ECLI:NL:RBNHO:2022:10521

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
15/028861-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing van de rechtbank over onderzoekswensen in strafzaak met betrekking tot EncroChat

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de strafzaak met parketnummer 15/028861-22. De zaak betreft de onderzoekswensen van de verdediging in het kader van het onderzoek Abessijn, dat gerelateerd is aan het gebruik van EncroChat. Tijdens de zitting waren de verdachte en zijn raadsvrouw niet aanwezig, maar de officier van justitie en de griffier waren wel aanwezig. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om aanhouding van de zaak en uitstel van beslissingen op de onderzoekswensen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat er een rechtsvraag bestaat, niet voldoende is om de behandeling van de zaak aan te houden. De rechtbank benadrukte dat de verdediging voldoende faciliteiten moet hebben om haar verweren voor te bereiden en te voeren, en dat de verzoeken van de raadsvrouw in de kern betrekking hebben op het horen van getuigen en de toevoeging van stukken aan het dossier. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld en verklaarde enkele verzoeken niet-ontvankelijk, terwijl andere verzoeken werden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken onvoldoende onderbouwd waren en dat de verdediging niet had aangetoond dat de gevraagde stukken noodzakelijk waren voor de verdediging. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst tot een nieuwe zitting op 23 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/028861-22
Tegenspraak
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 8 november 2022 en29 november 2022
Aanwezig zijn:
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en N.M.L. Rogmans, rechters,
mr. L.S. Rietdijk, griffier,
mr. A. van Loon, officier van justitie.

De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.

In dit proces-verbaal zijn mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk en verkort weergegeven.

De verdachte is aanwezig en antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Lelystad.
Als
raadsvrouw van de verdachteis op de zitting aanwezig mr. L. Ibisevic, advocaat te Haarlem.
De voorzitterzegt de verdachte op te letten op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
(…)

De officier van justitie draagt de zaak voor.

