ECLI:NL:RBNHO:2022:10389

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
9325445
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreizen en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vluchten op 11 en 12 april 2019. De passagiers hebben hun aansluitende vluchten gemist door een vertraging van de eerste vlucht van Amsterdam naar Frankfurt. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet voorkomen hadden kunnen worden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden. De passagiers stelden dat de door de vervoerder overgelegde documenten niet als bewijs konden dienen, maar de kantonrechter verwierp deze stelling.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen, omdat de vervoerder had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9325445 \ CV EXPL 21-4553
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],allen wonende te [plaats 1]
4.
[eiser 4], wonende te [plaats 2]
5.
[eiser 5],
6.
[eiser 6],beiden wonende te [plaats 1]
7.
[eiser 7],
8.
[eiser 8],
9.
[eiser 9],allen wonende te [plaats 3]
10.
[eiser 10],wonende te [plaats 4]
11.
[eiser 11],wonende te [plaats 5]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaftgevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers sub 1 t/m 6 hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) naar Beograd Airport Belgrado (Servië) op 11 april 2019.
2.2.
De passagiers sub 7 t/m 9 hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) naar Pleso Airport (Kroatië) op 11 april 2019.
2.3.
De passagiers sub 10 en sub 11 hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) naar Kuala Lumpur International Airport (Maleisië) op 11 en 12 april 2019.
2.4.
Het eerste deel van de vlucht met vluchtnummer LH999 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht(en) gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatief reisschema, waarmee zij met meer dan drie uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen:
- de passagiers sub 1 t/m 6 met een vertraging van 14 uur en 48 minuten,
- de passagiers sub 7 t/m 9 met een vertraging van 13 uur en 15 minuten en
- de passagiers sub 10 en 11 met een vertraging van 22 uur en 45 minuten.
2.5.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 568,70 dan wel € 544,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 mei 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier (de passagiers sub 1 t/m 9) respectievelijk € 600,00 per passagier (de passagiers sub 10 en sub 11).

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, te weten door de luchtverkeersleiding opgelegde ATFM SLOT restricties, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden zoals hiervoor bedoeld. Hij voert daartoe aan dat vlucht LH999 deel uitmaakt van de rotatie Frankfurt – Amsterdam – Frankfurt. De gehele rotatie werd uitgevoerd met het toestel DAIUH. De direct voorafgaande vlucht (LH998) stond gepland om 17:25 uur lokale tijd te vertrekken uit Frankfurt. De vervoerder heeft het vluchtrapport van vlucht LH998 overgelegd. Hieruit blijkt dat deze vlucht een vertrekvertraging had van in totaal 50 minuten. Volgens het vluchtrapport is 23 minuten vertraging ontstaan wegens vertragingscode 89 en 27 minuten vertraging door vertragingscode 93. De vervoerder heeft voor de betekenis van deze codes verwezen naar de door hem overgelegde IATIA delay codes, waaruit volgt dat code 89 staat voor:
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONSen code 93 voor
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector.
5.4.
De passagiers stellen dat de door de vervoerder overgelegde documenten niet als bewijs kunnen dienen voor het bestaan van buitengewone omstandigheden. In het vluchtrapport (productie 2 bij conclusie van antwoord) staat dat vlucht LH998 is vertraagd wegens vertragingscode 89 (restricties op de luchthaven van vertrek), terwijl in de overgelegde “Slot Allocation Message” (SAM) en “Slot Revision Messages” (SRM) (productie 4 bij conclusie van antwoord) staat dat de restricties zijn opgelegd wegens vertragingscode 83 (restricties op de luchthaven van aankomst). Deze codes zijn elkaars tegenovergestelde, aldus de passagiers. De vervoerder heeft daartegen aangevoerd dat de slotrestricties zijn opgelegd door de lokale luchtverkeersleiding op de luchthaven van vertrek. In het onderhavige geval zou vlucht LH998 van Frankfurt naar Amsterdam vliegen. De aan vlucht LH998 opgelegde slotrestricties zijn derhalve opgelegd door het lokale luchtverkeersbeheer in Frankfurt en hadden betrekking op de luchthaven van Amsterdam. Het is om deze reden dat de SAM en SRM code 83 vermelden. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat het in dergelijke gevallen voorkomt dat het vluchtrapport code 89 vermeldt, omdat de restricties zijn opgelegd op de plaats van vertrek. De stelling van de passagiers treft dan ook geen doel.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en de toekenning van een latere slottijd in beginsel is aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De passagiers stellen dat de oorzaak die ten grondslag ligt aan de slotrestricties van de luchtverkeersleiding bepalend is voor de kwalificatie als buitengewone omstandigheid. Volgens de passagiers waren de slotrestricties het gevolg van gepland onderhoud aan de Zwanenburgerbaan. Dergelijke slotrestricties kunnen volgens de passagiers geen buitengewone omstandigheden opleveren omdat het onderhoud reeds geruime tijd voor de vlucht was aangekondigd. De kantonrechter volgt deze stelling niet. De reden voor het opleggen van restricties door de luchtverkeersleiding is in beginsel niet relevant voor de kwalificatie als buitengewone omstandigheid Wanneer een vlucht een gewijzigd slot krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de gewijzigde slottijden heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder.
