht
V
M
M
M
M
V
V
Even week/dag
ma
di
wo
do
vr
za
Zo
ochtend
V
V
M
M
V
V
M
middag
V
V
M
V
V
M
M
avond
V
M
M
V
V
M
M
nacht
V
M
M
V
V
M
M
Over vakanties en feestdagen hebben partijen afgesproken dat zij deze zullen delen.
Verder houdt het ouderschapsplan voor zover hier van belang het volgende in:
6.3
Introductie nieuwe partner:
* ouders zullen de introductie van een nieuwe partner aan het kind pas laten plaatsvinden, als deze nieuwe relatie 6 maanden voortduurt.
* de andere ouder wordt vooraf op de hoogte gebracht van het voornemen om de nieuwe partner aan het kind te introduceren.
* introductie van de nieuwe partner vindt bij voorkeur niet plaats in de eigen woning maar op neutraal terrein.
2.4.
De vrouw is in september 2022 gaan samenwonen met haar huidige partner.
2.5.
Op dit moment wordt geen uitvoering gegeven aan de co-ouderschapsregeling.
2.6.
Op 22 oktober 2022 heeft zich een incident voorgedaan op het terrein van Monkeytown, de werkgever van de vrouw. De vrouw heeft van dit incident aangifte gedaan bij de politie. Omdat ook [minderjarige] bij dit incident aanwezig was heeft de politie melding gedaan bij Veilig Thuis. Ook in het verleden is Veilig Thuis meermalen betrokken geweest bij het gezin.
2.7.
Veilig Thuis heeft onlangs een gesprek gehad met [minderjarige] op zijn school. Van dit gesprek waren de ouders op de hoogte maar zij waren hierbij niet aanwezig. Van dit gesprek is een verslag opgesteld dat aan de ouders is verstrekt. Een kopie van dit verslag is ter zitting ook overgelegd aan de voorzieningenrechter.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat - primair dat de man wordt veroordeeld de zorgregeling uit het ouderschapsplan na te komen en dat wordt bepaald dat de vrouw en [minderjarige] recht hebben op omgang met elkaar conform het ouderschapsplan, waarbij de overdracht van [minderjarige] telkens plaatsvindt op neutraal terrein, voor het politiebureau in Purmerend, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. Subsidiair vordert de vrouw dat de man wordt veroordeeld om in de periode 1 december 2022 t/m 1 maart 2023 mee te werken aan een opbouwregeling naar de zorgregeling uit het ouderschapsplan en om vanaf 1 maart 2023 de zorgregeling uit het ouderschapsplan na te komen.
Daarnaast vordert de vrouw, zowel primair als subsidiair, dat het de man wordt verboden gedurende 4 maanden op enigerlei wijze contact te zoeken met haar en om zich gedurende een jaar te begeven in of rond de woning van de vrouw en/of in en rond het werkadres van de vrouw, een en ander op straffe van een dwangsom.
3.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de man onrechtmatig handelt jegens haar. Zij stelt dat de man de afspraken uit het ouderschapsplan over de zorgregeling niet nakomt en weigert haar conform de afgesproken regeling in staat te stellen omgang te hebben met [minderjarige]. Verder voert zij aan dat de man haar bedreigt via whatsapp en dat hij in oktober heeft geprobeerd met de auto op haar in te rijden voor haar werkadres. Zij stelt dat zij zich hierdoor zodanig bedreigd voelt dat zij zich niet meer vrij durft te bewegen maar zich naar haar werk laat brengen en weer laat ophalen. Zij stelt dat zij belang heeft bij een straat- en contactverbod om zo een afkoelingsperiode te creëren.
3.3.
De man voert verweer. Hij verklaart dat hij boos is omdat de vrouw niet eerlijk is geweest in en na de relatie over het feit dat ze een nieuwe partner had en dat die oneerlijkheid ook invloed heeft op [minderjarige]. Hij stelt verder dat de vrouw ook zelf afspraken niet nakomt en wijst op de afspraak om [minderjarige] pas na zes maanden voor te stellen aan een nieuwe partner. Hij stelt dat de vrouw [minderjarige] nu al pusht om haar partner te leren kennen maar dat [minderjarige] dat niet wil en daarom niet naar de vrouw toe wil zolang zij niet over een eigen woning beschikt. Over het incident in oktober verklaart hij dat hij de vrouw bij haar werk opzocht omdat zij een gesprek met hem steeds uit de weg ging. Hij verklaart verder dat toen hij kwam aanrijden de vrouw buiten stond te bellen en dat zij toen zij hem zag aankomen snel naar binnen is gerend, maar hij betwist dat hij op haar is ingereden. Hij erkent wel dat hij achter haar aan naar binnen is gegaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De zorgregeling

4.1.