(…)
De rechtbankonderbreekt het onderzoek op de zitting tot de zitting van 29 november 2022 om 08:50 uur in Alkmaar.
Na hervatting van het onderzoek op de zitting op
29 november 2022om 08:50 uur zijn de verdachte en de raadsvrouw niet aanwezig.
Namens het Openbaar Ministerie is aanwezig mr. M.G.T. Kramer, officier van justitie.
Als griffier is aanwezig G.A.M. Delis.
De voorzitterdeelt als beslissingen en overwegingen van de rechtbank het volgende mee.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om aanhouding van de zaak en, subsidiair, maar in samenhang daarmee, om het geven van beslissingen op de verzoeken aangaande het onderzoek uit te stellen. Deze verzoeken lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Als volgt.
De rechtbank
wijstde verzoeken tot aanhouding van de zaak respectievelijk tot het uitstellen van de beslissingen op de gedane verzoeken totdat de Hoge Raad prejudiciële vragen over EncroChat heeft beantwoord,
af.
In het algemeen geldt dat het enkele gegeven dat er een rechtsvraag bestaat die beantwoording behoeft, niet maakt dat reeds daarom de behandeling van een zaak of beslissing ten aanzien van verzoeken inhoudende onderzoekswensen dienen te worden aangehouden. Op dit moment is nog niet duidelijk welke prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zullen worden voorgelegd en onzeker is ook of, en zo ja, wanneer die vragen zullen worden beantwoord.
Het onderzoek ter terechtzitting in deze zaak bevindt zich in de regiefase. De raadsvrouw heeft verzoeken gedaan die in kern betrekking hebben op te voeren verweren omtrent de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek, die beoordeling behoeven in de sleutel van mensenrechtelijke waarborgen en van artikel 359a Sv. Dergelijke verzoeken kunnen in deze fase van het onderzoek zelfstandig worden beoordeeld in het licht van beantwoording van de vraag of de verdediging voldoende faciliteiten worden geboden om de in het vooruitzicht gestelde verweren voor te bereiden en te voeren. De rechtbank acht het onder deze omstandigheden niet aangewezen om de behandeling van de strafzaak dan wel van de beslissingen op de gedane verzoeken aan te houden.
Bij deze stand van zaken komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de subsidiair gedane verzoeken. Ten aanzien van deze verzoeken, inhoudende onderzoekswensen van de verdediging, overweegt de rechtbank als volgt.
De aard van de beoordelingZoals gezegd, bevindt het onderzoek ter terechtzitting zich in de regiefase. Inherent aan de regiefase is dat de te geven rechtsoordelen veelal een voorlopig karakter hebben of met enige terughoudendheid worden gegeven. Of bepaalde onderzoeksresultaten (on)rechtmatig zijn verkregen en kunnen bijdragen aan het bewijs, ligt in deze fase nog niet aan de rechtbank ter beoordeling voor. Die vragen zijn pas aan de orde als de rechtbank, na een debat op de zitting en (mede) naar aanleiding van verweren op dit punt, zal hebben te beslissen over (onder andere) de toelaatbaarheid en bruikbaarheid van het bewijs. Ook beantwoording van de vraag of het interstatelijk/internationaal vertrouwensbeginsel of het Unierechtelijk beginsel van wederzijds vertrouwen op de bewijsverkrijging van toepassing is in deze zaak, kan tot de inhoudelijke beoordeling in het midden blijven.
Maatstaven bij beoordeling van de verzoeken
De verzoeken van de raadsvrouw hebben in de kern betrekking op het horen van getuigen en de toevoeging van stukken aan het dossier.
Het verzoek tot het horen van getuigen dient te worden beoordeeld aan de hand van het verdedigingscriterium.
Voor verzoeken die betrekking hebben op de toevoeging van stukken aan het dossier geldt volgens artikel 315 Sv als maatstaf of de noodzaak van het verzochte is gebleken. Daarbij dient de rechtbank in aanmerking te nemen dat artikel 149a, tweede lid, Sv regelt dat alle voor de door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang zijnde stukken aan het procesdossier moeten worden toegevoegd. Van belang daarbij is dat deze toetsing zich ook moet toespitsen op de voorbereiding en inrichting van verweren als de verdediging dit gemotiveerd verzoekt. Verder wordt deze toetsing mede beheerst door de waarborgen die de rechter in het licht van artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden moet bieden aan de verdediging. De verdediging dient aldus te beschikken over “adequate faciliteiten” om de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van het bewijs te onderzoeken en aan te vechten.
Het voorgaande impliceert onder andere dat de verdachte reële en effectieve mogelijkheden moet hebben om tegen het hem gemaakte verwijt in te brengen wat hij in het belang van zijn verdediging acht. Ook waar het gaat om de toegepaste methoden van opsporing en de resultaten van dat onderzoek dient de verdachte in de gelegenheid te zijn om deze, zowel in materieel als in processueel opzicht, te betwisten. Op de zittingsrechter rust de verplichting erop toe te zien dat aan deze vereisten gedurende de berechting is voldaan. Hiervan is in het algemeen sprake als de verdachte, al dan niet naar aanleiding van door of namens hem gedane verzoeken, beschikt over de informatie die redelijkerwijs relevant kan worden geacht voor de hiervoor bedoelde betwisting. Het voorgaande brengt ook met zich dat aan de onderbouwing van verzoeken, gebaseerd op de stellingname dat bedoelde adequate faciliteiten niet geboden zijn, bepaaldelijk eisen mogen worden gesteld.
Beoordeling van de onderzoekswensen
Verzoek 1
Voor zover de raadsvrouw heeft verzocht om toevoeging aan het dossier van de onder het tweede en vijfde gedachtestreepje genoemde stukken, geldt dat het verzoek te algemeen is geformuleerd om in behandeling te kunnen nemen. Wegens de onbepaaldheid van het verzoek
verklaartde rechtbank de verdachte in zoverre
niet-ontvankelijkin het verzoek.
De rechtbank
wijsthet verzoek tot toevoeging aan het dossier van de overige onder verzoek 1 genoemde stukken,
af.
De rechtbank begrijpt het verzoek zo dat de verzochte stukken dienen ter onderbouwing van eventueel te voeren verweren ten aanzien van de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek. De rechtbank is van oordeel dat de raadsvrouw onvoldoende heeft onderbouwd waarom het voegen van deze stukken noodzakelijk is voor het voeren van die verweren. De rechtbank overweegt dat de zogenoemde Lemontbundel reeds onderdeel uitmaakt van het dossier en dat daarin een groot aantal relevante documenten, waaronder ook deels de door de raadsvrouw verzochte stukken, is opgenomen. De rechtbank begrijpt naar aanleiding van de door haar gestelde vragen ter terechtzitting dat de raadsvrouw bedoelt te willen ontvangen de machtigingen van de rechter-commissaris waarin geen tekst is zwart gelakt (de ‘ongelakte’ versies). Ten aanzien van de machtigingen van de rechter-commissaris geldt dat op grond van artikel 149b Sv is beslist dat de zwart gelakte passages blijvend mogen worden onthouden. Voor de zittingsrechter is in zo’n situatie geen rol meer weggelegd om in een nadere beoordeling te treden. Ten aanzien van het verzochte afschrift van de RC-lijst (zevende gedachtestreepje) geldt dat uit het procesdossier reeds duidelijk genoeg is gebleken dat het onderhavige onderzoek niet op deze lijst voorkomt. De verdachte heeft dan ook geen belang (meer) bij een toewijzende beslissing op het verzoek.

