ECLI:NL:RBNHO:2022:10434

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
21/4516
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een uitweg ten behoeve van een burgerhulppost

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 16 november 2022, wordt het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het aanleggen van een uitrit beoordeeld. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland voor een uitweg ten behoeve van een burgerhulppost. Eisers betogen dat de vergunning niet verleend had mogen worden, omdat de uitrit ten koste gaat van een openbare parkeerplaats en er geen maatschappelijke noodzaak zou zijn. De rechtbank onderzoekt de argumenten van eisers en concludeert dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank stelt vast dat de maatschappelijke noodzaak voor de burgerhulppost voldoende is onderbouwd door het college, vooral gezien de sluiting van de brandweerkazerne in 2015. De rechtbank oordeelt dat de argumenten van eisers, waaronder de vermeende onjuistheid van de parkeerbehoefte en de illegale bouwactiviteiten, niet opwegen tegen de motivering van het college. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4516
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2022 in de zaak tussen
[eiser] en [eiser 1], uit [woonplaats] , eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland
(gemachtigden: drs. M.J.E. Cornelisse, W. Kieft en D. Alwart).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende 1] uit [derde belanghebbende 2] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. E.W.M. Aalsma).
Inleiding
1.1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de door het college aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het aanleggen van een in- en uitrit op de locatie [adres 1] te [woonplaats] (hierna ook: het perceel).
1.2 Het college heeft de omgevingsvergunning met het primaire besluit van 12 maart 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 31 augustus 2021 heeft het college het bezwaar van eisers gegrond verklaard, maar onder aanvulling van de motivering de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten.
1.3 Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4 De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van het college met L.E.M. Brouwer, K. Dubbeld, T. Ris en K. van der Voren namens vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder.
Totstandkoming van het besluit
2.1 Eiser [eiser] woont op het adres [adres 3] direct naast het perceel. Eiser [eiser 1] woont schuin achter de andere zijde van het perceel op het adres [adres 4] .
2.2 Met het bouwplan wordt een uitrit gerealiseerd voor een burgerhulppost die is gevestigd in de opslag van de voormalige sporthal op het perceel. In de burgerhulppost wordt een hulpvoertuig met motorspuitaanhanger gestald, waarmee vrijwilligers in een noodgeval met spoed moeten kunnen uitrijden. Om die reden is een vergunning aangevraagd voor het realiseren van een uitrit.
2.3 Ingevolge artikel 2.2, eerste lid en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is een omgevingsvergunning vereist voor het realiseren van een uitweg als een gemeentelijke verordening dat bepaalt. In artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Wormerland 2020 (APV) is het verboden om zonder omgevingsvergunning een uitweg te realiseren. In het tweede lid en onder b van voornoemd artikel staat dat de vergunning wordt geweigerd als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. Als gevolg van het bouwplan zal één openbare parkeerplaats komen te vervallen. Het college acht dit echter noodzakelijk voor het functioneren van de burgerhulppost. Volgens het college bestaat voor de burgerhulppost een maatschappelijke noodzaak omdat in 2015 de brandweerkazerne is gesloten. Het college heeft de omgevingsvergunning daarom verleend.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid aan vergunninghouder de omgevingsvergunning kon verlenen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, dat zijn de beroepsgronden. Eisers hebben – kort samengevat – aangevoerd dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden omdat niet wordt voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden. Verder voeren eisers aan dat het college de parkeerbehoefte niet goed heeft berekend in verband met toekomstige activiteiten. Het college heeft verder ten onrechte geen rekening gehouden met de door eisers aangedragen alternatieven. Ten slotte is volgens eisers sprake van illegale bouwactiviteiten bij het perceel.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1 Het perceel heeft de bestemming ‘Maatschappelijke voorziening’ op grond van het bestemmingsplan ‘Oostknollendam, Jisp en Neck’ (het bestemmingsplan).
5.2 De (verdere) voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

6.Omvang van het geding

De rechtbank begrijpt uit het dossier en naar aanleiding van wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht dat het bestreden besluit een voorgeschiedenis kent en dat er meerdere belangen spelen rondom het perceel. In deze zaak ligt echter uitsluitend ter beoordeling van de rechtbank voor de vraag of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning kon verlenen aan vergunninghouder voor het realiseren van een uitrit. Andere stukken of omstandigheden die daar geen betrekking op hebben zullen daarom buiten beschouwing worden gelaten.

7.Het standpunt van partijen

7.1
Eisers voeren in de eerste plaats aan dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden omdat de uitrit ten koste gaat van een openbare parkeerplaats terwijl dat niet had gehoeven. De omgevingsvergunning had ook niet verleend mogen worden omdat eiser [eiser] het burenakkoord niet heeft ondertekend. Volgens eisers is toestemming van hem vereist omdat hij de directe buur is. Verder voeren eisers aan dat het college de parkeerbehoefte verkeerd heeft berekend omdat de activiteiten in de (voormalige) sporthal zullen worden uitgebreid. Dat blijkt uit een krantenartikel dat eisers hebben overgelegd. Als gevolg van die toekomstige activiteiten zal de parkeerdruk toenemen en is het onevenredig bezwarend dat een openbare parkeerplaats wordt opgeheven. Het bouwplan is ook in strijd met de regel dat een uitrit niet binnen 5 meter van uitwegen van omwonenden mag worden gerealiseerd. Verder is het college niet ingegaan op het door eisers voorgestelde alternatief om de, na opheffing van de openbare parkeerplaats, overgebleven mindervalideparkeerplaats te verplaatsen naar de voorzijde van het Dorpshuis. Eisers hebben in bezwaar ook al voorgesteld om een parkeerplaats te realiseren voor de woning van eiser [eiser] . Meer in het algemeen voelen eisers zich onjuist bejegend omdat het college niet reageert op hun brieven en voorstellen. Ten slotte is vergunninghouder al begonnen met bouwwerkzaamheden terwijl de (beroeps)procedure nog loopt.
7.2
Het college stelt zich op het standpunt dat de uitrit noodzakelijk is omdat hiermee een snelle toegang vanuit de besloten ruimte in de burgerhulppost naar de openbare weg mogelijk wordt gemaakt. Het realiseren van de burgerhulppost is een bestuurlijke keuze geweest van de gemeente Wormerland in verband met het sluiten van de brandweerkazerne in 2015 door de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland. De vrijwilligers van de burgerhulppost bieden ondersteuning aan de brandweer. In het geval van een calamiteit dienen de vrijwilligers zo snel mogelijk ter plaatse te zijn om verdere schade te bedwingen. Daarna wordt het werk overgedragen aan de brandweer uit de omgeving. De vrijwilligers beschikken ook over een AED- en BHV-diploma en verlenen eerste hulp omdat er geen ziekenhuizen in de directe omgeving zijn. Volgens het college bestaat er daarom een maatschappelijke noodzaak voor de burgerhulppost en de uitweg. Verder heeft het college vergunninghouder geadviseerd om de buren op de hoogte te brengen van haar aanvraag. Het ontbreken van toestemming van de directe bu(u)r(en) is geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren. Het college dient namelijk te beoordelen of sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Wat betreft de eventuele toekomstige functies in de voormalige sporthal stelt het college dat naar de verkeersaantrekkende werking gekeken zal worden als er een concrete aanvraag wordt ingediend. Verder is er geen regelgeving waaruit blijkt dat een afstand van 5 meter dient te worden aangehouden tussen uitwegen. Bovendien wordt de ontsluiting van de bewoners gevormd door een weg, geen uitweg, zodat het houden van afstand tussen twee uitwegen niet aan de orde is. Het voorstel van eisers om de mindervalideparkeerplaats voor het dorpshuis te plaatsen is niet geschikt als permanente oplossing omdat de entree van het dorpshuis vrij moet blijven voor nood- en hulpdiensten. Ten tijde van de bezwaarprocedure is het alternatief om de mindervalideparkeerplaats voor de woning van eiser [eiser] te plaatsen reeds onderzocht. De wegbeheerder heeft aangegeven dat dit niet mogelijk is omdat het wegdek te smal is en geen parkeerstrook aanwezig is. Ten slotte komt het voor risico van vergunninghouder dat zij reeds is begonnen met het realiseren van de uitweg terwijl de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is.

8.Het oordeel van de rechtbank

8.1
Ter beoordeling van de rechtbank ligt voor de vraag of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning kon verlenen aan vergunninghouder voor het realiseren van een uitweg. Tussen partijen is in geschil of het bouwplan al dan niet zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, als bedoelt in artikel 2:12, tweede lid en onder b, van de APV. In dat kader heeft het college de maatschappelijke noodzaak van de burgerhulppost en het belang van de vrijwilligers om snel uit te kunnen rijden uitvoerig toegelicht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college daarmee de noodzaak van het opheffen van de parkeerplaats ten behoeve van de uitweg voldoende gemotiveerd. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning kon verlenen omdat daaraan op grond van de APV geen weigeringsgronden aan in de weg stonden. Dat het burenakkoord niet is ondertekend door eiser [eiser] maakt het voorgaande niet anders. Immers is het ondertekenen van het burenakkoord is niet als voorwaarde voor vergunningverlening opgenomen in de Wabo of de APV. In zoverre slaagt het beroep niet.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat het overige door eisers aangevoerde evenmin tot het oordeel kan leiden dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. Hiervoor is vastgesteld dat geen weigeringsgronden in de weg staan aan vergunningverlening. De mogelijkheid dat parkeerdruk zal ontstaan als gevolg van een toekomstige uitbreiding van activiteiten hoefde het college niet bij zijn beoordeling te betrekken. Dit omdat dit een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft. Bovendien is ter zitting door verweerder toegelicht dat op korte afstand van de onderhavige locatie het parkeerterrein van de voetbalclub is gelegen, waarvan bij toename van de parkeerdruk gebruik gemaakt kan worden. Wat betreft de door eisers aangedragen alternatieven, wijst de rechtbank op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] waaruit blijkt dat het bevoegd orgaan dient te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het project, zoals daarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd. Als een project op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met minder bezwaren. Daarvan is in dit geval geen sprake omdat het college na onderzoek te hebben gedaan voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat- en waarom een parkeerplaats voor het dorpshuis geen geschikte oplossing is. Dit geldt ook voor het voorstel om de parkeerplaats voor de woning van eiser [eiser] te plaatsen. Verder is het standpunt van verweerder dat er ter plaatse geen sprake is van regelgeving waaruit blijkt dat een afstand van 5 meter dient te worden aangehouden tussen (uit)wegen niet betwist en is de rechtbank hiervan ook niet gebleken. Ten slotte heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het voor rekening komt van vergunninghouder dat zij reeds is begonnen met het realiseren van de uitweg. Voor zover sprake zou zijn van andere (illegale) bouwwerkzaamheden dan het realiseren van de uitweg valt dit buiten de omvang van het geding.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
9. De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid een omgevingsvergunning kon verlenen aan vergunninghouder voor het realiseren van een uitweg. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en eisers geen gelijk krijgen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2 luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
(…)
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
(…)
Algemene Plaatselijke Verordening Wormerland 2020
Artikel 2:12 luidt als volgt:
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2 In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
ter voorkoming van het gevaar voor het verkeer op de weg;
indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
Indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
3 Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:504.