Partijen zijn recent, medio dit jaar, uit elkaar gegaan na een relatie van ruim twintig jaar en hebben onder begeleiding van een mediator in juli 2022 afspraken gemaakt, onder meer over de zorgregeling. Deze afspraken zijn vastgelegd in een ouderschapsplan, welk ouderschapsplan op 13 juli 2022 door partijen is ondertekend en onderdeel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank van 3 augustus 2022 waarin het geregistreerd partnerschap tussen partijen is ontbonden. Partijen hebben een redelijk intensieve co-ouderschapsregeling afgesproken met veel wisselmomenten. Vaststaat dat van deze zorgregeling tot op heden weinig terecht gekomen is.
4.2.
Om een dergelijke (intensieve) co-ouderschapsregeling kans van slagen te geven is een goede communicatie tussen de ouders van groot belang. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard blijkt dat de communicatie tussen partijen op dit moment niet goed verloopt.
De man zit nog vol boosheid omdat de vrouw hem volgens hem tijdens de relatie heeft bedrogen en daarover heeft gelogen. Hij uit zijn frustraties hierover door zich respectloos, intimiderend en bedreigend uit te laten naar en over de vrouw en over haar nieuwe partner. Uit de overgelegde whatsappberichten blijkt dat de man zich op de momenten dat de vrouw via whatsapp of telefonisch contact heeft met [minderjarige] op de achtergrond bemoeit met die gesprekken. Uit die gesprekken blijkt echter ook dat de vrouw zich ook niet altijd correct en respectvol over de man uitlaat tegenover [minderjarige] ( “
We waren in gesprek tot dat papa erdoorheen liep te blèren. Zomaar.” en “
Ik ben met jou ingesproken [minderjarige] en niet met papa.”).
4.3.
Op deze wijze wordt [minderjarige] veel te veel belast met de problemen tussen de ouders. Omdat op dit moment geen uitvoering wordt gegeven aan de overeengekomen co-ouderschapsregeling heeft [minderjarige] momenteel feitelijk zijn hoofdverblijfplaats bij de man. Dit betekent dat de vrouw op normale wijze met de man moet communiceren over de gewenste omgang en dat de man [minderjarige] niet moet belasten met zijn eigen boosheid naar de vrouw maar juist moet stimuleren in en enthousiasmeren over het contact met de vrouw. [minderjarige] is voor zijn verzorging op dit moment volledig afhankelijk van de man en voelt feilloos aan dat de man niet achter het contact tussen hem en zijn moeder staat. Door de wijze waarop partijen zich op dit moment over elkaar uitlaten tegenover [minderjarige], creëren zij de omstandigheden waarin een loyaliteitsconflict bij [minderjarige] kan en mogelijk al is ontstaan.
4.4.
Partijen moeten zich realiseren dat zij als ouders van [minderjarige] een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor zijn ontwikkeling tot een gezonde, evenwichtige en weerbare volwassene. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] zullen zij daarom nog een aantal jaren met elkaar moeten overleggen over zaken die betrekking hebben op het welzijn van [minderjarige], waaronder de invulling van de co-ouderschapsregeling. Zij moeten zich dan ook gaan inspannen om de onderlinge communicatie te verbeteren. Dat kan door met elkaar te praten en beide kritisch naar zichzelf te kijken en fouten aan de ander toe te geven, hoe moeilijk dat misschien ook is.
Als partijen op de huidige weg doorgaan, kan dit een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van [minderjarige] waar hij ook gedurende zijn volwassenheid nog jarenlang last kan hebben.
4.5.
De man heeft de vrouw onder meer verweten dat zij, anders dan partijen overeengekomen zijn in het ouderschapsplan, [minderjarige] pusht om nu al kennis te maken met haar huidige partner. De vrouw heeft hierover ter zitting verklaard dat niet zijzelf maar de dochter van haar partner [minderjarige] had uitgenodigd voor een familiebijeenkomst, juist omdat ze vinden dat hij er ook bij hoort, maar dit verweer kan haar niet helpen. Het is aan de vrouw om de regie hierover in eigen hand te houden. [minderjarige] is haar zoon en de vrouw dient zich te realiseren dat door de scheiding en de dingen die daarna zijn gebeurd het vertrouwen van [minderjarige] in haar is beschadigd en dat zij [minderjarige] de tijd moet gunnen om dit vertrouwen terug te vinden. Daarom is het van groot belang dat de vrouw haar toezeggingen ter zitting en de verplichtingen uit het ouderschapsplan op dit punt nauwgezet nakomt: (1) de omgang met [minderjarige] zal de komende tijd worden beperkt tot één op één contacten met haar, (2) als het contact in haar huidige woning zal plaatsvinden zullen haar huidige partner en/of zijn kinderen daar de komende zes maanden niet bij aanwezig zijn en (3), de introductie van de partner zal vooraf met de man worden besproken.
