ECLI:NL:RBNHO:2022:10438

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
22/2418
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de RDW over rijverbod bromfiets na snelheidsmeting

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen een besluit van de Dienst Wegverkeer (RDW) dat zijn bromfiets niet meer op de weg mag rijden. Eiser betwist de bevindingen van de politie, die een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid van 50 km/u heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de RDW onvoldoende heeft gereageerd op de betwisting van eiser en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats komt. Eiser krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2022, waarbij de rechtbank concludeert dat de RDW niet zorgvuldig heeft gehandeld in de beoordeling van de meting en de bezwaren van eiser niet adequaat heeft behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2418
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit Wormer, eiser

en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder

gemachtigde: mr. H. Venhuizen, in dienst van de RDW.

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 11 mei 2022 op 14 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats komt;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten ten bedrage van € 87,23 aan eiser.

Beoordeling

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder waarbij is bepaald dat zijn bromfiets met kenteken [nummer] (hierna: het voertuig) vanaf 3 februari 2022 niet meer op de weg mag rijden totdat het door verweerder (goed)gekeurd is. De rechtbank gaat ook in op het verzoek om schadevergoeding dat eiser in deze zaak heeft ingediend.
1.2
Verweerder heeft het primaire besluit genomen op 3 februari 2022. Met het bestreden besluit van 11 mei 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende ter zitting besproken feiten. Voor eisers voertuig is de maximale constructiesnelheid 50 km/u en wordt bij de meting op grond van artikel 8.4.92 van de Regeling voertuigen een maximale fout in aanmerking genomen van 6 km/u, zodat een gemeten constructiesnelheid van 58 km/u tot een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid van 2 km/u leidt.
Op 3 februari 2022 heeft de politie eenheid Noord-Holland een meting uitgevoerd aan het voertuig met behulp van een bromfietsrollentestbank. Volgens de politie bedroeg de maximum constructiesnelheid van het voertuig 58 km/u. De politie heeft daarna een melding gedaan tot plaatsing door de RDW van het signaal “wachten op keuring” in het kentekenregister (WOK-melding). De WOK-melding heeft de politie gedaan omdat het voertuig volgens de politie niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) gestelde eisen. Er zou sprake zijn van een overschrijding van de toegestane maximum constructiesnelheid van 45 km/u. Onder die overweging heeft de politie aan de zoon van eiser, die op dat moment de bestuurder van het voertuig was, een verbod aangezegd tot het rijden op de weg met het voertuig totdat het door verweerder is goedgekeurd, welk verbod bij het primaire besluit aan eiser is meegedeeld.
2.2
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser, voor zover gericht tegen een technische beoordeling, niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:4, derde lid en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het overige heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder voert aan dat hij uitgaat van de melding van de politie en geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid daarvan. Voor zover eiser van opvatting is dat de politie niet correct heeft gehandeld, stelt verweerder dat de RDW niet de bevoegde instantie is voor de beoordeling van de handelwijze van de politie.
3. Eiser heeft – kort samengevat – aangevoerd dat de meting door de politie niet aan het besluit ten grondslag mag worden gelegd omdat de politieambtenaar de meting ongeoorloofd heeft beïnvloed door bij de meting tegen de bromfietsrollentestbank aan te schoppen.
4. Enige bij de beoordeling van het beroep (verkort) aangehaalde wet- en regelgeving heeft de rechtbank in een bijlage aan het proces-verbaal gehecht.
5.1
De rechtbank heeft van beide partijen nadere stukken ontvangen binnen de 10 dagen termijn, als bedoeld in artikel 8:58, eerste lid, Awb. Eiser heeft stukken ingediend op 6, 13 en 14 oktober 2022 en verweerder heeft een stuk ingediend op 12 oktober 2022. De rechtbank laat al deze stukken op grond van artikel 8:58 Awb buiten beschouwing. Er is geen reden van die bepaling af te wijken omdat partijen die stukken ook eerder en wel tijdig hadden kunnen indienen en in dit geding geen gelegenheid meer is voor partijen om behoorlijk op die stukken in te gaan.
5.2
Verder heeft verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk heeft verklaard. In de jurisprudentie is al vaker geoordeeld [1] dat een bezwaar gericht tegen een besluit van verweerder dat een belanghebbende niet meer met een voertuig op de weg mag rijden totdat het is goedgekeurd geen technische beoordeling is als bedoeld in artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder c, Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding daar – in dit geval – anders over te denken. Aan dat besluit heeft verweerder de WOK-melding ten grondslag gelegd, hetgeen gelijkgesteld kan worden met een deskundigenadvies. Gelet op het voorgaande had verweerder alle bezwaargronden van eiser inhoudelijk moeten behandelen.
5.3
