ECLI:NL:RBNHO:2022:10537

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
C/15/333988
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een familiezakenprocedure

Op 21 november 2022 heeft de verzoeker, wonende te Zaandam, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S. Ok, de rechter in een aanhangige familiezakenprocedure. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2022, waarin gedeeltelijk op het verzoek in de hoofdzaak was beslist. De verzoeker was van mening dat hij opzettelijk was misleid door de rechtbank, omdat hij informatie had ontvangen dat de zaak was doorverwezen naar de rechtbank Oost-Brabant, terwijl er toch een zitting in Haarlem plaatsvond. De rechter heeft op 25 november 2022 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven dat er geen grond was voor toewijzing van het verzoek. De wrakingskamer heeft op 29 november 2022 beslist dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De wrakingskamer overwoog dat de verzoeker op juiste wijze was opgeroepen voor de zitting en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De beslissing van de rechter om de zitting door te laten gaan werd beschouwd als een procesbeslissing, waartegen geen wraking mogelijk is. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en liet een mondelinge behandeling achterwege.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/333988 / HA RK 22-198
Beslissing van 29 november 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te Zaandam,
verzoeker,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S. Ok,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
De verzoeker heeft op 21 november 2022 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Familie & Jeugd Haarlem, aanhangige zaak met zaaknummer C/15/330642 / JU RK 22-1212, hierna te noemen: de hoofdzaak. De wederpartij in de hoofdzaak is de gecertificeerde instelling de Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna te noemen: de Jeugdbescherming).
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 25 november 2022 schriftelijk op het verzoek gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 2 september 2022 van deze rechtbank is gedeeltelijk beslist op het verzoek in de hoofdzaak en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden. In deze beschikking is direct de voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald op de zitting van 21 november 2022 om 13.00 uur in het gerechtsgebouw De Appelaar te Haarlem van de rechtbank Noord-Holland en bepaald dat de beschikking dient als oproep voor de in de beschikking genoemde partijen en belanghebbenden, waaronder de verzoeker.
2.2.
Op de (eerdere) mondelinge behandeling in de hoofdzaak op 29 augustus 2022 is door de Jeugdbescherming een nieuw verzoek overgelegd. Dit verzoek is nadien bij de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer C/15/331465 / JU RK 22-1323.
2.3.
Bij beschikking van eveneens 2 september 2022 van deze rechtbank, een andere beschikking dan vermeld onder 2.1, is de zaak met nummer C/15/331465 / JU RK 22-1323 doorverwezen naar de rechtbank Oost-Brabant, omdat de kinderrechter van deze rechtbank zich onbevoegd achtte van de zaak kennis te nemen.
2.4.
Op 21 november 2022 om 10.05 uur heeft de verzoeker de volgende e-mail gestuurd in de hoofdzaak:
“Beste,
Twee weken geleden uw rechtbank gebeld waar ik mede werd gedeeld dat de zaak is doorverwezen naar Oost Brabant.
Tot mijn verbazing zie ik in mails met Jeugdzorg - die nog geen enkel voorstel hebben gedaan tot contact met mijn dochter - dat er een zitting plaatsvindt vandaag in Haarlem!
Ik heb hier geen oproep van ontvangen en vraag uw rechtbank de zitting te schorsen ten einde alle betrokkenen formeel op te roepen te verschijnen.
Dat geeft Jeugdzorg ook de kans om per post hun visie te delen omtrent opstart contact [naam] daar ik haar nu al maanden niet meer heb gezien of gesproken door Jeugdzorg dat terwijl ze door de vorige voogden juist bij mij in huis was geplaatst!
Met hartelijke groet,
[verzoeker]
[…]”
2.5.
De rechter heeft het verzoek om de mondelinge behandeling aan te houden afgewezen. Dit is vanuit de rechtbank per e-mail aan de verzoeker gecommuniceerd.

3.Het standpunt van de verzoeker

De verzoeker heeft met de e-mail op 21 november 2022 om 12.47 uur het wrakingsverzoek als volgt ingediend onderbouwd:
“Geachte,
Bij deze wraak ik de rechter wegens partijdigheid!
Ik heb eerder gebeld met uw rechtbank en daar is mij verteld dat de zitting is overgedragen aan Oost Brabant. Door deze foutieve informatie ben ik opzettelijk misleid door uw Rechtbank en wraak ik de rechter in deze.
Met hartelijke groet,
[verzoeker]
[…]”

4.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft, samengevat, als reactie gegeven dat er geen grond is voor toewijzing van het verzoek tot wraking. In haar optiek geeft de genomen (proces)beslissing om de zitting doorgang te laten vinden, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objective maatstaven gemeten, geen blijk van vooringenomenheid. De rechter licht toe op het aanhoudingsverzoek te hebben beslist na te hebben vastgesteld dat de verzoeker bij tussenbeslissing van 2 september 2022 op juiste wijze en tijdig is opgeroepen voor de zitting van 21 november 2022. Gelet daarop, en omdat de verzoeker niet heeft aangegeven dat hij niet ter zitting kon verschijnen, heeft de rechter besloten de zitting door te laten gaan. Deze beslissing is via de administratie van de rechtbank aan de verzoeker kenbaar gemaakt, waarna vrijwel meteen het wrakingsverzoek is ingediend.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
5.2.
De wrakingskamer overweegt dat zowel de hoofdzaak als de procedure met zaaknummer C/15/331465 / JU RK 22-1323 betrekking hebben op de minderjarige dochter van de verzoeker. Vastgesteld wordt dat de verzoeker met de beschikking in de hoofdzaak van 2 september 2022 is opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 21 november 2022. Daarnaast is met de verwijzingsbeschikking van 2 september 2022 kenbaar gemaakt dat de procedure met nummer C/15/331465 / JU RK 22-1323 wordt verwezen naar de rechtbank Oost-Brabant. Van foutieve informatie of opzettelijke misleiding van de verzoeker is de wrakingskamer niet gebleken, zodat dat geen grondslag biedt voor een wrakingsverzoek. Ook als de verzoeker niet op correcte wijze zou zijn opgeroepen of geïnformeerd over de voortgang in één of beide procedures is dat geen grond voor wraking, omdat niet valt in te zien dat dan sprake zou zijn van (schijn van) partijdigheid van de behandelend rechter.
Uit het feitenverloop blijkt verder dat de wraking is verzocht vrijwel direct na de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling op 21 november 2022 om 13.00 uur door te laten gaan. Voor zover de verzoeker deze beslissing aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag legt wordt overwogen dat ook dit niet tot een geslaagde wraking leidt. Deze beslissing dient namelijk te worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven. Reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn is niet onderbouwd en hiervan is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet gebleken.
5.3.
Gelet op het voorgaande kunnen de door verzoeker aangevoerde gronden niet leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van vooringenomenheid van de rechter of van een gerechtvaardigde objectieve vrees daarvoor. De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
5.4.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

6.Beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
6.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
6.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.J. Roos, voorzitter, mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. C.S. Schoorl, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Mehagnoul, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.