Maar ook de man heeft op dit vlak een taak. Hij moet voor ogen houden dat het de vrouw na beëindiging van de relatie vrij staat om een nieuwe relatie aan te gaan en dat de kans bestaat dat een negatieve houding van hem ten opzichte van die relatie door [minderjarige] wordt overgenomen en dat dit het contact van [minderjarige] met zijn moeder kan gaan belemmeren. Communicatie als bedoeld in 4.4 - die partijen als een moeilijke uitdaging mogen beschouwen - kan hem helpen bij het accepteren van de situatie zoals die is.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt de primaire vordering van de vrouw (nakoming van de overeengekomen zorgregeling) afgewezen. De uitvoering van een dergelijke intensieve co-ouderschapsregeling is op dit moment niet haalbaar.
Het is echter van groot belang voor [minderjarige] dat hij contact en omgang heeft met beide ouders. Daarom is de subsidiaire vordering van de vrouw om via een opbouwregeling toe te werken naar de overeengekomen zorgregeling wel toewijsbaar.
4.7.
De vordering om [minderjarige] op neutraal terrein (voor het politiebureau) over te dragen aan de andere ouder wordt eveneens afgewezen. [minderjarige] is inmiddels 13 jaar oud, zodat hij in staat moet worden geacht zelf een bepaalde afstand te kunnen overbruggen naar de woning van een ouder, zonder dat het daarbij noodzakelijk is dat partijen hem tot aan de voordeur begeleiden. Desgewenst kunnen partijen [minderjarige] op voor hun beleving comfortabele afstand van de woning van de ander afzetten.
4.8.
Ten aanzien van de invulling van de zorgregeling vanaf 1 maart 2023 wordt overwogen dat het brengen naar school en het ophalen van school van [minderjarige] uitsluitend dient te gebeuren voor zover dat noodzakelijk is en [minderjarige] dat zelf ook wenst. [minderjarige] gaat inmiddels naar de middelbare school zodat niet valt uit te sluiten dat hij dat normaal gesproken zelfstandig doet en niet hoeft te worden gebracht of opgehaald. (Jongens van 13 hebben over het algemeen een ruim oog voor het risico dat ze door hun vriendjes als een ‘mietje’ worden gezien wanneer ze door hun vader of moeder naar school worden gebracht.)
4.9.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming zal worden toegewezen maar de voorzieningenrechter acht gronden aanwezig om die dwangsommen en het aan de te verbeuren dwangsommen te verbinden maximum te matigen.
Straat- en contactverbod
4.10.
Het gevorderde straat- en contactverbod vormen een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht op bewegingsvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Voor toewijzing van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Bij de beantwoording van de vraag of het verbod gerechtvaardigd is, moeten alle omstandigheden van het geval en de belangen van partijen in acht worden genomen. Daarnaast moet er een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen bestaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet die situatie zich hier voor.
4.11.
Uit de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat de man zich zeer bedreigend heeft uitgelaten tegen de vrouw. Of de man nu wel of niet op de vrouw is ingereden kan in het midden blijven. Duidelijk is dat de vrouw zich bedreigd heeft gevoeld en nog altijd voelt. De man leek dat ter zitting ook te beseffen. Aangezien voldoende aannemelijk geworden is dat de man nog altijd zeer boos en gefrustreerd is acht de voorzieningenrechter een afkoelingsperiode zoals door de vrouw gevorderd op zijn plaats.
Het gevorderde contactverbod zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat zal worden bepaald dat dit verbod niet geldt voor zover
  • het contact plaatsvindt op de dag waarop er een wisseling in de omgang met [minderjarige] plaatsvindt,
  • aan die wisseling vooraf gaat, en
  • de initiatiefnemer tot het contact dit nodig vindt om de ander in relatie daartoe te informeren of vragen te stellen.
4.12.
Ten aanzien van de gevorderde straatverboden wordt geoordeeld dat deze zullen worden toegewezen maar dat de duur van dit verbod zal worden beperkt tot zes maanden.
4.13.