5.6.
De passagiers stellen voorts dat een besluit van de luchtverkeersleiding slechts een buitengewone omstandigheid kan opleveren indien dit besluit een langdurige vertraging heeft veroorzaakt. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Voor zover de passagiers bedoelen dat niet wordt voldaan aan paragraaf 15 van de considerans van de Verordening, wordt overwogen dat een dergelijk besluit vermoed wordt een buitengewone omstandigheid op te leveren, maar dat dit niet betekent dat een ander besluit van de luchtverkeersleiding geen buitengewone omstandigheid kan opleveren.
5.7.
Ten aanzien van de vertraging van vlucht LH998 ten gevolge van vertragingscode 93 heeft de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. Volgens de vervoerder is er sprake van samenloop van vertragingsoorzaken, waarbij de door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen de doorslaggevende factor vormen. De vervoerder heeft, onder verwijzing naar de overgelegde SRM en SAM, aangevoerd dat de eerst gewijzigde slottijd 1 uur en 23 minuten vóór de schema vertrektijd van vlucht LH998 aan de vlucht in kwestie is opgelegd. De slotrestricties van de luchtverkeersleiding hielden dan ook geen verband de vertraagde uitvoering van de aan vlucht LH998 voorafgaande vlucht. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vertraging van vlucht LH998, veroorzaakt door code 93 in dit geval van ondergeschikt belang is. Ook indien geen vertraging door deze laatstgenoemde code was ontstaan, en het toestel dus tijdig klaar zou hebben gestaan voor vertrek, diende de vervoerder de door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties op te volgen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vlucht LH998 ten gevolge van de slotrestricties met een vertraging van 50 minuten uit Frankfurt is vertrokken. De vertrekvertraging van vlucht LH998 is derhalve het gevolg van buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening. De kantonrechter stelt vast dat er een verschil van 1 minuut bestaat de tussen de vertrekvertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheden en de aankomstvertraging. Het is niet komen vast te staan dat deze aanvullende vertraging eveneens door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt.
5.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheden doorwerken naar de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn indien de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LH998 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht, nu uit het vluchtrapport van de vlucht blijkt dat de vertraging voor de duur van 21 minuten is veroorzaakt wegens vertragingscode 93, hetgeen volgens de vervoerder staat voor de vertraging die is ontstaan wegens de aankomstvertraging van de vorige vlucht. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH998 werkt dan ook door naar de onderhavige vlucht. De vertraging van vlucht LH999 wegens de verlate binnenkomst van het toestel met vlucht LH998 bedraagt 21 minuten. Hieruit blijkt dat een deel van de vertraging van de voorafgaande vlucht is ingehaald. In deze stand van zaken werkt de vertraging van vlucht LH998 als gevolg van een buitengewone omstandigheid voor de duur van 21 minuten door op de vlucht.
5.9.
Uit het vluchtrapport van vlucht LH999 volgt daarnaast dat sprake was van een vertrekvertraging van 9 minuten als gevolg van vertragingscode 89. De vervoerder heeft toegelicht dat deze code staat voor:
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS. Zoals reeds is overwogen is het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en de toekenning van een latere slottijd aan te merken als een buitengewone omstandigheid. In dit verband wordt verwezen naar hetgeen onder 5.5. is overwogen. Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat ook deze vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening.
5.10.
De kantonrechter stelt vast dat er een verschil van 1 minuut bestaat de tussen de vertrekvertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheden (30 minuten) en de aankomstvertraging van de vlucht (31 minuten). Het is niet komen vast te staan dat deze aanvullende vertraging eveneens door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers hun aansluitende vlucht(en) evengoed hadden gemist indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden en dat de passagiers de aansluitende vlucht(en) hebben gemist ten gevolge van de 1 minuut vertraging die niet door een buitengewone omstandigheid is veroorzaakt. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.11.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagiers heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“
Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 30 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht(en) niet meer hadden kunnen halen.
5.12.
De passagiers stellen voorts dat zij niet zijn omgeboekt naar een vlucht ‘bij eerste gelegenheid’. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagiers zijn in het onderhavige geval echter met een vertraging van minder 24 uur aangekomen op hun overeengekomen eindbestemming. Niet gebleken is dan ook dat de alternatief aangeboden vluchten geen redelijke maatregel vormen.
5.13.
De vervoerder heeft aangevoerd zo hard als mogelijk te hebben gevlogen, hetgeen niet door de passagiers is betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De door de vervoerder verzochte rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter