Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[bedrijf]
Rechtbank Noord-Holland
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 16 november 2022 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen een eisende partij, een handelaar, en een gedaagde partij, een consument. De eisende partij had de gedaagde partij gedagvaard, maar deze was niet verschenen. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen de handelaar en de consument, waarbij de eisende partij niet had aangetoond dat hij voldeed aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende had onderbouwd dat hij aan zijn informatieplichten had voldaan. Er was geen concrete toelichting gegeven over de totstandkoming van de overeenkomst, en de kantonrechter kon niet vaststellen dat de gedaagde partij op duidelijke wijze was geïnformeerd. De eisende partij had wel producties overgelegd, maar deze waren niet specifiek genoeg om de stellingen te onderbouwen. De kantonrechter benadrukte dat het aan de eisende partij was om relevante informatie aan te geven en dat het niet de taak van de rechter was om zelf naar informatie te zoeken.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eisende partij niet had voldaan aan de eisen van de dagvaarding en de relevante feiten niet volledig en naar waarheid had aangevoerd. Daarom werd de vordering afgewezen en werd de eisende partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.M. Kruithof in aanwezigheid van de griffier.