Omdat de geschillen tussen partijen voortkomen uit de omstandigheid dat zij ex-partners zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat de omgang tussen de vrouw en [minderjarige] weer op gang dient te worden gebracht en bepaalt dat de man daaraan dient mee te werken, in die zin dat de vrouw in de periode van 1 december 2022 tot en met 1 januari 2023 recht heeft op omgang iedere week op de zaterdag of zondag van 10:00 tot 19:00 uur - naar keuze van [minderjarige], die hij telefonisch aan zijn moeder kan doorgeven - en vanaf 1 januari 2023 gedurende de even weken (de eerste maal in het weekend van 14 en 15 januari 2023) op zaterdag en zondag van 10:00 tot 19:00 uur, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de man na betekening van dit vonnis hieraan niet zijn medewerking verleent, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00;
5.2.
bepaalt dat de vrouw en [minderjarige] vanaf 1 maart 2023 recht op omgang hebben met elkaar conform het door partijen overeengekomen zorgverdelingsschema en dat de man daaraan dient mee te werken, in die zin dat [minderjarige]:
in de oneven weken
  • op maandagochtend bij de vrouw verblijft en door haar naar school wordt gebracht,
  • op dinsdag na school tot vrijdagochtend voor school bij de vrouw verblijft, waarbij de vrouw [minderjarige] dinsdag ophaalt bij school en hem vrijdagochtend weer naar school brengt,
  • op vrijdag na school tot en met zaterdagochtend 9:00 uur bij de vrouw verblijft, waarbij de vrouw [minderjarige] op vrijdag uit school ophaalt en hem zaterdag om 12:00 uur in de omgeving van/bij de woning van de man terugbrengt,
in de even weken:
  • [minderjarige] op dinsdag na school bij de vrouw verblijft tot en met donderdag voor school, waarbij de vrouw [minderjarige] op dinsdag bij school ophaalt en hem donderdag naar school brengt,
  • [minderjarige] op zaterdagochtend vanaf 12:00 uur bij de vrouw verblijft tot en met maandag
12:00 uur, waarbij de man [minderjarige] in de omgeving van de woning van de vrouw brengt en de vrouw [minderjarige] op schooldagen op maandag naar school brengt,
welk brengen naar en halen van school telkens alleen moet plaatsvinden als dat strikt noodzakelijk is en [minderjarige] dat zelf ook wil,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de man na betekening van dit vonnis aan voormelde regeling niet zijn medewerking verleent, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00;
5.3.
verbiedt de man om gedurende 4 maanden na betekening van dit vonnis op enigerlei wijze, hetzij via telefoon, hetzij schriftelijk via e-mail en Whatsapp en anderszins rechtstreeks contact te zoeken met de vrouw, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor informatie over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] die partijen op grond van de wettelijke verplichtingen verbonden aan de gezamenlijke uitoefening van het gezag over [minderjarige] met elkaar moeten uitwisselen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per keer met een maximum van € 5.000,00;
5.4.
bepaalt dat het sub 5.3 vermelde verbod niet geldt voor zover
  • het contact plaatsvindt op de dag waarop er een wisseling in de omgang met [minderjarige] plaatsvindt,
  • het contact aan die wisseling vooraf gaat, en
  • de initiatiefnemer tot het contact dit nodig vindt om de ander in relatie tot de wisseling te informeren of vragen te stellen;
5.5.
verbiedt de man om zich gedurende een periode van zes maanden na betekening van dit vonnis te begeven naar en/of zich te bevinden in of rond de woning van de vrouw aan de [adres 1] [plaats], meer specifiek in de straten/lanen de [straat 1] ter hoogte van de [straat 2] tot aan het begin van de [straat 3] ter hoogte van de [straat 4], alsmede vanaf de [straat 2] tot aan Huisartsenmaatschap [betrokkene], alsmede op het [straat 5] vanaf de [straat 2] tot aan de [straat 1], alsmede in de straten gelegen tussen de [straat 2], de [straat 1] en het [straat 5], een en ander zoals weergegeven op het aan dit vonnis gehechte kaartje, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per overtreding van dit verbod met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 7.500,00;
5.6.
verbiedt de man om zich gedurende een periode van zes maanden na betekening van dit vonnis te begeven en/of zich te bevinden in of rond het werkadres van de vrouw (Monkeytown) aan de [adres 3] te ([postcode]) [plaats], meer specifiek in de straten/wegen de [straat 6], vanaf de kruising met de [straat 2] tot aan [adres 3] (Monkeytown) en vanaf de [adres 3] tot en met de [straat 7] tot en met de kruising met de [straat 8], een en ander zoals weergegeven op het aan dit vonnis gehechte kaartje, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per overtreding van dit verbod met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van
€ 7.500,00;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 30 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155