Voor zover het bezwaar van eiser ongegrond is verklaard, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal uitgaan. Als die bevindingen voldoende gemotiveerd worden betwist, zal verweerder echter moeten onderzoeken of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling ten grondslag kunnen worden gelegd dat het voertuig niet meer aan de in artikel 38, eerste lid, aanhef en onder b, van het Kentekenreglement in verband met artikel 51a, derde lid, aanhef en onder b, Wvw en in verband met artikel 5.6.8, eerste lid, van de Regeling voertuigen voldoet.
5.4
In het onderhavige geval heeft eiser in zijn bezwaarschrift gesteld dat de politieagent bij de meting tegen de rollerbank heeft aangeschopt waardoor de teller van 54 naar 58 km/u versprong. In beroep heeft eiser die stelling onderbouwd met een verklaring van zijn zoon en diens vriendin en een beschikking van het CVOM van 23 juni 2022 waarin staat dat de verkeersboete, die was opgelegd naar aanleiding van de snelheidsconstructieovertreding op 3 februari 2022, is vernietigd omdat de door de verbalisant aan het CVOM verstrekte informatie onvolledig is. Omdat eiser de bevindingen van de politie gemotiveerd heeft betwist, was het vervolgens aan verweerder om de door eiser gemaakte bedenkingen bij de constatering van de politie te weerleggen. Verweerder heeft dat niet (tijdig) gedaan en heeft volstaan met de enkele stelling dat hij (nog steeds) van de melding van de politie uitgaat. Dat is onvoldoende. Bovendien is ter zitting gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat de politieagent zijn voeten heeft gebruikt tijdens de meting, al dan niet om de bromfietsrollentestbank in te stellen voor het uitvoeren van de meting. Niet uitgesloten is dat het gebruik van zijn voeten van invloed is of kan zijn geweest op de meting. De rechtbank kan echter niet achterhalen wat er precies is gebeurd. De door verweerder overgelegde stukken zijn daarvoor niet toereikend omdat verweerder in de door hem tijdig overgelegde stukken en het proces-verbaal zwarte strepen heeft gezet, waardoor de authenticiteit van die stukken en de juistheid daarvan thans niet kan worden vastgesteld. Bovendien is het overleggen van deels weggelakte stukken, zoals verweerder ter zitting ook niet heeft bestreden, in strijd met artikel 8:42 Awb. Verweerder heeft daarom de door eiser gemaakte bedenkingen niet kunnen weerleggen. Dat betekent dat het bestreden besluit is gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek en niet is gebaseerd op voldoende overtuigend bewijsmateriaal. Dit geding biedt geen ruimte om die gebreken nog te herstellen. Om die reden kunnen het bestreden besluit en het primaire besluit niet in stand blijven.
5.4
Eiser heeft verzocht om vergoeding van kosten van de (her)keuring, reiskosten naar de keuring, kosten van een opgenomen vrije dag voor de keuring en extra reiskosten gedurende het rijverbod. Hij heeft de schadeposten niet toegelicht of onderbouwd. De op 12 oktober 2022 nog gegeven toelichting, laat de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, buiten beschouwing. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding van eiser dan ook af omdat het verzoek niet toereikend onderbouwd is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verder bepaalt de rechtbank dat het primaire besluit wordt herroepen en dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en het verbod met het voertuig te rijden alsnog ongedaan wordt gemaakt.
7. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de door hem gemaakte proceskosten, namelijk € 16,80 aan reiskosten en € 70,43 aan verletkosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2022 door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Bijlage: in deze uitspraak aangehaalde wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:4 luidt, voor zover van belang, als volgt:
(…)
3 Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
(…)
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor.
(…)
Artikel 8:42, eerste lid, luidt, voor zover van belang:
Binnen vier weken na de dag van verzending van de gronden van het beroepschrift aan het bestuursorgaan zendt dit de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter (…)
Artikel 8:58, eerste lid, luidt:
Tot tien dagen voor de zitting kunnen partijen nadere stukken indienen.
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 51a, derde lid, luidt, voor zover van belang, als volgt:
Onverminderd het eerste en tweede lid, kan een tenaamstelling vervallen worden verklaard:
(…)
b. indien het ingeschreven voertuig niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet, met uitzondering van hoofdstuk III, vastgestelde eisen;
(…)
Regeling voertuigen
Artikel 5.6.8, eerste lid, luidt, voor zover van belang, als volgt:
Bromfietsen die blijkens de kentekencard, het kentekenbewijs of het kentekenregister een maximumconstructiesnelheid van meer dan 25 km/h tot en met 45 km/h hebben, moeten bij voortduring aan deze snelheid, vermeerderd met 5 km/h, voldoen. (…)
Artikel 8.4.92 luidt als volgt:
De maximale fout bedraagt bij een snelheid:
a. die niet groter is dan 50 km/h: 5 km/h;
b. die groter is dan 50 km/h: 10%.
Kentekenreglement
Artikel 38 luit, voor zover van belang, als volgt:
1. De Dienst Wegverkeer kan bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden indien naar het oordeel van deze dienst:
(…)
b. het voertuig niet voldoet aan een of meer van de in artikel 51a, derde lid, onderdelen b, c, of d, van de wet bedoelde eisen (…)

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 november 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:10794 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3358.