ECLI:NL:RBNHO:2022:10415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/15/333465 / FA RK 22/5145
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 november 2022 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een combinatie van ADHD, laagbegaafdheid en middelenafhankelijkheid. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank overweegt dat een verslaving aan middelen op zichzelf niet voldoende is voor toepassing van de Wvggz; er moet sprake zijn van een psychische stoornis die het gedrag van de betrokkene zodanig beïnvloedt dat het gevaar niet kan worden toegerekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene door haar psychische kwetsbaarheden impulsief handelt en de gevolgen van haar daden niet overziet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelt dat er nog steeds sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van 12 maanden, tot en met 17 november 2023, met specifieke vormen van verplichte zorg zoals het toedienen van medicatie en het beperken van bewegingsvrijheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/333465 / FA RK 22/5145
beschikking van de enkelvoudige kamer van 17 november 2022,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven te [adres] (gemeente [gemeente] ),
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. L.A. Korfker, gevestigd te IJmuiden.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 november 2022, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de politiemutaties van 29 september 2022;
  • een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 29 september 2022;
  • het crisissignaleringsplan van 8 oktober 2022;
  • de medische verklaring van 21 oktober 2022;
  • het zorgplan van 31 oktober 2022;
  • de zorgkaart van 31 oktober 2022;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 1 november 2022;
  • de crisiskaart.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
17 november 2022, in het gebouw van voornoemde accommodatie.
1.4.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • [arts-assistent] , arts-assistent;
  • [verpleegkundige] , verpleegkundige.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene heeft de rechtbank verzocht om het verzoek van de officier van justitie af te wijzen. Betrokkene erkent wel dat er sprake is van ADHD en van laagbegaafdheid, maar zij is niet verslaafd aan middelen. Het gaat beter met betrokkene en er is geen dreigend ernstig nadeel meer. Betrokkene staat positief tegenover de hulpverlening. Een zorgmachtiging vindt zij daarom eigenlijk niet nodig. In elk geval wil betrokkene dat de huidige opname snel eindigt, want het helpt haar niet meer. Betrokkene wil gaan samenwonen met haar vriend. Zij gaat dus niet rondzwerven en zij zal om die reden ook niet meer vervallen in middelengebruik.
2.2.
De arts-assistent heeft naar voren gebracht dat betrokkene nu middelenvrij is, omdat zij zich binnen de gestructureerde setting van de accommodatie heeft geconformeerd aan de afspraken hierover. Zij heeft daar ook belang bij, omdat ze graag weer naar buiten wil. De vraag is echter of zij dit buiten vol kan houden, zeker nu haar vriend wél middelen gebruikt. Als betrokkene zich begeeft in een omgeving met gebruikers, is de kans op een terugval zeer reëel, gelet op haar problematiek en beïnvloedbaarheid. De verslaving is een valkuil waarmee betrokkene iedere dag moet dealen.
Op korte termijn zal een capaciteitenonderzoek bij betrokkene worden uitgevoerd. De uitkomst daarvan kan gebruikt worden om een goed vervolgplan te maken. Het is belangrijk dat er een passende woonplek voor betrokkene gevonden wordt. Wat passend is, hangt af van de uitkomsten van het onderzoek.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Een verslaving aan middelen kan op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz leiden. Daarvoor moet sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. In het geval van betrokkene is sprake van een combinatie van ADHD, laagbegaafdheid en afhankelijkheid van middelen. Als gevolg van deze combinatie van (psychische) kwetsbaarheden is betrokkene zeer beïnvloedbaar, handelt zij impulsief en overziet zij de gevolgen van haar handelingen totaal niet. Zo is betrokkene recent nog tijdens verlof zodanig onder invloed van middelen komen te verkeren dat zij volledig ontredderd in de lobby van een hotel is aangetroffen. Vóór de huidige opname zwierf betrokkene en is ze haar uitkering kwijt geraakt. Ook heeft zij een scooter op haar naam laten zetten terwijl zij die niet in gebruik had en heeft ze, mede als gevolg daarvan, flinke schulden gemaakt. Betrokkene brengt als gevolg van de psychische stoornis zichzelf in gevaar en is ook zeer kwetsbaar voor misbruik door anderen, zowel op financieel als lichamelijk gebied.
2.4.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de zin van de Wvggz, te weten ADHD en laagbegaafdheid in combinatie met afhankelijkheid van middelen. De rechtbank is verder van oordeel dat er nog steeds sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en verwerpt het verweer van de advocaat.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • ernstige financiële schade;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • een bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt;
  • dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Op grond van de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, acht de rechtbank gedurende de hele looptijd van de zorgmachtiging de volgende vormen van verplichte zorg nodig:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Uit de overgelegde stukken maakt de rechtbank op dat slechts in het geval dat betrokkene ernstig ontregelt, wordt overgegaan tot opname en de daarbij behorende vormen van verplichte zorg.
Indien dat het geval is en het ernstig nadeel niet langer kan worden afgewend door middel van de hiervoor vermelde vormen van verplichte zorg, worden gedurende de hele looptijd van de zorgmachtiging ook de volgende vormen van verplichte zorg nodig geacht:
- het beperken van bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie, telkens voor maximaal 6 maanden.
2.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank ziet, in reactie op het verweer van de advocaat, geen aanleiding de zorgmachtiging voor een kortere duur dan verzocht te verlenen, omdat de verslavingsproblematiek van betrokkene hardnekkig is en er tijd nodig is om een geschikte verblijfsplek te vinden, een ambulant kader op te zetten en betrokkene te begeleiden naar een meer gestructureerd en beschermd bestaan. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van 12 maanden, en geldt aldus tot en met 17 november 2023.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.7 is vermeld, alles voor de volledige duur van de zorgmachtiging, tenzij onder 2.7 een kortere duur is vermeld.
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
17 november 2023.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, rechter, in tegenwoordigheid van
E.B.B.M. van Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 november 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.