Verzoeken 2 en 3

De rechtbank begrijpt de verzoeken zo dat deze er kennelijk op zijn gericht dat de rechtbank toepassing zal geven aan haar bevoegdheid als bedoeld in artikel 315 Sv. De rechtbank is van oordeel dat redelijkerwijs van de raadsvrouw mag worden verwacht dat zij omschrijft op welke concrete getuigen en/of concrete stukken haar verzoek betrekking heeft. Nu enige nadere concretisering ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat de verzoeken niet voldoen aan de in redelijkheid te stellen minimale eisen van bepaaldheid. De rechtbank
verklaartde verdachte daarom
niet-ontvankelijkin de verzoeken.

Verzoek 4

De rechtbank begrijpt het verzoek zo dat de raadsvrouw beoogt inzicht te verkrijgen in de techniek van de interceptietool(s). De rechtbank is van oordeel dat de raadsvrouw niet heeft toegelicht op welke wijze dat inzicht kan bijdragen aan de door haar te voeren verweren omtrent de rechtmatigheid van de bewijsvergaring. De rechtbank is van de noodzaak daartoe niet gebleken en
wijstom die reden het verzoek
af.

Verzoek 5

De rechtbank overweegt dat aan de opgave van een verzoek tot het horen van getuigen zekere, minimale eisen mogen worden gesteld, die de getuigen identificeerbaar maken. Bij een dergelijke opgave kan niet worden volstaan met het enkel benoemen van, zoals in dit geval, de onbekend gebleven gebruikers van alle in het procesdossier voorkomende EncroChat-accounts. Nu enige nadere concretisering ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat de verzoeken niet voldoen aan de in redelijkheid te stellen minimale eisen van bepaaldheid. De rechtbank
verklaartde verdachte daarom
niet-ontvankelijkin het verzoek.
De rechtbankschorst het onderzoek op de zitting – in het belang daarvan – tot de zitting van
23 januari 2023 om 13:50 uur in Haarlem(behandelduur: 20 minuten, pro forma behandeling rol MK).
Deze termijn is langer dan een maand (en korter dan drie maanden) om de klemmende reden dat moet worden aangenomen dat een kortere termijn te kort zal zijn voor het vinden van een nieuwe zittingsdatum waarop de zaak, gelet op de agenda’s van de betrokken partijen, verder kan worden behandeld.
De rechtbankbeveelt de oproeping van de verdachte en de onmiddellijke kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw tegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek op de zitting wordt hervat.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffiers vastgesteld en uitsluitend door de voorzitter ondertekend. De griffiers zijn niet in de gelegenheid dit proces-verbaal mede te ondertekenen.