ECLI:NL:RBNHO:2022:10512

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
15.012513.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens gebrek aan bewijs van seksuele handelingen met minderjarige

In deze jeugdstrafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige aangeefster. De tenlastelegging betrof handelingen die zouden zijn gepleegd in de periode van 1 tot en met 30 november 2020 te Haarlem, waarbij de verdachte zou hebben geweten dat de aangeefster in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde. Tijdens de zitting op 10 november 2022 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en een straf opgelegd bestaande uit jeugddetentie en een taakstraf. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij de aangeefster, maar kon niet vaststellen dat deze handelingen zijn gepleegd terwijl de aangeefster in een staat van bewusteloosheid verkeerde. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de aangeefster alcohol had gedronken, er onvoldoende bewijs was dat zij niet in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De verklaringen van de getuigen en de verdachte gaven aan dat de aangeefster in staat was om zelfstandig te handelen en niet buiten bewustzijn was.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en ook van de subsidiaire beschuldiging van ontuchtige handelingen, omdat de seksuele handelingen niet als zodanig konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was van het ten laste gelegde feit. Tevens is gelast tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.012513.22
Uitspraakdatum: 24 november 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 10 november 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[het adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.C. Smits en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 30 november 2020 te Haarlem, met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het (meermalen) brengen en/of bewegen van zijn vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 30 november 2020 te Haarlem, met [aangeefster] , geboren op [geboortedag aangeefster] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het (meermalen) brengen en/of bewegen van zijn vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 30 november 2020 te Haarlem, met [aangeefster] geboren op [geboortedag aangeefster] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, en/of van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen) brengen en/of bewegen van zijn vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Door de officier van justitie is gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot twee dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderd uur, waarvan vijftig uur voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak en niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat is komen vast te staan dat verdachte seksuele handelingen bij aangeefster heeft verricht. Ook staat vast dat hiervan (beeld)opnamen zijn gemaakt en dat deze ook zijn verspreid. De rechtbank begrijpt dat het voor aangeefster bijzonder pijnlijk en kwetsend is om met deze beelden geconfronteerd te worden. De beelden zijn meermaals gedeeld en hebben voor aangeefster vervelende consequenties gehad.
Bij de rechtbank bestaat verder geen twijfel dat aangeefster op de bewuste avond in november 2020 alcohol gedronken had en dat zij aangeschoten dan wel dronken was. Dit volgt uit de verklaringen van aangeefster zelf en de verklaring van verdachte tijdens de zitting. Ook wordt dit ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) en [getuige 3] , die op die avond aanwezig waren op het terrein van voetbalclub [naam voetbalclub] . Op basis van de verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen is naar het oordeel van de rechtbank echter niet vast te stellen dat deze ‘dronkenschap’ bij aangeefster zorgde voor een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht, waardoor zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank houdt er hierbij rekening mee dat aangeefster volgens haar eigen verklaring en de verklaring van getuige [getuige 2] in staat was om zelfstandig naar [naam voetbalclub] te komen. Ook heeft aangeefster verklaard dat zij bij het verlaten van het [naam voetbalclub] terrein fysiek in staat was om over een hek te klimmen en achterop een fiets te springen en te zitten. Ook heeft zij verklaard dat toen zij terug was bij haar vriendin nog enkele snaps heeft genomen en met verdachte nog even gezellig op de bank heeft gezeten. Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting kan niet worden vastgesteld dat aangeefster bij [naam voetbalclub] ‘out’ is geweest. Anders dan de officier van justitie stelt, is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van [getuige 2] niet volgt dat aangeefster nauwelijks bij bewustzijn was. Door [getuige 2] wordt niet geconstateerd dat aangeefster buiten bewustzijn was of dat zij niet begreep wat er op dat moment gebeurde. [getuige 2] heeft daarnaast verklaard dat aangeefster kreungeluiden maakte. Daarnaast is door verdachte ter zitting verklaard dat aangeefster tijdens de handelingen steeds in beweging was en dat zij reageerde, onder andere door kreungeluiden te maken.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de seksuele handelingen zijn verricht terwijl verdachte wist dat aangeefster in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde, zoals hem primair ten laste wordt gelegd. Hij moet hiervan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden niet gekwalificeerd kunnen worden als ontuchtige handelingen in de zin van die bepaling. Hierbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat zowel aangeefster als verdachte in november 2020 de leeftijd van vijftien jaar hadden. Zij hebben beiden aangegeven dat zij in het voortraject van een relatie zaten, naar de rechtbank begrijpt een zogenaamde ‘fix’. Deze relatie was weliswaar (nog) niet duurzaam, maar er was wel sprake van een onderlinge gelijkwaardigheid. Dat de seksuele handelingen door een ander dan verdachte zijn gefilmd en verspreid, acht de rechtbank zonder meer grensoverschrijdend en in strijd met de sociaal ethische norm, maar kan niet aan verdachte worden toegerekend. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank verdachte ook zal vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Bovenstaande overwegingen over het bewustzijn van aangeefster en het ontuchtige karakter van de seksuele handelingen leiden ertoe dat ook het meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Zoals hierboven aangegeven is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslag

Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een USB-stick, merk Verbatim, met 3 filmpjes erop, aan de rechthebbende [aangeefster] .

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van: USB-stick, merk Verbatim.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mr. M.C.A. Onderwater en mr. E.K.A. van den Bos, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.S. van Lede – Terhaar sive Droste,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2022.
Mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.